Sorry, u moet JavaScript inschakelen om de website te mogen bezoeken.
-A A +A

God in ons en wij in Hem

Jaargang: 
11
Datum: 
08 feb. 2017
Nummer: 
3
Schrijver: 
S. de Marie
ID:
1709


1 Joh. 4:13-16:

13 Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. 14 En wij hebben gezien en getuigen dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Zaligmaker van de wereld. 15 Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God. 16 En wij hebben de liefde die God tot ons heeft, gekend en geloofd. God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God en God in hem.

Gods Geest

Vers 13 begint met 'Hieraan weten wij'. Dat verwijst naar de vorige verzen.

Het betoon van ware onderlinge broederliefde is een bewijs dat God in de gelovigen is en blijft en zij in Hem. Dat er dus een echte wederzijdse gemeenschap en samenleving bestaat met God: van onze kant en van Zijn kant. Zijn inwoning in ons is daarbij het hoogste.

Maar hoe is dit mogelijk? Johannes: 'Doordat God ons van Zijn Geest gegeven heeft.'

'Van' Zijn Geest, betekent dat Gods Geest in ons woont, maar niet in Zijn goddelijke volle omvang, omdat we Hem niet kunnen bevatten.

De Geest, die de gelovigen hebben ontvangen (2:20,27; 3:24) brengt hen tot de gelovige belijdenis dat Jezus Christus de Zoon van God is, die is verschenen in het vlees, als bewijs van God liefde. Onlosmakelijk daaraan verbonden brengt Hij hen ook tot ware onderlinge liefde. Door hun uit God geboren zijn, zien ze Gods grote liefde. De liefde die Hij hen heeft bewezen in het zenden van Zijn Zoon. Daarom kunnen ze nu niet anders dan ook de broeders liefhebben. Dit alles is werk van Gods Geest dat zichtbaar wordt in ons leven! (Zie DL I, art.15; III/IV, art. 11). Liefde wordt in de Schrift dan ook vrucht van de Geest genoemd: Gal. 5:22, zie ook 2 Petr. 1:7.

Het getuigenis van Jezus Christus

Johannes vat in de verzen 14-16 zijn boodschap van de vorige hoofdstukken samen om het verband te onderstrepen tussen het ware geloof in Jezus Christus, de ondoorgrondelijke liefde van God en de onderlinge broederliefde.

Hij begint met te wijzen op het getuigenis als ooggetuige van hem en van de andere apostelen.

'En wij hebben gezien en getuigen'. Dit krijgt nu een rijke betekenis: de ooggetuigen hebben Gods liefde zelf gezien in de Persoon van de vleesgeworden Zoon, de Heere Jezus Christus (zie vers 9 en 16)!

Hij staat hun als het ware nog vers in het geheugen en voor ogen. Als de gezondene van de Vader, die tegelijk de Redder, de Zaligmaker is van de wereld. God de Vader zond Zijn Zoon om Zijn liefde voor de wereld te tonen. De wereld, de kosmos, is hier de door Hem geschapen wereld: Joden, heidenen en alles wat Hij zal vernieuwen aan de schepping. Zo ver reikt Gods liefde (Joh. 1:29; 3:16,17; 4:42; Rom. 8:21.)

De ooggetuigen hebben Hem gezien en getast (1 Joh. 1:1) als Degene die Gods overweldigende liefde voor hen zichtbaar en tastbaar maakte in Zijn heerlijk verlossingswerk.

De belijdenis van Jezus Christus

Gods reddingsplan in Zijn Zoon is wereldwijd, maar wie mogen nu delen in deze redding?

Nu, dat is 'al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is', vers 15.

Deze belijdenis houdt in dat Jezus en Gods Zoon één en dezelfde Persoon zijn en geen twee.

Is dit een minibelijdenis, waardoor iedereen zalig wordt als hij dit maar kan nazeggen, zonder 'de ballast' van de inhoud van de rest van de Bijbel?

Nee, beslist niet in deze zin. Wel wordt de kern van het Evangelie ermee aangeduid, en reikt deze uitspraak ver. Want Jezus is de mens Jezus, waarover heel het Oude Testament spreekt, als Abrahams Zaad, Davids Zoon en de Knecht des Heeren. Jezus is de Verlosser van Zijn volk vanwege hun zonden. Ook Gods Zoon wordt al in het Oude Testament aangekondigd. Zo wordt beleden dat Zijn goddelijke natuur en menselijke natuur onscheidbaar zijn, wat onmisbaar is voor onze zaligheid. Maar om dit te verstaan is heel Gods Woord nodig. Hier is dus niet bedoeld een minibelijdenis, waarmee je kunt volstaan om andere waarheden van het Evangelie onbelangrijk te achten.

Het doel van de geloofsbelijdenis in vers 15 is mede om stelling te nemen tegenover het ongeloof van de dwaal-leer die in heel deze brief wordt bestreden. De dwaalleer als zou Jezus niet de Zoon van God zijn (2:18-23; 4:1-6). Alleen wie de waarheid belijdt aangaande de Christus, zal worden behouden en heeft gemeenschap met God!

God blijft dan in hem en Hij in God.

Blijven in Gods liefde

Johannes belijdt nu in vers 16a zijn zekerheid die hij en de andere ooggetuigen mogen kennen: 'En wij, de ooggetuigen, hebben de liefde van God die God tot ons heeft, gekend en geloofd.' Dit houdt hij ook ter navolging voor aan de gemeente.

En zo volgt weer de opwekking in vers 16b:

God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God en God in hem.

Waarom herhaalt Johannes dit (vergelijk vers 8, 13, 15)? Omdat de gemeenschap van God het begin en het einde is van het geloof. En omdat deze gemeenschap gekenmerkt wordt door liefde, goddelijke liefde.