Psalm 80:10
Deze week weer een Psalm van Asaf. Ook nu weer een smeekgebed aan God om redding.
Zoals Asaf vaker doet kijkt hij nu ook weer terug in de geschiedenis van het volk Israël.
Dan legt hij ons twee mooie beelden voor. De eerste is die van de Here als Herder. Een Herder die heel goed voor Zijn schapen (de Israëlieten) zorgt. Hij zorgt dat de schapen een plek hebben om te wonen, dat ze genoeg eten hebben en dat ze veilig zijn. Misschien heb je wel door dat dit betekent dat God voor Zijn kinderen, de Israëlieten zorgt. In het Oude Testament zijn daar heel veel voorbeelden van. Denk maar aan het manna dat er elke morgen op de grond lag. Zo hadden de Israëlieten iedere dag genoeg te eten: midden in de woestijn waar geen eten te vinden was.
Het tweede beeld waar Asaf het over heeft in deze Psalm is dat van een wijngaardenier. Dat is iemand die een wijngaard heeft en daar voor zorgt. De Here is de wijngaardenier en Israël is een wijnstok. De wijngaardenier heeft met veel zorg en liefde een stekje van een wijnstok geplant in vruchtbare grond. Dat plantje wordt heel goed verzorgd; alle onkruid en stenen worden steeds weggehaald. Er wordt zelfs een muur omheen gezet voor bescherming. Het stekje groeit tot een flinke wijnstok met veel takken en heerlijke vruchten. Nu moet je weer denken aan het volk Israël dat in Kanaän wordt ‘geplant’. Ook in Kanaän blijft de Here goed voor Zijn kinderen zorgen.
En toch lezen we in Psalm 80 verder van een schaapskudde die alleen tranenbrood heeft om te eten, die bespot wordt door de vijand. Ook de wijngaard zit vol met onkruid, de muur is afgebroken en de vijand komt de vruchten roven. Met andere woorden: het gaat helemaal niet goed met Israël. Ligt dat weer aan hun ongehoorzaamheid? Hebben ze God weer verlaten? Als we naar vers 10 kijken dan blijkt dat waar te zijn. Dan lees je een smeekgebed. [i]‘Laat ons Uw kracht zien zodat wij weer kunnen leven. Dan zullen wij niet meer bij U weg gaan.’ [/i]Heel goed dat de Israëlieten inzien dat de ellende waarin ze nu leven hun eigen schuld is. Ze zijn bij God weg gegaan. Nu begrijpen ze ook dat ze met heel hun leven God moeten eren. Met hart en mond moeten ze belijden dat God het is die over alles regeert. Dan alleen kunnen ze verlossing en troost verwachten van God, hun Herder en Wijngaardenier.