Opleiding tot de Dienst van het Woord – gave en opgave


Na veel voorbereiding is op de Generale Synode te Emmen (2009/2010) daadwerkelijk gestart met een Opleiding tot de Dienst van het Woord. We mogen daarin een geschenk van de HERE zien, die opnieuw mogelijkheden geeft om predikanten op te leiden “in eigen beheer”. Een aantal broeders mag de opleiding volgen, een aantal mag een taak hebben in de daadwerkelijke opleiding.

Uit de geschiedenis


Bij de voorbereiding van dit artikel bladerde ik een boek door over de geschiedenis van de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. De onlangs overleden professor A. Th. van Deursen geeft in “Een hoeksteen van het verzuild bestel” (Amsterdam, 2005) een mooi overzicht van de geschiedenis van deze van oorsprong gereformeerde onderwijsinstelling.
Hoewel de Opleiding tot de Dienst des Woords toch van een andere orde is dan de stichting van een gehele Universiteit, zijn een aantal punten toch ook voor onze situatie ter lering. Immers, wie z’n geschiedenis niet kent, moet haar overdoen.

Gereformeerde Universiteit


Al in 1870 oppert dr. A. Kuyper in het weekblad De Heraut de suggestie van een eigen gereformeerde universiteit. Alleen een theologische faculteit of een seminarie (= een opleiding voor geestelijken) was in zijn ogen niet genoeg. Het moest een volledige universiteit zijn waar gereformeerde wetenschap door gereformeerde wetenschappers bedreven moest worden. Als het christendom “zuurdeeg” in het volksleven wilde zijn, dan moest de wetenschap door het licht van Christus beschenen worden op een gereformeerde universiteit.
Nadat de geesten hiervoor rijp waren, werd tien jaar later de Vrije Universiteit geopend. De voorbereidingen waren getroffen door een hiervoor opgerichte ‘Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag’. Na opening werden snel de eerste hoogleraren benoemd. Want, zo schrijft van Deursen, werkelijk alleen nodig waren de professoren. Studenten konden wel gemist worden, want als zij niet zouden komen dan moesten maar boeken worden geschreven om de elders studerenden wijzer te maken (pag. 28).

Vrij


Het woord Vrije in de naam van de opleiding tekent het karakter van de opleiding. Kuyper wilde namelijk uitdrukkelijk vrij blijven van kerk en vrij van de staat. Geen invloeden van de overheid over de wetenschap, want de staat kan niet bepalen wat de wetenschappelijke waarheid is. Maar ook vrij van de kerk, want de kerk mag nooit over de wetenschap heersen door voor te schrijven hoe gedacht moet worden. De universiteit moest soeverein zijn in eigen kring. Dat wil zeggen dat ze een niet ingeperkt gezag moest hebben. Geen andere kring, bijvoorbeeld de “kerkkring” zou gezag mogen hebben over de gereformeerde wetenschap die bedreven zou worden door de kring van gereformeerde wetenschappers.

Theologische Hogeschool Kampen


Die zogenoemde soevereiniteit, die niet-gebondenheid aan een kerk, is voor de Afgescheidenen echter een groot bezwaar om de werkzaamheden van de zojuist genoemde vereniging te ondersteunen. Een theologische faculteit kon naar het oordeel van die docenten de binding aan een kerk niet missen. De kerk moet toch toezien op de opleiding van haar toekomstige predikanten? Een onderwijsinstelling kan menen te staan op en te werken vanuit de gereformeerde beginselen, zoals de Vrije Universiteit dat in haar beginjaren pretendeerde. Voor een theologische faculteit met als één van de doelstellingen om gereformeerde predikanten op te leiden is het toch wel van groot belang dat ook toezicht moet worden gehouden op de naleving van die beginselen.

Pretentie bleek funest


In de latere jaren is de pretentie om vrij te zijn van invloed van staat en kerk met name voor de theologische faculteit funest gebleken. De binding aan gereformeerde beginselen bleek in de praktijk lastig, want wat de gereformeerde beginselen nu concreet inhielden was onduidelijk. Wij zijn bij “beginselen” geneigd om te denken aan Gods Woord en de belijdenissen, maar zo scherp omlijnd waren die ‘gereformeerde beginselen’ niet. Dat bleek in de praktijk in latere jaren in het werk van prof. dr. H.M. Kuitert. Hij bleek in zijn Schriftbeschouwing beslist niet gereformeerd en is dat niet een groot gevaar voor de kerken? Immers, de predikanten worden opgeleid met dwalingen en dan is het risico groot dat deze worden uitgedragen in de kerken. Intern werd door sommige hoogleraren wel getwijfeld of het werk van Kuitert strookte met de “gereformeerde beginselen”. Ook vanuit de hierboven genoemde vereniging, die nog steeds verbonden was aan de VU, kwamen vragen naar voren. Maar dit werd afgedaan met de opvatting dat een nieuwe generatie theologen opstond, die theologie als zuivere wetenschap zag.

Hieruit trekken we onze eerste lering uit de (jonge) geschiedenis. De opleiding tot dienaar van het Woord moet niet vrij zijn in de zin van “soeverein in eigen kring”. Met het “soeverein zijn in eigen kring” wilde Kuyper aangeven dat een bepaalde kring, een bepaald verband van mensen, zoals bijvoorbeeld de VU, alleen aan zichzelf verantwoording schuldig is. Een bepaalde kring staat niet onder een andere kring.
Maar wij zeggen juist dat de opleiding onder toezicht moet staan van de kerken. Vrijheid om gereformeerde wetenschap te bedrijven kan mooie dingen opleveren, maar de school van en voor de kerken moet vooral worden beschermd tegen dwaalleraars en dwalingen. De deputaten voor de Opleiding tot de Dienst des Woords hebben hierin in onze situatie een verantwoordelijke taak. Zij moeten zorgen dat de studenten worden opgeleid, zonder dat die studenten bang hoeven te zijn dat zij dwaalleringen voorgeschoteld krijgen.

De pretentie van de VU om vrij te zijn wordt in de daarna volgende decennia nog meer ingeslikt. Het personeelsbeleid wordt ruimer. Er wordt niet primair meer onderwijzend personeel geworven onder de eigen opgeleide wetenschappers. Hierdoor wordt het wetenschap bedrijven naar gereformeerde beginselen nog moeilijker te handhaven. Velen willen in de praktijk niets met die beginselen van doen hebben, al hebben ze bij hun aanstelling daarvoor wel getekend. De grondslag blijkt steeds moeilijker handhaven, ook onder invloed van de jaren ’60 en ’70 en van de toen gaande bewegingen in de maatschappij.

Financiën


Dat komt ook tot uiting in de financiering. In de eerste jaren werd de vrije positie ten opzichte van de staat nog mee gewaarborgd doordat de VU geheel afhankelijk was van haar achterban. De leden van de ‘Vereniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag’ bekostigden het grootste deel van de universiteit. Vanaf 1 januari 1968 wordt de VU, waaronder de theologische faculteit, echter 100% afhankelijk van de staat door middel van subsidies. De stap om zich - in plaats van soeverein op te stellen - financieel afhankelijk van de staat te maken, is de vrucht van de al jarenlang veranderende overtuigingen in de Gereformeerde Kerken (synodaal). Niet langer was de overtuiging aanwezig dat Gods Woord de waarheid en het eind van alle tegenspraak was. Veranderende inzichten over de inhoud van Gods Woord en de betekenis daarvan in het leven vandaag leidden ertoe dat de band tussen achterband en VU steeds losser werd, ook in financieel opzicht.

Financieel losser van de achterban


Door het zich financieel los maken van de achterban, werd de band met die achterban steeds losser. Men is niet meer primair gericht op gereformeerde wetenschap, maar gericht op eigen faam en eer. Internationale congressen en publicaties in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften betekenen meer dan wetenschap bedrijven vanuit Gods Woord.
De beweging van het zich financieel losmaken van de achterban hebben we ook gezien bij de Theologische Universiteit te Kampen. Zij krijgt sinds 2009 ook overheidssubsidie, waarbij moet worden voldaan aan wettelijke eisen om voor die financiering in aanmerking te komen. Hierdoor bestaat het risico dat het doel verschuift van het betrouwbaar opleiden van predikanten naar het voldoen aan de eisen, waaronder bijvoorbeeld het aantal af te leveren wetenschappelijke publicaties.

Laat dat voor ons een tweede les zijn. In die zin had Kuyper wel gelijk. Een universiteit of een opleiding, wil zij werkelijk gereformeerd onderwijs geven, moet vrij zijn van alle ballast die haar daarin kunnen hinderen. Op de GS te Emmen is gezegd: “gereformeerde vorming is belangrijker dan een mastertitel”. Die gereformeerde vorming kan op dit moment niet aan een door de overheid aangewezen en goedgekeurde instelling plaatsvinden. Om de studenten toch die vorming door te laten maken, zou het kunnen betekenen dat we in de toekomst met elkaar flink in de buidel moeten tasten om de Opleiding haar werk, vrij van overheidsinmenging, te kunnen laten doen. Laten we ons dat realiseren. Ook als jongelui, die veel minder zijn opgegroeid met het idee dat veel gegeven moet worden aan allerhande kerkelijke doelen, dan onze (groot)ouders.

Leiding over de kerk


De opleiding tot de Dienst van het Woord is primair gericht op het opleiden van predikanten. Maar die predikanten komen terecht in gemeenten, waar zij als herders en leraars moeten optreden. Aan die opleiding kan dus niet iedereen die een studie, bijvoorbeeld een proefschrift, van betekenis heeft geleverd worden aangesteld. Nee, dat moeten betrouwbare broeders zijn.

Eind januari 2012 schreef een historicus van de VU (Wim Berkelaar) een column, waarin hij uithaalt naar de aanstelling van wijlen professor Kamphuis in 1958 als hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Theologische Hogeschool in Kampen. Zijn aanstelling kwam voort uit kerkpolitiek, volgens Berkelaar, omdat prof. Kamphuis een geharnast verdediger van de “ware-kerk-gedachte” zou zijn geweest, terwijl dit niet van de andere kandidaat gezegd kon worden. En, zo benadrukt Berkelaar, hij werd aangesteld ondanks dat hij geen enkele studie van betekenis had geleverd! Juist die laatste opmerking komt vaker voor in wetenschappelijke kringen. Niet de bijdrage aan de vorming van gereformeerde predikanten is van belang, maar het aantal publicaties en studies is van doorslaggevende betekenis. Ook bij de aanstelling van professoren aan de VU speelde dit al een belangrijke rol, zo laat prof. Van Deursen in zijn boek zien.

Hieruit trekken we een derde les. Niet het aantal academische graden is maatstaf voor het al dan niet aanstellen van een docent. Het gaat om het zich in alles, dus ook in wetenschappelijke arbeid, willen buigen voor Gods Woord. Het gaat erom dat ook de docenten steeds in het oog houden dat het doceren aan de opleiding niet een mooi opstapje is om zelf wetenschappelijke arbeid en publicaties te kunnen produceren, maar dat het gaat om het opleiden van toekomstige herders en leraars.

Gave en opgave

We mogen een opleiding tot de Dienst des Woords hebben. Dat is een gave van de HERE en we bidden de HERE dat Hij de docenten kracht geeft om het onderwijs naar Gods Woord in te richten. Veel van dit werk gebeurt achter de schermen, maar het is veel en verantwoordelijk werk. Bidt u voor de broeders die dit werk doen? Dat zij het werk mogen volbrengen door Gods Geest geleid! Bidt u ook voor de studenten die bezig zijn met de opleiding? Dat zij zich mogen inspannen om over een tijd Gods gemeenten in het land te mogen dienen als betrouwbare herders? Dat zij ook in hun studententijd mogen volharden in het geloof?

Naast de gave is het ook een opgave. Het is geen mensenwerk, het is een werk van de HERE. Geen plaats dus voor overmoed of trotsheid, maar wel voor afhankelijk van de HERE in zowel materieel als geestelijk opzicht. Laten we uit de geschiedenis leren, zodat we haar op dit punt niet hoeven overdoen.