Belijden
In deze tijd van het jaar hopen weer meerdere jongeren in het openbaar belijdenis van hun geloof te doen. Een prachtige en dankbare zaak! Belijden is amen-zeggen. Amen: Ja, Heere, ik geloof, uw Woord is waarheid. Uw Woord is mijn richtsnoer. Uw Woord is de lamp die mijn levensweg verlicht. Amen: Ja, Heere, ik geloof in mijn enige Zaligmaker, Jezus Christus, de Zoon van God, het Woord dat vlees werd. Amen: Ja, Heere, ik onderwerp mij aan uw Woord, ik wil dankbaar leven naar uw geboden. Amen: Ja, Heere, ik wil niets anders zeggen dan U zelf aan mij geleerd hebt.
Belijden
Amen zèggen. Wie belijdenis doet, die spreekt dat uit. Dat kan niet anders. Dat vraagt de Heere ook. Geloven en belijden horen bij elkaar. Geloven leidt tot belijden. De Bijbel is daar zelf heel duidelijk over:
'Maar wat zegt zij? Dicht bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord van het geloof, dat wij prediken: Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden.
Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid.' (Rom. 10:8-10).
Hart èn mond. Geloven èn belijden. Onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Geloven zonder belijden, dat kan eigenlijk niet. De mond spreekt waar het hart vol van is. Zo krijgt onze God de eer die Hem toekomt.
Dat is belijdenis doen. Als we spreken over geloven en over de inhoud van ons geloof, dan moeten we dus ook spreken over ons belijden.
Bekennen
Wat is belijden en belijdenis doen nu precies? Als we de woordenboeken erop naslaan, dan blijkt dat belijden verschillende dingen betekent.
Allereerst is het 'bekennen'. We kennen die betekenis ook uit heel veel plaatsen in de Schrift. Bijvoorbeeld uit Leviticus, waar de Heere voorschriften geeft voor Zijn dienst.
'Het zal gebeuren, als iemand aan een van deze dingen schuldig is, dat hij dan moet belijden waarin hij gezondigd heeft. Hij moet vervolgens als zijn schuldoffer vanwege zijn zonde, die hij begaan heeft, aan de HEERE een vrouwtje uit het kleinvee brengen: een lam of een geit als zondoffer. Zo zal de priester verzoening voor hem doen vanwege zijn zonde.' (Lev. 5:5 en 6).
In deze betekenis heeft belijden te maken met ver-zoening. Ik beken mijn zonden. Ik erken dat ik schuldig ben. Ik belijd mijn kwaad. Ik belijd dat ik uit mijzelf nooit behouden kan worden.
Wie oprecht gelooft in Christus kan niet anders dan dank-baar en blij erkennen, belijden, dat zijn of haar leven alleen in Christus is. Dat hijzelf volkomen onbekwaam is en des doods schuldig. Dat zal hij uitspreken. Dat zal hij zeggen aan de Heere. In het gebed. Dat zal hij ook zeggen aan zijn broeders en zusters, om zo samen de Heere groot te maken.
Belijden, en vervolgens smeken om vergeving, pleitend op het offer van Christus.
Loven
Belijden kan ook gebruikt worden in de zin van 'loven'. Loven, dat is de Heere groot maken. Èrkennen dat Hij God is en Hij alleen. In de Bijbel lezen we dat bijvoorbeeld in het boek 1 Koningen:
'Als de hemel gesloten is en er geen regen komt, omdat zij tegen U gezondigd hebben, en zij op deze plaats bidden, Uw Naam belijden en zich van hun zonde bekeren, omdat U hen vernederde, luistert Ú dan in de hemel en vergeef de zonde van Uw dienaren en van Uw volk Israël, want U leert hun de goede weg waarop zij moeten gaan, en geef regen op Uw land, dat U aan Uw volk als erfelijk bezit hebt gegeven." (1 Kon. 8:35).
'Uw naam belijden'. Aan God de eer geven die Hem toekomt. Door Gods recht te erkennen. Door tot de Heere te roepen. Omdat er geen andere naam is door wie wij behouden kunnen worden.
Die twee betekenissen, bekennen en loven, békennen en èrkennen, liggen heel dicht tegen elkaar aan. Ze zijn eigenlijk twee kanten van dezelfde zaak. Wie zijn schuld aan de Heere bekent, èrkent daarmee tegelijk dat de Heere daar recht op heeft. En wie de Heere in het gebed of in psalmzang aanspreekt als zijn God en Vader, die moet zich wel bewust zijn van zonde en schuld. Die moet zich wel bewust zijn van Gods gerechtigheid. Die moet wel alles van de Heere verwachten wat nodig is voor de verlossing uit de schuld van de zonde. En die bekent zijn schuld.
Geloven en belijden, ze zijn één.
Naspreken
Belijden heeft nog een derde betekenis. 'Naspreken'. 'Hetzelfde zeggen'. In Romeinen 10, het gedeelte dat hierboven aangehaald wordt, en op veel andere plaatsen in het Nieuwe Testament, wordt in de grondtekst een woord gebruikt dat juist die betekenis heeft. Hetzelfde zeggen. Naspreken, hetzelfde laten horen, wat de Heere in zijn Woord gesproken heeft.
'Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader!' (Filippenzen 2:9-11).
God heeft bekendgemaakt dat Jezus Christus Heere is. En ieder mens moet dat naspreken. Ieder mens moet dat nazeggen. Precies zoals de Heere het zelf gezegd heeft.
Hart
We moeten wel goed zien hoe dat zit. Belijden is niet alleen maar een paar teksten hardop uitspreken. Een paar geloofsregels citeren. Alleen maar even, één keer in je leven, als je jong bent, 'ja' zeggen.
Nee, belijden zit vast aan het geloof. Belijden heeft te maken met het hart. Met vaste overtuiging. Met liefde voor de waarheid. De echte waarheid van Gods Woord. Belijden is naspreken wat je zelf voor de waarheid houdt.
Belijden doen we dan ook met ons hart. Niet voor niets begint onze Nederlandse Geloofsbelijdenis met:
'Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond ...' (NGB art. 1).
Daarmee spreekt de belijdenis heel gewoon de Heilige Schrift na. Het zijn heel eenvoudig de woorden van Paulus in Romeinen 10.
Belijden is dus gelóvig naspreken.
Roeping
Belijden moet. 'Ja' zeggen tegen de Heere moet. De Heere vraagt het van zijn kinderen. 'Ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.' (Mattheüs 10:32).
Een heldere en belangrijke tekst. Het is een woord uit de toespraak van de Heere Jezus wanneer Hij Zijn discipelen de opdracht geeft om te gaan prediken. Wie gelovig naspreekt dat de Heere Jezus de Zoon van God is, de beloofde Verlosser, die zal zalig worden. De verschillende betekenissen van belijden komen hier bij elkaar. Wie Christus belijdt en erkent, wie dat uitspreekt voor de mensen, wie daarvan getuigt, die zal door de Heere Jezus ook zelf 'erkend' worden voor God de Vader. Wie gelooft moet de Christus belijden.
Belijden moet! De Heere roept Zijn kinderen daartoe. Wie niet belijdt, wie niet erkent en gelovig naspreekt, die krijgt het Koninkrijk niet.
Belijden moet. De Heere roept ons om Zijn Naam te belijden. Om Zijn Woord na te spreken. Met hart en mond. Gelovig. Hardop.
Positie kiezen
Belijdenis doen, je geloof belijden is ook uitspreken dat je achter de Heere Christus aan wilt. Dat je bewust de goede positie inneemt. Niet in de zin van: je had ook best een andere plaats kunnen kiezen. Maar wel in de zin van: gehoorzaam en trouw hun plaats innemen. Je plaats innemen achter hun Heere. Je plaats innemen in de grote strijd tussen vrouwenzaad en slangenzaad.
Je plaats innemen in de strijd der geesten.
Ja, dat is ook belijden. Belijden kan zo heel wat weer-stand oproepen bij andere mensen. Want de waarheid van Gods Woord is niet geliefd.
Integendeel. De geschiedenis van Gods kerk is vol voorbeelden van broeders en zusters die om hun belijden werden vervolgd. Vaak tot de dood toe. En die vervolging is nog altijd aan de gang. Dat heeft de Heere ook geopen-baard. Belijden is niet altijd gemakkelijk.
Maar belijden levert wel een groot genadeloon op. Verzoening. Vrijspraak. Deel aan Christus en aan Zijn Koninkrijk.
Als we spreken over belijden en belijdenis doen, dan spreken we over geloof. Belijdenis doen, dat is amen zeggen. Gelovig Gods Woord erkennen en trouw naspreken. Onze roeping be-amen en onze plaats innemen in de antithese, de strijd tussen vrouwenzaad en slangenzaad. En straks zal de Heere Jezus ons belijden voor Zijn Vader!