Sorry, u moet JavaScript inschakelen om de website te mogen bezoeken.
-A A +A

Uitleggen en verdedigen van de zuivere leer*

Jaargang: 
6
Datum: 
29 feb. 2012
Nummer: 
8
Schrijver: 
S. de Marie
ID:
994
Rubriek: 


    2 Petr.1: 19 – 2:2a
    19  En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten.
    20  Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat;
    21  want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.
    1  Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend.
    2  En velen zullen hun losbandigheden navolgen, zodat door hun schuld de weg der waarheid gelasterd zal worden;

Art. 18 KO is al vaker aangehaald op de synode. Het is een belangrijk artikel want het handelt over de Opleiding tot de dienst des Woords, en wil daarbij voor doel en taakstelling zich aansluiten bij Gods Woord.

    De kerken onderhouden een hogeschool voor de opleiding tot de dienst des Woords.
    Tot de taak van de hoogleraren in de theologie behoort het uitleggen van de Heilige Schrift en het verdedigen van de zuivere leer tegen ketterijen en dwalingen.

Uitleggen

De eerste twee hoofdstukken van de tweede brief van de apostel Petrus bevatten belangrijke gronden voor dit kerkordeartikel. We willen dit in ons openingswoord nagaan.
Eerst met betrekking tot de eerste taak van de opleiding, namelijk het uitleggen van de Schrift.
2 Petr.1:16 en verder wijst ons op de manier waarop de Heilige Schrift moet worden beoordeeld. Het Woord wordt hier als verkondiging van Jezus Christus aangegeven. De briefschrijver Petrus, noemt zich in het eerste vers van de brief dienstknecht en apostel van Jezus Christus.
Alles was hem vanuit dat ambt eraan gelegen om de kennis van God en van Jezus Christus over te brengen (2 Petr.1: 2, 3, 8, 16). Hij was immers uitgezonden om de heerlijkheid van het evangelie van de gekomen Christus te verkondigen. En de kracht waarmee het eeuwig koninkrijk van de Here en Zaligmaker Jezus Christus baan breekt.
Hij roept dan ook in het eerste hoofdstuk de lezers op om door de kennis van Christus hun roeping te zien. En om daaraan te beantwoorden door een leven vol ijver in godsvrucht (vers 3-15).

De kracht en het gezag waarmee Petrus daarover spreekt ontleende hij aan het feit dat hij oor- en ooggetuige geweest was van de Here Jezus in Zijn majesteit. Met name verwijst Petrus daarbij naar de verheerlijking op de berg waar hij uit de hemel de stem hoorde van God die zei:

    Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.

Dat door Petrus gehoorde woord van God hield in de vervulling van het woord des HEREN dat de profeten namens de HERE hadden gesproken in het Oude Testament. Nu is dat Woord des te vaster te achten, zegt Petrus. Want de profetie is uitgekomen, juist omdat deze het Woord van God Zelf was. Dat is nu extra bevestigd door wat de apostel Petrus heeft mogen vernemen. En zo zegt Petrus in vers 19, wij achten het toch al zo betrouwbare profetische woord daardoor des te vaster.

Volledig betrouwbaar

Petrus bewijst zo dat het geen verzinsels zijn, die Hij de lezers voorhoudt over deze verheerlijkte Christus (vers 16). Alsof hij nu met een door hemzelf mooi in elkaar gezet sprookje zou komen. Nee, hij heeft dit gezien en gehoord met zijn eigen ogen en oren als volstrekt betrouwbare getuige.
Maar bovendien getuigden de profetieën van het Oude Testament van de Christus. Die waren ook Gods Woord en mogen daarom niet naar eigen willekeur worden uitgelegd.
Geen enkele profetie mag als Gods Woord naar eigen idee worden verklaard (vers 20). Het is immers God Die als Heilige Geest de schrijvers heeft aangedreven (vers 21).

Dit zekere Woord van God, dat beschikbaar is voor de gemeente, is daarom een absoluut betrouwbare en onmisbare gids om de juiste wegen te gaan. Petrus schrijft: het is zo belangrijk om daar goed acht op te geven want het is als een lamp die schijnt in een duistere plaats (vers 19). Zonder de lamp tast je in het duister, ja begeef je je in ellende. Om je voeten goed neer te zetten, heb je die lamp echt nodig. Die lamp verlicht de weg en maakt het mogelijk om ook de goede weg te gaan zelfs als het volslagen donker om je heen is.
Nu, zó is Gods Woord dat de Christus verkondigt als Zaligmaker. Een absolute veilige en zekere gids voor het ware leven met God in een verzondigde, ellendige en hopeloze wereld.
Het licht van het Woord moet door de werking van Gods Geest ons verstand verlichten.
Het evangelie van Christus schijnt dan door het Woord in ons hart (2 Kor.4:6) en maakt dat wij nu met vaste gang verder kunnen gaan achter Christus aan naar de dag van onze verheerlijking, de jongste dag.

Zuiver

Maar dat licht schijnt alleen zo helder, wanneer het Woord zuiver wordt uitgelegd. Wanneer het Woord onverkort en onvermengd wordt verkondigd, namelijk – wat het inderdaad is - als Woord van de Geest van Christus en van God de Vader, de ene eerste Auteur van de Bijbel (zie ook 1 Tess.2:13). Niet als mensenwoord, dat van zichzelf niet betrouwbaar is.
Ja, dan zal Gods verkondigde en uitgelegde Woord ook als zodanig aanvaard moeten worden.
Dan kan het de kracht uitwerken in onze levens als kracht Gods tot behoud.
De betrouwbaarheid van Gods Woord stelt hoge eisen aan het blijven bij de zuiverheid ervan in vertaling, uitlegging en verkondiging.

Als daarbij aan Gods Woord zou worden toegevoegd of als dat Woord wordt verdraaid of verduisterd, of van zijn kracht beroofd, betekent dat niet alleen aantasting van het recht van God. Het betekent ook een groot gevaar voor de kerkleden, waardoor ze verloren kunnen gaan. Niet alleen zien ze de goede weg dan niet meer door het omfloerste of verkleurde licht.
Ze worden erdoor metterdaad op een dwaalweg geleid die niet naar de Here en Zijn heerlijkheid toe leidt, maar juist van Hem af de duisternis in, als de Here het niet verhoedt.

Het is van groot belang dat het zuivere klare licht van Gods Woord blijft schijnen in de bediening van de verzoening, in de prediking van de Christus in zijn diepte en volle omvang. En dat dit zuivere licht ook zo de harten mag bereiken.
De opleiding tot de Dienst des Woords is ook in deze tijd geroepen om Gods Woord zuiver uit te leggen aan de studenten, die zich voorbereiden om Dienaar van datzelfde Woord te mogen worden. De opleiding zal dit moeten doen in de breedte van terreinen die het Woord zelf bestrijkt. Dat betreft dus vele theologische vakken. Naast betrouwbare exegese, en Bijbelkennis, is er ook de ontvouwing van de leer van de Schriften en van het leven naar de Schriften in vakken als dogmatiek en ethiek. Dat geldt ook voor kerkrecht en pastorale vakken. Op al deze terreinen, in dat alles moet het zuivere Woord schijnen. Ook het Schriftuurlijk zicht op de kerk in de kerkgeschiedenis is van groot belang.
Dat alles is een grote opgave voor de docenten. Die kunnen dat niet alleen lichamelijk, maar vooral ook geestelijk alleen in de kracht en door de werking van God de Heilige Geest. Daarvoor is voortdurend het gebed van de kerk nodig.

”Valse” leraars

Petrus vervolgt zijn betoog in hoofdstuk 2. Hij spreekt nu over valse profeten in het Oude Testament en als vervolg daarop valse leraars in het Nieuwe Testament. Hiermee komen we ook aan de tweede opdracht voor de opleiding in art. 18 KO:

    Het verdedigen van de zuivere leer tegen ketterijen en dwalingen.

Wat betekent het woord “vals” bij valse profeten en valse leraren? Het woord “vals” staat hier niet als kwaadaardig tegenover goedaardig. Maar het woord vals is het woord “pseudo”, en staat tegenover waar of zuiver. “Pseudo” is schijn, namaak. Valse profeten zijn profeten die sterk lijken op ware profeten, maar het niet zijn. Ze pretenderen het Woord van God te spreken, maar hebben dat Woord aangepast aan de mensen, die het moeten horen, of aan de omstandigheden waarin men leeft of aan denkbeelden die men zelf heeft.
Intussen worden de hoorders van deze profeten op het verkeerde pad gebracht. Zo ging dat in het Oude Testament. Zo werden deze valse profeten ontmaskerd door de ware profeten, die namens hun Zender hun boodschap aan de kaak stelden.
Maar het volk ging graag mee met de valse in plaats van de ware profeten, want het volk werd door hen naar de mond gesproken. Maar het verdrietige einde was verderf en ondergang. Zo was dat in het Oude Testament.

Nu, met de komst van Christus, is de aanwezigheid van valse leraren niet verdwenen. Nog steeds is de vader van de leugen actief (Joh.8:44). Hij kan zich daarbij voordoen als een engel des lichts (2 Kor.11:14).
Zo waarschuwt Petrus niet alleen dat er valse leraars (pseudoleraars) zullen komen, maar dat deze ook listig te werk gaan. Onze Bijbelvertaling uit 1951 heeft

    die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen.

Wat ze leren, is gevaarlijk, verderfelijk zelfs, maar ze doen het in het geheim: hun leer sluipt binnen verpakt in vertrouwde woorden. Je wordt gemakkelijk misleidt, omdat hun dwaalleer op de ware leer lijkt.
De Herziene Statenvertaling heeft over de valse leraars staan dat ze

    heimelijk verderfelijke afwijkingen in de leer zullen invoeren.

Je kunt door hun leer dus gemakkelijk misleid worden, zodat je zou aannemen dat het de gezonde leer is, en je daar aan overgeven. Maar de werkelijkheid is, schrijft Petrus, dat ze juist met die dwaalleer Christus verloochenen, die hen toch als leden van Zijn gemeente heeft gekocht. Zo zaaien zij verderf, maar zullen dat ook zelf ondergaan, als ze zich niet bekeren.

Verdedigen

Nu is het onderkennen van dwaalleer een moeilijke zaak die veel kennis, alertheid en onderscheidingsvermogen vraagt. Dwaalleer is inderdaad vaak zo verpakt en gecamoufleerd, en sluipt zo gemakkelijk binnen, dat je als kerk steeds op je hoede moet zijn. Bovendien spreekt heimelijke dwaalleer de mensen naar de mond. Dat verklaart waarom ook Petrus daaraan moet toevoegen, en ik citeer de HSV:

    En velen zullen hen, door wie de weg van de waarheid gelasterd zal worden, op hun verderfelijke wegen navolgen.

Aan de opleiding tot de dienst des Woords zal daarom naast uitlegging van de Schrift, ook steeds dwaalleer besproken moeten worden en daarbij weersproken moeten worden vanuit de Schrift. Oude en bekende dwaalleer zal behandeld moeten worden, maar vooral de ontmaskering ervan bij het licht van de Schrift.
Te denken is met name aan de geraffineerde dwaalleer van de Schriftkritiek, dat de Bijbel wel Gods Woord genoemd mag worden, maar dat het toch eigenlijk resultaat is van (veel) mensenwerk, zij het van heel vrome mensen in hun tijd. Mensen die beïnvloed waren door hun eigen omgeving.
We noemen daarnaast als voorbeeld ook de dwaalleer van Karl Barth, die vanouds gereformeerde opleidingen heeft veroverd en die de Christus van de Schriften verloochent.
Een andere leer die zijn duizenden verslaat is de dwaalleer van het pluralisme en oecumenisme, waardoor de vaste grond van het Woord wegvalt, ten gunste van tolerantie en menselijke gevoelens.
Verder is te noemen het compromis van de secularisatie, waardoor Gods geboden als tijdgebonden worden ontkracht en verwezen wordt naar onmacht en gebrokenheid van deze wereld.

De kerk heeft van de Here dus een uiterst belangrijke opdracht gekregen om dwalingen en dwaalleraars te ontmaskeren. Studenten zullen ook daarin geoefend moeten worden, om ook in de toekomst met Gods Woord als zwaard van de Geest, ketterijen en dwalingen te weerstaan en uit te bannen.

Het is van groot belang dat de kerk haar taak in beide onderdelen ziet, en daarvoor haar verantwoording wil nemen. Het gaat immers uiteindelijk om dienstbaar te zijn aan het behoud en de geloofsvolharding van de kerk, door het Woord van God en de werking van Christus’ Geest. Een kerk die niet verwerpt alles wat tegen het zuivere Woord van God ingaat, volgt niet langer de ene Heer van de kerk en verspeelt dan het onverdiende genadevoorrecht Kerk van Christus te mogen zijn.

Daarom ligt er een grote verantwoordelijkheid bij deputaten en college van opleiding als het gaat om de inrichting van het onderwijs.
Al wordt het werk van de opleiding in zwakheid volbracht, als we de Here daarin trouw mogen zijn, zullen we het van Zijn kracht mogen verwachten.
Moge de synode in haar bespreking van de plannen tot inrichting van de opleiding tot de Dienst des Woords wijze en verantwoorde besluiten nemen.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------
* Openingswoord gesproken op de synodevergadering van 11 februari 2012 te Hasselt, met enkele kleine aanvullingen.