Rom. 6:
10 Want wat zijn dood betreft, is Hij voor de zonde eens voor altijd gestorven; wat zijn leven betreft, leeft Hij voor God.
11 Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wèl dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus.
12 Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen,
13 en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God.Leven uit vrije genade
De genade van de gemeenschap met Christus maakt ons leven geheel anders. De Here leert ons hier via Paulus het evangelie van vrije genade, ook in haar gevolgen.
Als we in Gods heerlijke rijk der genade overgebracht mogen zijn (Rom.5:21; Kol.1: 13), waar alle zonden vergeven worden, mogen we dan bij de zonde blijven, opdat er meer vergeving is, opdat er meer genade is (Rom.6:1)? Volstrekt niet, zegt Paulus in 6:2.
We zijn niet alleen aan de zonde als macht gestorven. Dat is één kant. Maar er is meer in het rijk der genade. Want in het rijk van de zonde heerst de dood. Maar in het rijk van de genade heerst het leven, het ware, eeuwige leven (Rom.5:21).
Ook weer als verdienste van onze Heiland, als genade om niet. Door de gemeenschap met onze Heiland mogen we ook daaraan deel krijgen. Aan dat eeuwige leven en de gerechtigheid: dat is het leven naar de wil van God, in harmonie en vrede met God in zijn verbond.
De vrije genade in Christus geeft ons niet alleen afsterving van de zonde, maar ook opstaan in het nieuwe leven. Christus zelf is immers opgestaan uit de doden. Hijzelf leeft toch voor God? Ja, Christus bezit dat leven in heerlijke volmaaktheid, wij bezitten het hier nog in beginsel. Maar dat leven voor God is er al wel. De verbondenheid met Christus garandeert dat. En geeft dat nu al, hier op aarde. Door de wedergeboorte door Christus’ Geest en door de blijvende inwoning en werking van Zijn Geest.
Ook dat hoort bij de gemeenschap met Christus, zoals afgebeeld in de doop. Rom.6:4 geeft het doel van die gemeenschap aan: gelijk Christus opgewekt is door de majesteit van de Vader, zo zullen ook wij in nieuwheid van het leven wandelen.
Christus werkt zo in ons uit dat we niet langer in de zonde leven, maar dat we voor God leven. Met een vernieuwd leven. Als wedergeboren kinderen. Als kinderen van God.Toerekenen wat we in Christus hebben
Ook dàt mogen wij ons nu toerekenen. Als eeuwig leven met en voor God.
Wat een evangelie! Wij mogen toerekenen, wat we in Christus hebben En we mogen dat alles ontvangen in geloof en door Zijn Geest. Om zo te leven in een leven dat de Here welbehaaglijk is, dat naar Zijn Woord en naar Zijn wil is. Om te dienen in Zijn Koninkrijk. Om in afhankelijkheid van Hem en tot Zijn eer te leven. Ook dat wordt ons geschònken door de gemeenschap met Christus.
Zo mogen we ons wel steeds afvragen: leven wij voor onszelf of leven we werkelijk voor God? Leven we ons uit in deze wereld of leven we met God tot opbouw van Zijn kerk, tot eer en verheerlijking van Zijn Naam? Paulus’ conclusie in vers 11 is dan ook:Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar lévend voor God in Christus Jezus
Levend voor God in Christus Jezus: dat is het allesbepalende in ons leven, naast het dood zijn voor de zonde. Wij mogen leven, en vooral: wij mogen leven voor God in Christus Jezus. Daarom, zegt Paulus in vers 13:stelt u ten dienste van God, als mensen die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God.
Stelt u ten dienste van God
Ons leven voor God is het leven in het rijk van de genade. Leven in het Koninkrijk van God. Dat rijk komt, maar het is er ook al.
Dóór Christus en in Christus. Dat laatste wil zeggen in verbondenheid, in gemeenschap met Christus. Zo mag hier het ware leven worden gesmaakt. Niet alleen als leven dat nooit meer ophoudt. Maar als leven voor God. Als leven ten dienste van God. Als leven tot eer van God in gemeenschap met Christus, onze Heiland.
Dat is nu onze levensbestemming in Christus. Zo mogen wij van rechtvaardiging in Christus via heiliging in Christus, dan straks komen tot onze verheerlijking in Christus na dit leven.
Daarom is het zo verschrikkelijk arm, als wel de rechtvaardiging in Christus wordt gezien, wel de vergeving van de zonden, maar niet meer de levensheiliging. Niet meer het leven voor God en ten dienste van God in genade en in geloofs-gehoorzaamheid. Nee, beide rechtvaardiging èn heiliging komen in Christus uit genade naar ons toe. Onlosmakelijk aan elkaar verbonden als vrije genade. Maar wel met de oproep om onze leden, dat is ons aardse leven ten dienste van God te stellen. Als levend in Zijn koninkrijk.
Alles ontvangen wij dus in Christus. In en door Hem mogen en kunnen wij dood zijn voor de zonde, afzien van ons zondige ik. En in en door Hem mogen en kunnen wij léven voor Gòd.
Onze heerlijke bestemming is nu op Gòd ons leven te richten. Met als eindbestemming de eeuwige heerlijkheid bij God en bij Christus, het Lam, in het nieuwe Jeruzalem.