Zefanja - Semper reformanda (4)
Zef. 3: 6-12:
6 Ik heb heidenvolken uitgeroeid, hun hoektorens zijn verwoest. Ik heb hun straten leeggemaakt, niemand trekt er nog doorheen. Hun steden liggen in puin; er is niemand meer, geen enkele inwoner.
7 Ik zei: Nu zult u Mij zeker vrezen, u zult de vermaning aanvaarden, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden, hoe Ik haar ook gestraft zou hebben. Toch waren zij er vroeg bij, zij hebben totaal verderfelijk gehandeld.
8 Daarom, verwacht Mij, spreekt de HEERE, op de dag dat Ik opsta om buit te halen, want Mijn oordeel is de heidenvolken te verzamelen, de koninkrijken bijeen te brengen, om over hen Mijn gramschap uit te storten, heel Mijn brandende toorn. Want door het vuur van Mijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden.
9 Voorzeker, dan zal Ik bij de volken de lippen veranderen in reine lippen, zodat zij allen de Naam van de HEERE zullen aanroepen, om Hem schouder aan schouder te dienen. (…)
11 Op die dag zult u niet beschaamd zijn over al uw daden waarmee u tegen Mij in opstand kwam, want dan zal Ik hen uit uw midden wegdoen die uitgelaten zijn over uw hoogmoed. Voortaan zult u zich niet meer verheffen omwille van Mijn heilige berg.
12 Maar Ik zal in uw midden doen overblijven een ellendig en arm volk. Zij zullen op de Naam van de HEERE vertrouwen.
Aanvaard de vermaning
De HEERE spreekt Zijn volk aan met Zijn verbondsdreiging, maar tegelijk met de roep tot ootmoed, geloof en bekering. Want Zijn volk was wel een hardnekkig en weerspannig volk gebleken, toch was het nog steeds Zijn volk. Het volk van het oude verbond waar de Christus uit zou voortkomen.
De HEERE blijft dat doen ook als er sprake is van afval. Hij speekt in vers 6 en 7 Zelf tot Zijn volk heel indringend: Nu zult u zich toch bekeren? U heeft toch gezien hoe ik heidenvolken heb uitgeroeid?
Zie dat toch als waarschuwing en bekeer je! Maar Israël heeft niet willen luisteren. Net zo bewogen heeft de Heere Jezus de Joden aangesproken in Matt. 23: 37:
Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!
Maar dan komt er ook een einde aan Gods lankmoedigheid. Dan komt het gericht van de ballingschap: vers 8. De HEERE is getrouw in vloek en zegen.
Het is te meer verschrikkelijk als de kerk opnieuw afvalt nadat onze Here Christus gekomen is.
Ook nu toont de Heere door Zijn tuchtiging Zijn liefde, geduld en lankmoedigheid. Met elke woordverkondiging roept Hij op tot het ware geloof. Met het doel bekering te bewerken en om te volharden in het geloof. Ook nu komt de Heere nog met Zijn vermaning en dreiging, zoals de Hebreeën dit moesten horen (Hebr. 12: 25, 28, 29):
Let er dan op dat u Hem Die spreekt, niet verwerpt. Want als zij niet zijn ontkomen die hem verwierpen die op aarde aanwijzingen van God deed horen, veelmeer zullen wij niet ontkomen, als wij ons afkeren van Hem Die vanuit de hemelen spreekt.(…)
Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied.
Want onze God is een verterend vuur.
Gods Woord brengt ons zo voortdurend in de crisis. Het is een crisis die oordeel met zich meebrengt. Dat oordeel begint bij het huis van God, Zijn kerk, 1 Petrus 4: 17. Zo bewerkt de Heere loutering, schifting. God wil door Zijn Woord en Geest ook nu steeds weer bekering uitwerken.
Reine lippen: waarheid
Door die schifting heen wil de HEERE ook ware eenheid bewerken. Eenheid in het ware geloof.
Hij zoekt een volk dat Hem van harte wil dienen. Dat bewerkt Hij Zelf door Zijn volk reine lippen te geven (vers 9). Hij verandert de lippen door Zijn kerk te heiligen en te zuiveren. Zodat zij allen de naam van de HEERE zullen aanroepen en Hem schouder aan schouder dienen.
Reine lippen zullen moeten voortkomen uit een rein hart. Een rein hart maakt dat ook de lippen rein zijn. Dat geeft de HEERE: Jer. 24: 7; 31: 33; 32: 39; 2 Tim. 2: 22. Zodat de mond vol is van waar het hart van overloopt. “Rein” wijst vooral op de verzoening in Christus. Alleen door Zijn verzoening voor onze zonden is er reinheid mogelijk. Iedereen heeft dat nodig, dat geldt ook profeten.
Jesaja moest bij zijn roeping belijden (Jes. 6: 5):
Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen.
Om onreine lippen weer rein te maken zou de Heere Christus ook Zijn Heilige Geest uitstorten. Zodat aan zijn volk andere harten gegeven werden.
De mensen die eigenwillig en hoogmoedig zichzelf zoeken, eigen eer en roem, zal de HEERE Zelf verwijderen uit het midden van Zijn kerk (vers 11). Dat gebeurt als met Pinksteren de Heere Zijn gemeente bouwt op het fundament van profeten en apostelen, waarvan Hij Zelf de hoeksteen is.
Dan worden de takken afgekapt van de hoogmoedigen, die zich blijven beroemen op hun afkomst, hun kerkstad, hun leiders, maar die de Christus verwerpen. Vers 11b:
dan zal Ik hen uit uw midden wegdoen die uitgelaten zijn over uw hoogmoed. Voortaan zult u zich niet meer verheffen omwille van Mijn heilige berg.
Tegelijk brengt de HEERE Zijn kinderen, die Hem nu wel oprecht vrezen, uit alle volken bijeen .
Dat ziet al op de terugkeer uit de ballingschap. Dat ziet ook op de bekering in heidenvolken. Met Pinksteren heeft ook dit zijn volle vervulling gekregen. Want de Here wil uiteindelijk een kerk uit alle volken, als een bruid die onberispelijk is.
Schouder aan schouder: eenheid
De Heere wil in Zijn kerk geen verdeeldheid, maar eenheid in het ware geloof.
Hij wil dat dwaling en verbondsverlating worden uitgebannen, maar ook independentisme, waarbij je op jezelf wil staan met gelijkgezinden. God wil dat Zijn volk Hem dient “schouder aan schouder” (vers 9). Dat wijst op inzet van allen, zodat samen dezelfde zaak van de HEERE gediend en gedragen wordt. Zó groeit de kerk naar Christus toe (Ef. 4: 16).
Van Hem uit wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden door elke band die ondersteuning geeft, overeenkomstig de mate waarin ieder deel werkzaam is. Zo verkrijgt het lichaam zijn groei, tot opbouw van zichzelf in de liefde.
Artikel 28 van NGB geeft dit ook aan:
Daarom moet ieder zich bij haar voegen en zich met haar verenigen. Zo wordt de eenheid van de kerk bewaard; men onderwerpt zich aan haar onderwijzing en tucht, buigt de hals onder het juk van Jezus Christus en dient de opbouw van de broeders overeenkomstig de gaven die God aan allen verleend heeft, als leden van eenzelfde lichaam.
Wie die eenheid opbreekt komt aan het Huis van God (1 Kor. 3: 17) en het Lichaam van Christus (Kol. 3: 15). De bedoeling van de HEERE is dat Hij Zijn kerk wil bewaren. Hij alleen kan dat bewerken.
Maar het gebeurt wel in de weg van het gehoorzamen aan Zijn geopenbaarde wil.
Naar Zijn verbondsbeloften èn Zijn verbondseisen. Dan zal er ook verbondszegen mogen zijn als
zegen voor de ware kerk. Als de kerk vasthoudt aan de ene waarheid èn aan de ware eenheid dan is dat een gave en opgave van God tot Zijn eer, Rom. 15: 5, 6:
En de God van de volharding en van de vertroosting moge u geven onderling eensgezind te zijn in overeenstemming met Christus Jezus, opdat u eensgezind, met één mond, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus verheerlijkt.
(wordt vervolgd)