Sorry, u moet JavaScript inschakelen om de website te mogen bezoeken.
-A A +A

Niet de mens

Jaargang: 
12
Datum: 
24 okt. 2018
Nummer: 
18
Schrijver: 
T.L. Bruinius
ID:
2096
Rubriek: 

"De gelovigen kunnen voor zichzelf zeker zijn van deze bewaring der uitverkorenen tot behoud en van de volharding der ware gelovigen in het geloof. En zij hebben die zekerheid ook, naarmate zij vast geloven dat zij ware, levende leden van de kerk zijn en altijd zullen blijven, en dat zij vergeving van de zonden en een eeuwig leven hebben." (DL V-9).

Reformatie

Binnenkort is het weer Hervormingsdag. Dan gedenken we dat grote werk van onze God in de zestiende eeuw. Hoe Hij door de dienst van mensen, door Hem gesierd met buitengewone gaven, Zijn Kerk terugriep naar Zijn Woord. Maarten Luther was daarbij de eerste belangrijke “gangmaker”. In dankbaarheid mogen we die gebeurtenissen gelovige gedenken.

Eén van de “thema’s” van de Grote Reformatie was de zekerheid van het geloof. Hoe weet ik nu dat ik verlost ben? Voor Luther een uiterst belangrijke vraag.

Honderd jaar later was die vraag in de Nederlanden weer aan de orde. In de twisten tussen remonstranten en contraremonstranten. In de besluiten van de nationale Synode te Dordt. In het opstellen van de Dordtse Leerregels.

Die vraag, naar de zekerheid van ons geloof, is àltijd actueel. Ook vandaag. Als we het in onze persoonlijke of kerkelijke situatie niet meer weten. Als we vastlopen. Als de dingen “op ons afkomen”. Als we gedwongen worden om keuzes te maken. En dan is die oude herontdekking van Luther, dan Zijn die Dordtse Leerregels weer helemaal aan de orde. Bemoedigend en vertroostend.

Daarom nu nog een keer naar de Synode van Dordt en de Dordtse leerregels.

 

De mens

De belangrijkste zaak die behandeld werd op de synode, u hebt daar in het vorige nummer alles over kunnen lezen, betrof de leer van de Remonstranten. Het ging om een oude en hardnekkige dwaling. Een heel gevaarlijke dwaling omdat de leer van de Remonstranten tegemoet kwam aan die alleroudste zonde van de mens, waar we allemaal last van hebben: "ik". Ik weet het zelf, ik bepaal zelf mijn weg, ik neem zelf mijn eigen beslissingen, ik ben mijn eigen baas, ik heb een eigen vrije wil.
De kerk heeft tegen de leer van de remonstranten altijd moeten strijden. Al in de vijfde eeuw werd die leer, die toen werd uitgedragen door Pelagius, veroordeeld. Maar in later eeuwen kwam die zondige leer toch weer de kerk in. Bijvoorbeeld in de leer van de goede werken: de mens moet zelf zijn behoud verdienen. En al direct tijdens en na de Grote Reformatie van de zestiende eeuw kwam die leer in een andere vorm opnieuw de kerken binnen.
De Remonstranten beweerden dat de uitverkiezing van de gelovigen niet berust op Gods vrijmachtig welbehagen maar op grond van het feit dat God vóóruit al ziet welke mensen in Hem gingen geloven! God biedt aan alle mensen de genade van de verlossing in Christus aan. En het is aan de mens om in vrije wil die genade aan te nemen of af te wijzen. Het is ook aan de mens zelf om te blijven volharden of om het geloof weer los te laten. En Gods verkiezing van de zijnen rust dan op die van tevoren geziene keuzedaad van de mens. Zo is de remonstrantse leer.
Het gaat hier uiteindelijk toch weer om de mens. Gods werk wordt afhankelijk gemaakt van het werk van de mens. Gods genade afhankelijk van de wil van de mens! Het zal duidelijk zijn dat deze leer volkomen in strijd is met wat Gods Woord ons leert over Gods genadige verkiezing en over de zekerheid van de gelovigen. De remonstrantse leer werpt de mensen terug op zichzelf. En als dat het geval is, als de verlossing van de mens zelf afhangt, als gelovigen in feite zelf hun verlossing moeten bewerken, door steeds weer de juiste keuze te maken, dan valt alle zekerheid weg. Want, zo weten we uit de Schrift, de mens kàn niet uit zichzelf de goede keus maken.

Hardnekkig

Wij, mensen, willen liever niet afhankelijk zijn. We willen juist graag in de waan leven dat we zelf alles in de hand hebben. Dat we zelf kunnen bepalen wat goed en kwaad is.

[c]"De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad." (Gen.3: 4,5). [/c]

Na de zondeval is onze aanleg zo bedorven dat die remonstrantse dwaling aantrekkelijk blijft. Met grote hardnekkigheid duikt de vrije wil van de mens telkens weer op. Ook vandaag. We komen die dwaling tegen in allerlei evangelische uitingen en in evangelisch spreken (we bedoelen spreken zoals dat vanuit de zgn. evangelische beweging gebeurt). Een spreken waarin we zelf ook heel gemakkelijk meegaan als we niet heel erg waakzaam zijn. Heel veel evangelisatie-arbeid in andere kerken wordt gekenmerkt door het aanbieden van het evangelie op een vrijblijvende manier. Zonder de dwingende en scheidingmakende oproep tot geloof en bekering. Kies zelf maar, mens, ik heb dat ook gedaan en ik word er gelukkig van. Dat wil jij toch ook? We hoorden het vaak bij doopdiensten, als ouders werden geprezen voor hun (eigen) beslissing om hun kind te laten dopen. We hoorden het bij het doen van openbare geloofsbelijdenis, als jongelui werden gefeliciteerd met hun (eigen) keuze voor de Here. En hoe gemakkelijk vervallen ook wij niet zo gemakkelijk en onnadenkend in het gebruik van termen als: de Here wil er voor jou zijn, God wil ook jouw Vader zijn, de Here wil je graag verlossen? En eigenlijk moet daar dan telkens achter gedacht worden: als jij Hem maar aanneemt, als jij de goede keus maar steeds blijft maken.
Een hardnekkig en vaak niet onderkend kwaad.

Zekerheid

Ongewild en onbewust lopen we zo altijd maar weer het gevaar dat we onze verlossing in onszelf zoeken en onszelf centraal stellen. Ten koste van de eer van onze God. In onze vrijmaking hebben we ons losgemaakt ook van evangelische invloeden zoals die zichtbaar werden o.a. in de liturgie, in nieuwe liederen en in een zgn. nieuwe aandacht voor het werk van de Heilige Geest.
Gelukkig! Want waar de dwaling van de vrije wil de overhand krijgt, daar verdwijnt de zekerheid van het geloof.
Er komt veel op ons af in deze tijd. De duivel gaat tekeer om de opnieuw gereformeerde kerken te vernielen. En als er moeiten zijn in de kerk, en de groei waarom gebeden wordt blijft uit, en de druk van meningsverschillen en verkeerde omgang met elkaar wordt groot, dan kan gemakkelijk twijfel de kop opsteken. Heb ik er wel goed aan gedaan me aan te sluiten bij DGK? Is dit echt wel de kerk van de Here? Ja? Maar hoe kan het dan dat er ook hier toch nog weer veel moeite is? En dat ook hier al die menselijke fouten en gebreken en zonden toch nog weer zoveel invloed hebben? Moet ik toch niet ergens anders zijn? Bij die gemeente in Mariënberg die de band met DGK heeft verbroken? Is het daar niet veel beter? Of moet ik misschien gaan kijken bij de hersteld hervormden? Als ik het gevoel heb dat ik hier gewoon niet verder kan? Of moet ik alles maar over me heen laten komen? Waar is nu het werk van de Heere?

Die vragen hebben alles te maken met het geloof.
En wanneer de twijfel vaste voet krijgt komt ook heel gemakkelijk de twijfel aan de zekerheid van Gods verkiezing. Dat is al zo vaak gebeurd met mensen. Dan kan er twijfel ontstaan aan de band met de Here. Twijfel aan de vastheid van de verlossing.
En de remonstrant, en de aanhanger van evangelisch gedachtegoed, heeft geen echt antwoord op die twijfel.

Niet zelf

Maar de kerk die trouw is aan Gods Woord heeft wel een antwoord. Daarover handelde ook het vorige hoofdartikel. Gelukkig heb ik niet zelf gekozen. Gelukkig was God niet afhankelijk van mijn vooruitgezien geloof. Gelukkig hoef ik niets zelf te doen voor mijn zaligheid. God zelf heeft mij uitverkoren in zijn vrijmachtige genade. Hij werkte door zijn Geest in mij het geloof. En Hij bewerkt ook dat ik in dat geloof staande zal blijven. Ik hoef niet te twijfelen. Ik hoef niet onzeker te zijn over mijn kind-zijn van de Vader. Ik hoef niet bang te zijn dat Hij mij zal loslaten. Ik hoef niet te vrezen dat ik het geloof kwijt raak.
In hoofdstuk V, artikel 9, van de Dordtse Leerregels lezen we heel kernachtig:

"De gelovigen kunnen voor zichzelf zeker zijn van deze bewaring der uitverkorenen tot behoud en van de volharding der ware gelovigen in het geloof. En zij hebben die zekerheid ook, naarmate zij vast geloven dat zij ware, levende leden van de kerk zijn en altijd zullen blijven, en dat zij vergeving van de zonden en een eeuwig leven hebben."

De Here laat niet toe dat wij Hem kwijt raken. O ja, we kunnen ver afdwalen en verschrikkelijk zondigen, maar Hij trekt ons weer terug. Hij zórgt dat we volharden in het geloof. Dat is, in alle moeite en verdriet die we soms hebben, in alle tegenslag en ellende die we soms verduren, ook in de kerk, onze grote zekerheid. De Here zelf werkt de volharding in ons. We mogen zeker zijn van ons behoud. We mogen zeker weten dat we altijd een levend lid van de kerk zullen zijn. We mogen zeker zijn van de verlossing. Want het ligt gelukkig niet aan ons.

Misschien komt dan meteen ook die oude vraag op: maar hóe weet ik dat dan? We laten de Dordtse Leerregels zelf nog maar een keer aan het woord, in V-10:

"Deze zekerheid komt dus niet voort uit een of andere speciale openbaring zonder of buiten het Woord, maar uit het geloof in Gods beloften, die Hij in zijn Woord zo overvloedig tot onze troost geopenbaard heeft. Zij komt ook voort uit het getuigenis van de Heilige Geest, die met onze geest getuigt, dat wij Gods kinderen en erfgenamen zijn, en tenslotte hieruit, dat de gelovigen zich met heilige ernst toeleggen op een goed geweten en goede werken. En als Gods uitverkorenen in deze wereld de vaste troost dat zij de overwinning zullen behouden, moesten missen en zonder dit onbedrieglijke onderpand van de eeuwige heerlijkheid moesten leven, dan zouden zij de beklagenswaardigste van alle mensen zijn."

En de Heidelbergse Catechismus zegt het, wat meer samengevat,als volgt (vr. en antw. 65):

"Nu alleen het geloof ons aan Christus en aan al zijn weldaden deel geeft, waar komt dit geloof vandaan? Van de Heilige Geest, die het geloof in ons hart werkt door de verkondiging van het heilig evangelie en het versterkt door het gebruik van de sacramenten."

Gelóóf de beloften van de Here, luister naar zijn Woord, leg u toe op een leven naar Gods Wet. Daarin ligt mijn zekerheid. Daarin werkt de Here mijn volharding.
Ik ben zeker van mijn behoud. Ik ben zeker van het eeuwig leven. Ik ben zeker van mijn lidmaatschap van de kerk van Christus. Want niet ik maar de Heilige Geest doet het voor mij. Volharding...... Gods gave!
Dan kan ik toch altijd verder? Dan hoef ik toch niet te twijfelen? Dan hoef ik toch niet op zoek? Dan hoef ik toch niet na te gaan waar een plek is waar ík verder kan? Dan zie ik toch waar de Héére verder gaat?

Ja, dat is reformatie, in 1517, in 1618, vandaag: in vertrouwen en zekerheid steeds weer opnieuw naar Gods beloften. Helder onderscheidend uit de Schrift en vólgen waar de Heere voor gaat. Híj doet het. Hij kiest. Niet ik.