Sorry, u moet JavaScript inschakelen om de website te mogen bezoeken.
-A A +A

Het ambt van de gelovigen

Jaargang: 
12
Datum: 
24 okt. 2018
Nummer: 
18
Schrijver: 
Jan Horst
ID:
2097

Profeet, priester en koning. Dat zijn de drie verschillende kanten aan het ambt van de gelovigen. Het ambt dat wij als gelovigen hebben gekregen: leven als een christen, zoals God het wil. Maar hoe moet dat als profeet? Of als priester en koning? Waarschijnlijk heb je het er met catechisatie wel eens over gehad, zie zondag 12. Maar het is goed om hier nog eens bij stil te staan.

Profeet

’Om als profeet Zijn naam te belijden’

Opdracht

Onze opdracht is om voor de naam van Christus uit te komen en Zijn naam te belijden. Dit kan alleen als we Hem eerst kennen.  Dus als eerste moeten we luisteren naar wat Hij ons te zeggen heeft in Zijn Woord. Maar ook in de preek, waarin de dominee Zijn Woord uitlegt of tijdens catechisatie of vereniging leer je veel over Christus. Hier kun je tijdens gesprekken op je studie of met vrienden over vertellen. Onderwijs blijft altijd nodig, zowel voor jezelf als voor anderen.

In de brief aan de Hebreeën berispt de schrijver de lezers (Hebreeën 5: 11-14). De Hebreeën worden terechtgewezen omdat ze laks waren in het doen toenemen van hun kennis, in het volwassen worden van hun geloof: [c]’Want hoewel u leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst...’[/c] vers 12. Hierin zien we het belang van het volgen van onderwijs. Als we ons niet oefenen in het geloof, geen Bijbelstudie doen, geen onderwijs volgen, de kerkdiensten niet trouw bezoeken, dan groeit ons geloof niet, dan blijven we als kleine kinderen die leven van de melk. Maar als we geoefend zijn in het geloof en onze kennis uitbreiden dan zijn we volwassen en kunnen we vast voedsel verdragen. Dit vaste voedsel hebben we ook nodig om het kwade van het goede te kunnen onderscheiden.

Maar je leert hierbij ook een praktische kant om je ambt als profeet serieus te nemen. Dit ambt is belangrijk zowel binnen als buiten de kerk. Buiten de kerk kan het belijden van Zijn naam eenvoudig maar ook heel lastig zijn. Eenvoudig in de zin van “jij hebt jouw waarheid en ik heb mijn waarheid”, lastig in de zin dat je vreemd kan worden aangekeken omdat je anders bent dan de rest; je doet bijvoorbeeld niet mee met bepaalde activiteiten en het kan zijn dat je daardoor niet als volwaardig medemens wordt gezien.

Priester

‘Mijzelf als een levend dankoffer aan Hem te offeren’

Wij mogen een dankoffer brengen aan God. Dit dankoffer houdt onszelf in, ons leven. Maar waarom mogen we hem danken? Omdat Christus voor ons een zoenoffer heeft gebracht. Dit houdt in dat Christus onze schuld heeft weggenomen en het weer mogelijk heeft gemaakt om een relatie met God te hebben. Ons offer houdt in dat wij onszelf moeten wegcijferen. Het gaat altijd om de eer van God én om de eer en goede naam van onze naaste. Dat gaat regelrecht tegen onze natuur in want wij zijn er van nature op uit om God en onze naaste te haten. Daarom moeten we ervoor bidden of de Heilige Geest ons hiermee wil helpen. Maar wat moeten wij dan precies doen? We kunnen bijvoorbeeld onze vrienden op school helpen als ze dingen niet begrijpen, we kunnen meelevend zijn met mensen die het minder hebben dan wij. Hierin kunnen de mensen die niet geloven ook zien dat je een christen bent, en via die weg kun je Zijn naam belijden. Dit heeft dan ook weer te maken met ons ambt als profeet. Maar ook op zondag naar de kerk gaan hoort hierbij. En daarmee leuke feestjes laten schieten.

Koning

‘In dit leven met een vrij en goed geweten tegen de zonde en de duivel te strijden en na dit leven in eeuwigheid met Hem over alle schepselen te regeren.’

We zijn koning! Dat klinkt heel erg mooi en dat is het ook, maar we zien daar nu de vruchten nog niet van, die komen later als we op de nieuwe hemel en nieuwe aarde zijn. Door Christus’ zoenoffer mogen we ook koning zijn. Als koning moeten we tegen de zonde en de duivel strijden. Een koning van vroeger moest dit ook, strijden om zijn land veilig te houden. Deze soort koningen zien we nu bijna niet meer. Deze strijd tegen de zonde duurt ons hele leven. Vanaf het begin tot het eind moeten we verleidingen weerstaan. Moeten we niet op onze eigen eer uit zijn, niet begeertes boven God stellen, moeten we onze naaste niet kapot maken door lelijke woorden, of te veroordelen door bepaalde keuzes die gemaakt worden. Dit vergt strijd. Deze strijd kunnen wij niet alleen. Wij mogen bidden om de Heilige Geest om ons in die strijd kracht en wijsheid te geven. Om stand te houden tegen onszelf en tegen de duivel heeft God ons de geestelijke wapenrusting gegeven. Lees Efeziërs 6: 10-20 maar eens. Hierin wordt uitgelegd welke wapenrusting wij aan kunnen trekken bij de strijd tegen de verleidingen van de duivel.

God geeft ons ook een belofte. Na ons leven mogen we op de troon zitten om daar over alle schepselen te regeren. De strijd tegen de duivel en tegen de zonde is dan tot een einde gekomen.  Dan regeren we met God als koning in de hemel. Is dat niet een mooi vooruitzicht?