Sorry, u moet JavaScript inschakelen om de website te mogen bezoeken.
-A A +A

Wandelen in waarheid en liefde

Jaargang: 
11
Datum: 
20 sep. 2017
Nummer: 
18
Schrijver: 
S. de Marie
ID:
1776

2 Joh. 1:1-6:

1 De ouderling aan de uitverkoren vrouw en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb - en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid hebben leren kennen -

2 omwille van de waarheid, die in ons blijft en met ons zal zijn tot in eeuwigheid

3 genade, barmhartigheid, vrede zal met u zijn, van God de Vader en van de Heere Jezus Christus, de Zoon van de Vader, in waarheid en liefde.

4 Ik heb mij zeer verblijd dat ik er onder uw kinderen gevonden heb die in de waarheid wandelen, in overeenstemming met het gebod dat wij van de Vader ontvangen hebben.

5 En nu vraag ik u, vrouwe, niet alsof ik u een nieuw gebod schrijf, maar dat wat wij vanaf het begin gehad hebben: laten wij elkaar liefhebben.

6 En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod zoals u vanaf het begin gehoord hebt dat u daarin moet wandelen.

Waarheid en liefde

De apostel Johannes schrijft zijn tweede brief. Hij noemt zichzelf 'ouderling' en de gemeente 'vrouwe en haar kinderen'. In de eerste brief ontmaskerde hij de dwaalleer, die een bedreiging vormde voor deze gemeente. Hij stelde daarin de waarheid over Jezus Christus als Gods Zoon tegenover de leugen van de dwaalleer die dit loochende.

Johannes opent deze brief nu met opnieuw een verwijzing naar de waarheid. Hij heeft de lezers 'in waarheid lief'. Dat betekent Hij heeft hen lief omdat zij allen de waarheid hebben leren kennen (vers 1): de waarheid van Gods Woord over de Heere Jezus Christus. 'Kennen' is hartelijk kennen, gemeenschap hebben. Kennen is liefdeskennis, gemeenschapskennis. De kennis van de waarheid die ze gehoord hebben zal in hen 'blijven': die zal bezit van hen nemen. Niet alleen voor nu maar tot in eeuwigheid (vers 2).

 

Daarvoor hebben ze steeds de zegen nodig van de Heere. zoals Johannes hen die in vers 3 geeft:

genade, barmhartigheid, vrede zal met u zijn, van God de Vader, en van de Heere Jezus Christus, de Zoon van de Vader.

Daaraan voegt Johannes toe: 'in waarheid en liefde'. Waarheid en liefde zijn de grondelementen van het geloof. Geloof dat door de liefde werkt. Waarheid en liefde zijn ook de uitwerkingen van de zegen die ze krijgen. Waarheid omtrent Christus en het heil. En liefde als antwoord daarop richting God en de naaste. Waarheid kan niet zonder liefde, want dat levert een dood geloof op. Maar liefde kan ook niet zonder waarheid, anders wordt het medemenselijkheid.

 

In de kerk zullen beide gevonden moeten worden om samen naar Christus toe te groeien, Ef. 4:15:

Maar dat wij door ons in alles in liefde aan de waarheid te houden, in alles zouden toegroeien naar Hem Die het hoofd is, namelijk Christus.

 

Waarheid en liefde horen een eenheid te vormen. In een kerkgemeenschap met waarheid zonder liefde heerst een dorre kille leer; daar bijt en verslindt men elkaar (Gal. 5:13). Terwijl liefde zonder waarheid gevonden wordt in een liberale kerk met alleen een sociaal evangelie. We kunnen zelfs zeggen: waarheid zonder liefde is geen waarheid. En liefde zonder waarheid is geen ware liefde.

Wandelen in de waarheid

Johannes verklaart zijn grote blijdschap dat er gemeenteleden zijn die in de waarheid wandelen. Dat zijn ze niet allemaal: 'onder uw kinderen'. Het is niet duidelijk of Johannes daarmee zegt dat de anderen niet in de waarheid wandelen. Misschien heeft hij het alleen over een aantal van hen vernomen, over wie hij het daarom zo positief kan zeggen. Belangrijk is hier, dat Johannes zich erover verheugt. Maar wat is 'in de waarheid wandelen'? Dat heeft Johannes al besproken in zijn eerste brief, in 1 Joh. 1:6,7; 2:6. Het is een levenswandel, een doen en laten, een gedrag en spreken waarin uitkomt dat je Christus kent en Zijn geboden houdt.

Johannes zegt er verder bij: in overeenstemming met het gebod dat wij van de Vader ontvangen hebben. De waarheid is wet en evangelie samen. Hier in het bijzonder: het gebod om in Christus te geloven als Gods Zoon en om de broeders lief te hebben. Het is een gebod van de Vader die in Christus ook onze Vader is. Johannes weet zich net zo aangesproken als hij het de gemeente voorhoudt: het gebod dat wij ontvangen hebben. Niet om dit te aanvaarden als feitelijk gebod, maar om dit te laten uitkomen in een levend geloof.

Wandelen in de liefde

Johannes vervolgt nu in vers 5 met een aansporing aan heel de gemeente ('vrouwe'): 'ik vraag u laten we elkaar liefhebben!' Johannes, die zichzelf hierbij opnieuw insluit, weet hoe belangrijk het is om te werken aan de opdracht om elkaar lief te hebben. Het is niet naar onze eigen aard dat we elkaar liefhebben: we zijn geneigd om elkaar te haten. In veel brieven in het NT moet de schrijver de gemeente opwekken tot onderlinge broederliefde (met name: Rom. 12-15; 1 Kor. 13; 16:4; Gal. 5; Ef. 4; Fil. 1-2; Kol. 3:14; 1 Tess. 3:12; 1 Tim. 6:11; Hebr. 13:1; 1 Petr. 1:22; 4:8; 1 Joh.).

Johannes benadrukt dat dit altijd al de wil van de Heere is geweest. Het is niet een nieuw gebod, het is altijd al in de prediking aangewezen. Maar het is een moeilijk gebod. De opdracht om lief te hebben is alleen mogelijk omdat de Heere Zelf Zijn liefde geeft en door Zijn Geest in ons hart uitstort (Rom. 5:5).

 

Vers 6: Wat is nu ware liefde? Johannes zegt: dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dat vraagt gehoorzaamheid. Zo heeft de Heere het al vanaf het begin door de prediking verkondigd. De Heere vraagt dat wij Christus in ons leven laten zien. Door Hem niet alleen te belijden met de mond. Maar door in onze wandel te laten zien dat we gemeenschap met Hem hebben. Dan 'wandelen' we naar Zijn geboden. Van harte en uit liefde tot Hem. Juist door ook liefde naar onze naaste, onze broeders en zusters, te tonen.