We hebben een voortreffelijke Advocaat!
In de vorige weken zijn de artikelen 24 en 25 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis behandeld. Daarin is besproken hoe het verlossingswerk van Jezus Christus ons tot een nieuw leven wekt. Ook is besproken hoe we de schaduwachtige gebruiken uit het Oude Testament moeten bekijken. Art. 26 NGB bouwt verder op de belijdenis van voorgaande artikelen. Wij hebben een Heiland, die echt God en echt mens is. Wij zijn aan Hem door het geloof verbonden. En dit geloof spoort ons aan om ons leven te heiligen. Dit alles is in voorgaande artikelen besproken. Bidden is toegang krijgen tot God. Maar misschien denk je na het lezen van de eerste alinea: dit is toch wel erg gemakkelijk. Zomaar bidden tot God, de Almachtige Schepper van hemel en aarde? Op ieder moment van de dag? Zo vaak als we dat willen? Hem aanroepen, die ver boven de aarde troont? Hij, die de hele schepping in stand houdt en regeert? Hij is zo groot, wij zijn zo klein. De HERE luistert toch niet naar mij. Ik kan beter één van de heiligen aanroepen. Zo leert de Roomse kerk. Eén van die mannen of vrouwen die in Hebreeën 11 genoemd worden. Of Paulus, of Petrus, misschien Calvijn, of Maria, de moeder van Jezus. Dat waren zulke gelovige mensen, daar zal de HERE vast wel naar luisteren. En aan de Zoon van God zijn wij door het geloof verbonden! Want juist Hij is aan de broeders in alle opzichten gelijk geworden, uitgezonderd de zonde (vgl. Hebr. 4: 15). Het is een gebrek aan vertrouwen, ja het is ongeloof, als wij andere middelaar zoeken (V&A 30 HC). Heel duidelijk wordt hier gestreden tegen de Roomse dwaling om heiligen aan te roepen. Een andere dwaling is dat men zich blindstaart op eigen onwaardigheid. Dan wordt gedacht dat men vanwege zijn zonden niet voor God mág verschijnen. Men meent dat zelfs te kunnen “bewijzen” vanuit de Schrift. Daar staat toch dat “onze God een verterend vuur is”(Hebr. 12:29). En de zondaars worden door dit vuur gedood. Kun je dan ooit voor God verschijnen? Twee dingen hebben we nu geleerd. We mogen niet via bijvoorbeeld Paulus of Petrus bidden. Ook hoeven we niet bang te zijn omdat we ons zelf onwaardig vinden. Het is bij allebei juist andersom! Het Evangelie moedigt ons, jou en mij, aan om rechtstreeks tot God te gaan. We mogen met vrijmoedigheid tot de troon der genade gaan, staat in Hebr. 4:16. We worden door Christus juist aangemoedigd om tot Hem te komen:
. En wat hebben wij nog meer nodig dan Hem:
. Nog steeds is onze God een verterend vuur, maar Hij zelf heeft een weg geopend om tot Hem te naderen. Wat zullen wij dan verdrinken in onze eigen ellende, als het God heeft behaagd ons – toen wij al in de zonde lagen – zijn Zoon te sturen om voor ons te pleiten? Juist Hij, de Eniggeboren Zoon van God, pleit voor ons aan de rechterhand van de Vader. En wij mogen vrijmoedig komen:
Bidden staat niet los van het Woord, blijkt heel duidelijk uit V&A 117 HC, waar gevraagd wordt wat een gebed is dat God aangenaam is en door Hem verhoord wordt. Alleen bidden zonder de Bijbel erbij te lezen is niet goed, want: In de catechismus wordt het gebed behandeld onder de dankbaarheid. Niet zomaar ergens op een onbelangrijke plek: het is het belangrijkste onderdeel van de dankbaarheid! We hebben het vaak over de dienst aan de HERE. We hebben gezien dat het geloof ons leven in vuur en vlam zet om steeds voor Hem te leven. Ons hele leven moet in Zijn dienst staan! En het eerste waar die dienst dan mee begint is bidden. Op een goede manier bidden vraagt heel veel inspanning en je volledige inzet. Hoe hard we ook werken op school, en hoe goed we ook opletten in de kerk, vereniging, catechisatie, het kan niet zonder een oprecht gebedsleven. Het gebed vraag dus om voortdurende aandacht. We hebben vrij toegang tot onze hemelse Vader, maar dat betekent niet dat we maar zonder er bij na te denken wat bidden terwijl we aan wat anders denken. Of het gebed afraffelen omdat we zo moe zijn en snel willen slapen. Of het eten staat al op tafel, dus gauw even een gebedje. Of alleen bidden om dingen die je wel kunt gebruiken. Misschien heb je wel een vriend of vriendin met wie je echt alle dingen in je leven bespreekt. Maar legt je ook alles voor aan de HERE? Het kiezen van je opleiding of studie, het kiezen van je (bij)baan(tje), moeilijke vragen waar je mee zit: leg je het voor aan je hemelse Vader? Hij vraagt van ons gehoorzaamheid, alles wat wij doen moet tot zijn eer zijn! Dit betekent voor het gebed, dat je Hem ook voortdurend moet vragen om inzicht in de dingen die Hij wil dat jij doen zal. Niet bidden uit sleur. Of omdat het je nou eenmaal zo geleerd is. Maar uit liefde tot God voortdurend bidden om de leiding van Hem in je leven! En wat hebben wij dan een voortreffelijke Advocaat! Een Advocaat verdedigt aangeklaagden in de rechtszaal. Hij zal proberen om de feiten zo duidelijk mogelijk naar voren te krijgen. Zo kan de rechter een eerlijke straf geven. En onze Middelaar, onze Raadsman, brengt voor de Opperrechter zijn offer op Golgotha steeds naar voren. En Hij pleit voor heel zijn volk. Hij zegt dat wij onschuldig zijn. Dat wij het eeuwige leven hebben verdiend...door Hem, door zijn bloed! Wij krijgen geen straf – de eeuwige dood – maar wij krijgen het eeuwige leven! De Opperrechter spreekt zijn oordeel uit: vrijspraak! Bidden staat vrij! Door het werk van onze voortreffelijke Advocaat. Dit is een geweldige zegen! Maar het is wel spreken tot God! Je hoeft geen dure woorden te gebruiken. Of elke dag minstens een uur te bidden. Of per sé heel lange gebeden “af te steken”. Wel moet je beseffen dat je tot God spreekt. En Jezus zelf heeft ons geleerd hoe wij tot Hemelse Vader, in zijn Naam moeten spreken. En Hij heeft ons beloofd:
. Gebeden ‘in Christus´ naam worden namens Christus aan de Vader voorgelegd. Spreek vrijuit, want de HERE hoort naar ons, om Jezus wil.
Artikel 26 NGB is het laatste artikel in de reeks over Christus´ verlossingswerk. Met dit artikel belijden we dat we niet anders dan door Jezus Christus toegang hebben tot God. En dit heeft grote gevolgen voor ons gebedsleven.
Toegang hebben tot onze Vader
Nu belijden wij dat we “toegang hebben” tot God. Ook dit is een geschenk van onze Heiland aan ons. Zonder Hem zou de toegang tot de Vader voor ons gesloten zijn. Maar dan moeten we op een goede manier, dat wil zeggen: een schriftuurlijke manier, omgaan met dit cadeau. Deze genadegave van het “toegang hebben” tot God is wat we ook heel gewoon noemen: bidden. Elke maaltijd beginnen en eindigen we met gebed. Elke dag sluiten we af met een persoonlijk gebed. Ook in de kerkdiensten en op de vergaderingen van de vereniging en catechisatie komen we meestal twee keer in gebed voor het aangezicht van de HERE. Bidden is voor ons eigenlijk heel gewoon.
Toch moeten we beseffen dat het niet zomaar iets is om telkens, zo vaak als we dat willen, toegang te krijgen tot de goddelijke majesteit. Onder het Oude Testament kreeg het volk toegang tot God door de priesters en de priesterdienst. De offers en andere rituelen hoorden bij de Oudtestamentische eredienst. Maar we weten uit het Evangelie dat de belofte van de Verlosser is vervuld (art. 17 NGB). De schaduwachtige gebruiken zijn afgeschaft (art. 25 NGB). Jezus Christus heeft ons met God verzoend, en is opgevaren naar de hemel. Hij zit daar aan de rechterhand van de Vader en pleit voor ons. Wat geweldig! Het verbondsverkeer – de levende verhouding van de levende God met ons als levende mensen – is niet meer gebonden aan ceremoniële wetten. Want nu heeft iedere gelovige in Jezus Christus vrij toegang tot de Koningstroon! We hoeven niet te wachten totdat de Koning ons met zijn scepter aanwijst, zoals Ester hierop moest wachten. We hoeven niet te wachten tot de HERE zegt: “wat hebt Gij en wat is uw wens?” (Est. 5:3), maar we mogen gaan: op ieder moment van de dag. Doe dit dan ook!Doe dit op een goede manier
We denken dan dat we vanwege onze kleinheid niet kúnnen verschijnen voor Gods heilig aangezicht. Deze gedachte wordt door de Schrift, en daarom door de NGB, duidelijk tegengesproken:
Indien wij een andere middelaar moesten zoeken, die ons gunstig gezind zou zijn, wie zouden wij dan kunnen vinden, die ons meer liefheeft dan Hij die zijn leven voor ons gegeven heeft, zelfs toen wij zijn vijanden waren (Rom. 5:8, 10)? En als wij iemand moesten zoeken die macht en aanzien heeft, wie is zo machtig en aanzienlijk als Hij die gezeten is aan de rechterhand van zijn Vader en die alle macht heeft in hemel en op aarde (Matt. 28:18)? En wie zal eerder verhoord worden dan de eigen zeer geliefde Zoon van God?
Ook dit is ongeloof en het is een onschriftuurlijke gedachte. Hebben we niet in de voorgaande artikelen gezien dat wij alles van de HERE krijgen uit genade. We moeten ons niet blindstaren op onze eigen gebreken. We hoeven niet eerst zondeloos te zijn, voordat we mogen bidden. Nee! Juist niet! Want, zo staat er zelfs in artikel 26 NGB, toen God zijn Zoon aan ons gaf, wist Hij heel goed dat wij zondaars waren! Dat wij zelfs vijanden waren van God. En toch heeft Hij zijn Eniggeboren Zoon gestuurd. Gods liefde voor ons is onmetelijk groot. In Jezus Christus zijn wij Gods verbondskinderen. Door het geloof is zijn gerechtigheid ónze gerechtigheid. En daarom hoeven we voor onze God niet bang te zijn!De juiste gebedspraktijk
“komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven (Matt. 11:28)
“Ik ben de weg en de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6)
“Weest in geen ding bezorgd, maar laat bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God” (Filip. 4:6).
Ten eerste moeten we weten tot Wie we bidden: dit weten we alleen uit het Woord. Hierin openbaart zich de levende Verbondsgod aan de mensen. Bidden vraagt bijbelstudie, om te leren wie God is en wat Hij van ons vraagt.
Ten tweede moeten we beseffen dat wij het niet verdiend hebben om Hem aan te roepen als Vader. Uit het Woord weten we immers dat we van onszelf in grote nood zitten, en ellendig zijn. Bidden vraagt opening van het Woord, om te leren dat we zonder redding verloren zouden gaan.
Ten derde mogen we weten dat de Vader ons gebed om Christus´ wil zeker zal verhoren. We bidden tot de levende God. Als je bidt dan hoort en verhoort de HERE het! Bidden vraagt kennis van de Schrift. Bidden vraagt ook vertrouwen dát de HERE ons hoort. De HERE heeft het gezegd en zal het doen: Hij verhoort ook mij!
Bidden en bijbellezen horen bij elkaar!Bidden
Bidden staat vrij
“wat gij ook vraagt in mijn Naam, Ik zal het doen” (Joh. 14: 13)