Jezus, de Bewaarder van Zijn Kerk
Luk. 22:32
b
En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen
Bekering
Deze woorden van onze Heiland bevatten een opdracht aan Simon, voor wanneer hij zich zal hebben bekeerd. Maar eerst zal Simon Petrus nog door een diep dal gaan. Hij zal straks ondanks alle waarschuwingen van de Here Jezus, zijn Heiland toch driemaal verloochenen. Maar terwijl Petrus dan driemaal 'nee' zegt tegen de Here, blijkt de Here toch 'ja' te blijven zeggen tegen hem. Want de Here Jezus leidt hem dan in Zijn genade tot bekering. Lucas 22:61,62:
En de Here keerde Zich om en zag Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord des Heren, hoe Hij tot hem gezegd had: Eer de haan heden kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter.
Er blijkt berouw en er komt bekering, bewerkt door de Here Christus. Als onverdiende genade.
Tot bewaring van de Zijnen, tot bewaring van de kerk. Ook daarin toont Jezus Zijn onpeilbare liefde voor de Zijnen. Want na Zijn bittere lijden aan het kruis, wil de Here Simon leren hoe hij in alles zijn geloof op Hem moet vestigen. Door Hem nu gehoorzaam te volgen en alles alleen van Hem te verwachten. Dat blijkt uit wat er volgt na Petrus' verloochening en het daarna getoonde verdriet erover.
Petrus mag later eerst met eigen ogen het lege graf bezien. Daarna mag hij zelfs de opgestane Christus ontmoeten. En ten slotte laat de Here, die zo met Petrus bezig is, hem zijn liefde belijden. Door drie keer van Simon Petrus te vragen: 'Simon, hebt gij mij waarlijk lief?' Dan antwoordt Simon drie keer bevestigend (Joh. 21:15-17). Een heerlijke belijdenis van zijn geloof! Als geloof dat werkelijk uit zijn hart komt. Als geloof dat de Geest in Hem uitgewerkt heeft, rijper en voller dan het ooit bij Petrus geweest is.
Versterk uw broederen
De Here verwijst naar dàt moment in ons tekstvers. 'Als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterkt dan uw broederen.' Simon mag dus al vooraf te horen krijgen dat de ambtsopdracht voor hem zal mogen blijven gelden ondanks zijn diepe, diepe val. Wat is de Here hem daarin goed en barmhartig geweest! Als de bekering dan ook aan Jezus driemaal beleden is, horen we de uitwerking van onze tekst: 'Weidt mijn lammeren, hoedt mijn schapen.'
Simon Petrus is ondanks zijn zonden door de Here Zelf weer hersteld en klaargemaakt tot apostel. Hij mag toch nog een grote verantwoordelijke opdracht van de Here krijgen. Om het evangelie van de verlossing door de Here Jezus Christus nu ook aan anderen door te geven. Daarbij moet hij 'de broederen versterken.' Dat wil zeggen: hij moet bouwen aan de kerk.
Hij mag getuigen van zijn geloof, als hij dat voortaan maar doet door de enige geloofsgrond ervan aan te wijzen in de verlossing in Christus. En als hij maar voortaan van zichzelf afwijst, naar Jezus Christus en die gekruisigd.
Petrus mag dan echt dienaar zijn: dienaar van het goddelijke Woord als dienaar van Christus en zo dienaar van de gemeente. Zo zien we Hem daarin op Pinksteren zelfs anderen voorgaan.
Zo is de Here Jezus verder gegaan met zijn kerk-vergaderend werk op aarde, waarbij Hij gebruikmaakt van zwakke en zondige volgelingen. Volgelingen die steeds weer van genade moeten leven. Die ook dagelijks bekering nodig hadden.
In de kracht van de Geest mochten Petrus en de andere apostelen elkaar en andere broeders versterken: kerken stichten en werken aan de opbouw ervan. Zo werd de kerk van Christus gebouwd op het fundament van apostelen en profeten. Ja, ook Petrus mocht daaraan namens zijn zender een bijdrage leveren. Zo heeft ook Gods Woord van verlossing ons bereikt. Opdat wij tot geloof zouden komen in Christus. Als waar geloof dat afziet van zichzelf, maar dat alles verwacht van de Here Jezus Christus.
Actueel
Wat in de Luk. 22:31 en 32 staat over het werk van satan en van de Here Jezus Christus, is nog steeds van grote betekenis. Wij weten dat de strijd tussen de Here Jezus met Zijn kerk enerzijds en de satan en zijn trawanten anderzijds nog niet ten einde is. De satan weet wel dat hij de machtstrijd heeft verloren. Hij is als aanklager uit de hemel geworpen (Openb. 12:9v). Maar nu gaat hij op aarde rond zoekende wie hij verslinden zal (1 Petr. 5:8). Hij heeft het speciaal gemunt op de kerk van Christus. Hij weet dat hij weinig tijd heeft. Daarom intensiveert hij zijn aanvallen. Hij is niet langer de aanklager, maar wel zal hij blijven proberen om ook nu de kinderen van God te ziften als de tarwe. Hij wil kaf overhouden door zijn verzoekingen. Hij is nog steeds uit op de eeuwige ondergang van de kerk.
De zondige begeerten van de mens naar grootheid en aanzien en de begeerten om het van zichzelf en van eigen kracht te verwachten, kleven ook ons nog steeds aan. Laten we ons zo ook aangesproken weten om ons daarvan te bekeren en tot Christus te vluchten.
Om onze zonden en zwakheden te belijden en onze kracht van Hem alleen te verwachten.
Juist als er allerlei beproevingen op ons afkomen die horen bij het kruis dat de kerk van Christus te dragen krijgt. Als de kerk klein blijft of aangevochten wordt. Dan zien we daar de zeef van de Here in, die tarwe wil overhouden. En we zien tegelijk dat de satan probeert het kaf over te houden. Maar ook nu mag de kerk weten dat Christus de grote voorbidder is. Dat Hij pleit voor de Zijnen, ja zelfs onophoudelijk pleit aan de rechterhand van Zijn Vader.
Met een beroep op zijn inmiddels volbrachte werk aan het kruis. Zo mag er ook voor ons toch steeds weer vergeving zijn en mogen ook wij blijven meebouwen aan de kerk van Christus.
Daarbij zullen we ook onze bede tot God moeten blijven opzenden:
Here leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
De geschiedenis van Petrus leert ons ook dat de kerk mag roemen in de grootheid en kracht van onze Zaligmaker. Van Hem die de satan overwon en die ons doet staande blijven in de strijd.