Sorry, u moet JavaScript inschakelen om de website te mogen bezoeken.
-A A +A

Erasmus en de Bijbel (2)

Jaargang: 
10
Datum: 
29 jun. 2016
Nummer: 
13
Schrijver: 
M. Dijkstra
ID:
1640
Rubriek: 


In het eerste artikel hebben we geschreven over de betekenis van Erasmus voor de Bijbel, de Textus Receptus en voor vertalingen als de Statenvertaling die daarop gegrond zijn. We hebben toen ook al kort opgemerkt dat Erasmus' visie op de Bijbel anders is. Hij stelde zich vrij en subjectivistisch op tegenover Gods Woord. Dat bepaalde hoe hij de Bijbel las en gebruikte. In dit artikel confronteren we ons met Erasmus' visie op de Bijbel. We doen dat aan de hand van het debat tussen Erasmus en Luther over de vrije wil. Juist op dat punt zien we duidelijk zijn visie op de Schrift, de mens en de theologiebeoefening naar voren komen. Luther noemde het punt van de vrije wil niet onterecht de kern van de zaak. De wegen tussen Rome en humanisme enerzijds en de Reformatie anderzijds gingen hier uiteen.

Achtergrond van het debat over de vrije wil

In de begintijd van hun contact zag Erasmus Luther als humanistisch geestverwant. Luthers werk leek goed aan te sluiten bij de strijd van Erasmus tegen de roomse kerk. Beiden wilden hervorming en vernieuwing. Na verloop van tijd kreeg Erasmus steeds meer moeite met Luther. Hun visie en optreden bleken steeds minder met elkaar overeen te komen. Omdat men in roomse kringen Erasmus vaker met Luther ging gelijkstellen, nam Erasmus steeds meer afstand van Luther. Uiteindelijk kwam Erasmus in zo'n moeilijke positie terecht dat hij wel publiek positie moest kiezen. Voor Rome of voor Luther en de Reformatie. Dat deed Erasmus in 1524 met zijn boek: 'De libero arbitrio': over de vrije wil. Erasmus had een slim aanvalspunt gekozen dat hem niet in strijd bracht met zijn kritiek op misstanden in de kerk van Rome. Het was juist een leerstuk waarover Rome en het humanisme het redelijk eens waren, terwijl op dit punt een duidelijke kloof met de Reformatie lag. Erasmus wilde met zijn boek de kerkelijke strijd op een hoger plan brengen. Hij wilde er een wetenschappelijk debat van maken. Luthers antwoord kwam in 1525 met het boek: 'De servo arbitrio': over de geknechte wil. Het betekende een einde aan hun vriendschap en contact. Luther zag scherp en terecht de zaak over de vrije wil als de kern van de onenigheid, als hart van de Reformatie. Het ging hierin om het karakter en de richting van de Reformatie. Luther zei aan het eind van zijn leven dan ook dat naast zijn grote en kleine catechismus alleen zijn boek 'De servo arbitrio' bewaard moest blijven.

Schriftvisie bij Erasmus

In het vorige artikel schreven we dat Erasmus weinig verschil zag tussen klassieke schrijvers en het Nieuwe Testament. Hij vond dat Plato niet anders was dan Paulus in wat ze schreven over zelfverbetering van de mens! Uiteindelijk vond je via de Bijbelschrijvers bij Jezus Christus de beste levenswijsheid. Maar die was niet principieel anders dan bij Plato. Erasmus stelde zich vrij en subjectivistisch op tegenover de Bijbel. Hij wilde alleen aanvaarden als Gods Woord, wat met zijn humanistische inzichten overeenkwam. Zo zegt hij in zijn boek 'Enchiridion':

'Wanneer men de verhalen van Goliath, David of Simson leest, kan men niet veel verschil met profane verdichtsels ontdekken; en wanneer men de boeken der Koningen of der Richteren letterlijk neemt, zou men aan de historiën van Livius (een beroemde Romeinse geschiedenisschrijver, M.D.) de voorkeur geven!'

Hieruit blijkt dat Erasmus de Bijbel meer als menselijk boek ziet en niet zozeer als Gods Woord, dat gezag over ons heeft. Nee, de mens moet met zijn verstand en wil zelf uitmaken wat er staat. De Bijbel vereist volgens Erasmus interpretatie, vanwege haar ambiguïteit (dubbelzinnigheid). De Bijbel is voor meerdere uitleg vatbaar. Teksten kunnen meerdere betekenissen hebben. Er blijft dan ook altijd verschil in uitleg mogelijk. Erasmus is van mening dat er vanwege die ambiguïteit van de Schrift steeds ruimte moet zijn om van mening te verschillen. Het gezag van de kerk is dan ook nodig om aan te geven binnen welke kaders de uitleg van de Bijbel behoort te blijven. Erasmus keert met zijn Schriftvisie terug naar de Vroege Middeleeuwen, naar de traditionele hermeneutiek van de kerk die gezag heeft over de Bijbeluitleg.

Schriftvisie bij Luther

Luther bracht hier tegenin dat de kerk geen gezag heeft bóven de Schrift of de uitleg ervan. Luther zette het volstrekte gezag van Schrift juist in tégen de hiërarchie van de roomse kerk, die de maatschappij en het leven in zijn greep hield. Luther stelde dat de Schrift Gods eigen Woord is. Hij weigerde te spreken over ambiguïteit, over dubbelzinnige, onduidelijke of onzekere passages. Want de Schrift is zelf helder en heldert onduidelijke plaatsen zelf op. Die helderheid van de Schrift komt niet door de méns. Maar die ziet Luther in verband met Christus, het levende Woord van God. Hij onthult de Schrift. De Schrift kun je volgens Luther dan ook niet lezen en uitleggen alleen via humanistische methoden. Dus zoals je alle andere boeken interpreteert op filologische of taalkundige wijze alleen. Dat is bij de Bijbel als goddelijk boek onmogelijk. Want volgens 1 Kor. 2:15 kan alleen een geestelijk mens de helderheid van de Bijbel zien en de Bijbel verstaan. In Luthers Schriftvisie staan het geloof en de werking van de Heilige Geest centraal in het verstaan van de Bijbel. Geloof in en kennis van de Schrift als Gods Woord maken duidelijkheid en zekerheid in uitleg mogelijk. Terwijl bij Erasmus de uitleg vaak gekenmerkt werd door onduidelijkheid en onzekerheid, vanwege haar ambiguïteit. Erasmus zal daarom geen stellige waarheidsuitspraken doen vanuit de Bijbel, want de Bijbel is immers voor meerdere uitleg vatbaar. We zien hier een soort scepticisme: twijfel, niet met zekerheid kunnen weten en in het midden laten. Erasmus neemt dan ook een vergelijkende positie in bóven de Schrift. Luther weigert deze sceptische Schriftvisie van Erasmus. Hij zegt: 'Spiritus sanctus non est sceptibus': de Heilige Geest is geen scepticus, geen twijfelaar. Want de Geest ontsluit de Schrift voor de gelovige, zodat deze zekere geloofskennis en ook stellige geloofsuitspraken kan doen. De gelovige uitlegger staat niet boven de Schrift, maar is onderworpen aan de Schrift.

Doorwerking in de theologie

Erasmus' Schriftvisie beïnvloedde zijn theologie. Hij stond voor een synthese van theologie en humanisme, van antieke filosofie en het christendom. Voor hem stond niet de leer, de dogmatiek centraal. Want daarover bleef altijd verschil van mening. Erasmus pleitte dan ook voor vrijheid in de kerkelijke leer en praktijk. Erasmus plaatste juist de ethiek, het léven in het centrum. Het ging hem om een praktische levenswijsheid. Erasmus' theologie was meer een soort levensvorm, waarin christenen moesten leven zoals Jezus had geleefd. Erasmus' Schriftvisie zorgt er ook voor dat hij vanuit de Bijbel geen assertio, een stellige uitspraak over de waarheid doet. Want de Schrift is daar volgens hem niet geschikt voor. Die is immers ambigu en verwart meer dan ze oplost. Iedereen moet zelf onderzoek doen en uitmaken wat waar en juist is. En daarvoor is het verstand en de vrije wil van de mens een noodzakelijke voorwaarde. We zien dat kennis en kunde uitsluitsel geven. Niet voor niets wil Erasmus het debat over de vrije wil dan ook op wetenschappelijk niveau voortzetten met Luther.

Maar dat wilde Luther juist niet, want het ging niet om een academische kwestie. Voor Luther was het primair een gelóófszaak. De theologie kan en moet volgens Luther op grond van het geloof in de Schrift als Gods Woord met duidelijke uitspraken komen. Het gaat dan ook om Gods eigen waarheid waarin de Geest leidt. Wie vanuit de Schrift geen duidelijke uitspraken wil doen, die neemt Christus weg. Want de Geest is aan de christen gegeven, opdat hij Christus kan belijden en verheerlijken. Ook in de theologie.

Erasmus' methode

De verschillende Schriftvisies van Erasmus en Luther hadden ook hun doorwerking in hoe ze het debat over de vrije wil aanpakten. Er blijkt een principieel verschil in methode, die te zien is de titels van hun boeken over de vrije wil. Erasmus' boek uit 1524 heet: 'Diatribe seu collatio de libero arbitrio'. Erasmus maakt gebruik van een 'diatribe' en een 'collatio'. Een 'diatribe' is de behandeling van een onderwerp in de vorm van een dialoog of een discussie. Een 'collatio' is een verzameling van Schriftplaatsen die over dezelfde onderwerpen handelen. In zijn boek over de vrije wil behandelt Erasmus dan ook Schriftplaatsen die voor en tegen de vrije wil pleiten: een collatio. Daarna volgt de diatribe. Erasmus brengt daar voor- en tegenstemmen met elkaar in dialoog. Het is een open gesprek waarin hij de zaken uiteenzet. Typerend voor zijn methode is dat hij geen oordeel geeft over deze zaken. Dat oordeel moeten de lezers zélf maken. Hij geeft een overzicht van teksten en meningen van schrijvers, anderen moeten zelf oordelen. Daarbij is het aantal keren dat een tekst en mening voorkomen, beslissend voor de interpretatie en het oordeel.

Bij Erasmus is de vrije wil van de mens dus vóórwaarde om de Schrift te kunnen lezen en beoordelen. Iedereen moet zélf een keuze maken. Erasmus behandelt Bijbelteksten dus taalkundig. Ook laat hij (schijnbare) tegenstrijdigheden staan. Hij wil ze niet met elkaar in overeenstemming brengen door Schrift met Schrift te vergelijken. Erasmus stelt dat ménsen in de Bijbel tot verschillende opvattingen kwamen. Dat moet je wegen en daarover wetenschappelijk met elkaar debatteren. Verschil van mening en uitleg moet je accepteren, omdat de Bijbel zelf niet duidelijk is en voor meerdere uitleg vatbaar is. Erasmus wil dan ook een gulden middenweg gaan. Hij verplaatst de discussie over de vrije wil naar de interpretatie, de uitleg van de Bijbel waarin ruimte voor verschil van mening moet kunnen zijn.

Luthers antwoord

Luther reageert in 1525 op Erasmus' boek en visie met het boek: 'De servo arbitrio', die het karakter heeft van een assertio. Dat is een duidelijke uitspraak, een waarheidsclaim, 'zo is het'. Luther koos bewust niet voor de methode van Erasmus (diatribe en collatio), maar wél voor de assertio. Luther wilde de waarheid niet in het midden laten, of met elkaar in debat gaan waarbij men elkaar vrij laat. Luther wilde niet dat het oordeel, de beslissing bij een meerderheid of bij ménsen lag. Nee, hij vond dat iedereen gehoorzaam moest zijn aan Gods waarheid, zo besluit Luther zijn boek over de geknechte wil. Luther stelt t.o. Erasmus dat één tekst al beslissend kan zijn en niet het aantal.

Luther doet met zijn boek en methode stellige uitspraken op grond van Gods Woord. Theologie moet volgens hem duidelijke uitspraken over de waarheid doen. Daarvoor is zekere kennis van Gods Woord noodzakelijk en ook mogelijk. Geloof kan niet op scepticisme worden gebouwd zoals Erasmus doet. Wel op zekere kennis, omdat de Heilige Geest geen scepticus is, maar de Schrift en ons verstand ontsluit en in de waarheid leidt.

Bij Luther is het gezag van de Schrift als Gods eigen Woord belangrijk. De eenheid van de Schrift ligt vast in Christus. Hij ontsluit de Schrift. Wel kunnen er moeilijke, onheldere Schriftplaatsen zijn, maar dan is toch de zaak duidelijk. Als er Schriftplaatsen en onderwerpen duister zijn, dan ligt dat volgens Luther aan het verduisterde, zondige verstand van de mens.

Luther veroordeelt de Schriftvisie en methode van Erasmus, die zichzelf bóven de Schrift plaatst om te oordelen over de uitleg en waarheid van de Schrift met zijn vrije wil. Luther brengt hier tegenin dat het primair om een gelóófszaak gaat, die tot het werk van Christus en zijn Geest behoort. Daarom staan we volgens Luther hier bij de kern van de onenigheid, en tegelijk ook bij het hart van de Reformatie. Want het ging ten diepste om de ene boodschap: de rechtvaardiging van de zondaar door Christus. Dat rechtvaardigende werk van Christus door zijn Geest was hier in het geding. Omdat niet de méns zélf de Schrift ontsluit en uitlegt met zijn zogenaamde vrije wil. Maar het is Christus die én het hart én de wil gevangen neemt en het geloof in zijn Woord werkt door zijn Geest. Van een vrije wil is volgens Luther dan ook geen sprake. Het verstaan en uitleggen van de Bijbel is geen zaak van wetenschap en kennis alleen. Maar allereerst een zaak van Christus en zijn Geest. Hij heiligt, onderwerpt, boetseert en hervormt ons verstand en onze wil (vgl. Fides Quadratum Intellectum), zodat we zijn Woord kunnen begrijpen en uitleggen - als Gods eigen Woord. Ja, Luther heeft scherp en terecht gezien dat het hier om het hart van de Reformatie ging.

Actualiteit

We menen dat dit ook voor vandaag actueel is. Want de geest van Erasmus, de doorwerking van zijn Schriftvisie, theologie en methode leven nog steeds. Dat zien we in dit Erasmusjaar duidelijk naar voren komen nu Erasmus als samenbindend en oecumenisch figuur op het podium wordt geplaatst.

Maar, zo vragen we, waarin en hoe bindt Erasmus dan samen? Zou de hedendaagse doorwerking van zijn humanistische Schriftvisie en -theologiebeoefening reden kunnen zijn dat er ook in onze tijd wegen uit elkaar moesten gaan, zoals dat bij Luther en Erasmus ook het geval was? Omdat het ging en nog steeds gaat om het volstrekte gezag van het Woord van God over verstand, hart en leven. En dat heeft ook vandaag nog alles te maken met het hart en karakter van reformatie, dat immers niets anders wil en mag zijn dan terugkeer naar het volstrekte gezag van Gods Woord over het hele leven.

In een volgend artikel hopen we D.V. daar nog verder op in gaan.