Gode zij dank!


We staan weer voor een jaarwisseling. We kijken terug en we kijken vooruit. Dat is goed. De tijd, dus ook het verstrijken van seizoenen en jaren, is door de HERE geschapen. Dat de jaren maar onophoudelijk op elkaar volgen is door de kracht van onze God. Hij houdt Zijn schepping in stand. Hij laat de jaren voortgaan. Totdat, opnieuw, de “volheid des tijds” is aangebroken. (Deze Bijbelse uitdrukking wordt gebruikt voor de komst van de Here Jezus in het vlees maar is ook van toepassing op de wederkomst van Christus). Het is goed om bij een jaarwisseling stil te staan. Om het werk van de Here te gedenken. Maar ook om zelf eens in de spiegel van Gods Woord te kijken. Om eens na te gaan hoe we zijn omgegaan met Gods gaven. Om eens te zien naar dat derde deel van de drieslag uit de Heidelbergse Catechismus. De drieslag die beschrijft welke geloofskennis we nodig hebben om gelukkig te leven en te sterven. In de troost dat we het eigendom zijn van Christus. Kennis van onze ellende, van onze verlossing en ten slotte van onze dankbaarheid. Maar Gode zij dank,
die ons de overwinning geeft
door onze Here Jezus Christus.
Daarom, mijn geliefde broeders,
weest standvastig,
onwankelbaar,
te allen tijde overvloedig in het werk des Heren,
wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here.
(I Korintiërs 15: 57, 58)


Overwinning


Bovenstaande verzen uit de eerste brief aan de Korintiërs hebben ons heel wat te zeggen. Ook bij een jaarwisseling. Heel dat hoofdstuk 15 gaat over de opstanding. De opstanding van Christus. En in Christus onze eigen opstanding. Christus heeft de dood overwonnen.
De prikkel, de pijn van de dood is de zonde, legt Paulus uit in de laatste perikoop. En de kracht van de zonde is de Wet. Dat kunnen we wel begrijpen. God heeft Zijn Wet gegeven. Voor alle mensen. Universeel, dat is voor heel de wereld. En als je de Wet van God niet houdt, dan is dat zonde. Dan is dat aantasting van Gods recht. Opstand tegen Gods heerschappij. Dan is dat voor de kinderen van het Verbond verbondsbreuk. Zonde betekent dan ook schuld. Doodsschuld.
Dat is onze ellende. Als we naar de Wet kijken, en naar onze eigen zonde, dan zijn we heel gewoon zo schuldig dat we de dood verdienen. De eeuwige dood. De eeuwige pijn.
Maar, leert Paulus ons dan, Christus heeft de dood overwonnen. De eeuwige dood bestaat niet meer voor wie in Hem gelooft. Christus heeft Gods Wet volkomen volbracht. Christus is volkomen gehoorzaam geweest. Tot in de dood. Tot in de volkomen godverlatenheid. Daardoor heeft onze Heiland de dood overwonnen. Daardoor kon Hij weer opstaan. Daardoor kon Hij voor ons het nieuwe leven verwerven. Hij haalde de prikkel uit de dood. De echte dood is, zo zegt vers 54 van dit hoofdstuk, verzwolgen in de overwinning.
Gode zij dank!

Dank


Hoort dat niet bij de kern van ons geloven? Dat machtige verlossingswonder? Is dat niet de zekerheid van ons leven? Christus heeft overwonnen. Dood en zonde hebben geen kracht meer voor wie zich het eigendom van Christus weet. Wij: schuldig, onmachtig, rijp voor de eeuwige dood. Christus: Overwinnaar, Losser, de Heiland die de zijnen het Leven weer geeft.
Dat is toch de kracht van ons leven? Dat was het toch toen we het moeilijk hadden in het voorbije jaar? Dat was toch waardoor we het leven volhielden? Dat was toch wat ons blijdschap gaf in het dienen van de Here? Dat is toch de hele zin en het enige echte doel van ons leven? Samen met Christus overwinnaars zijn om straks eeuwig onze grote God te loven en te prijzen?
Als we terug kijken, dan kunnen we toch niet anders zeggen dan dat het ten diepste alleen het geloof was dat maakte dat we in het afgelopen jaar konden doen wat we deden? In ons gezin, in de kerk, in het verenigingsleven, in de samenleving?
Gode zij dank, zegt Paulus.
Ja, Gode zij dank!
Voor de bewaring die Hij gaf bij het geloof in het enige Evangelie. Voor de bewaring die Hij gaf bij het Woord. Voor al die andere gaven en schatten die we uit Zijn hand ontvingen. Voor Zijn gedenken van het Verbond dat Hij met ons allen sloot. Voor de oneindige trouw die we in de grote en de kleine zaken van het leven mochten ondervinden, ook in het afgelopen jaar, dag in dag uit. O ja, er was moeite. Er was zorg. Er was verdriet. Er was strijd. De zonde kleeft ons nog aan. We zijn nog niet volmaakt. Maar ver daar boven uit ging Gods zorg. Alles mochten we ontvangen en aanvaarden uit Zijn hand.
Want Christus heeft overwonnen.

Gevolgen


En die overwinning is nu ook van ons. God geeft ons deel aan die overwinning.
We zijn mede-overwinnaars.
Christus’ overwinning heeft dan ook grote gevolgen voor de gemeente. En voor de léden van de gemeente. Dat ligt in dat woord “daarom”. Vanwege de overwinning van Christus. Op grònd van de overwinning van Christus. Op de boodschap van onze verlossing volgt dan ook een oproep. Een vermaning. Allereerst om standvastig en onwankelbaar te zijn. Om dat geloof in de overwinning van Christus, dat geloof in de overwinning van zonde en dood, niet los te laten. Nooit. Altijd moet de gemeente, altijd moeten de gelovige leden van de kerk vasthouden aan Christus. Door alles heen. Tegen alles in. Nooit moet de kerk ook maar iets van dat goddelijke fundament los laten.
Dat kan ook niet anders. Als we zouden toelaten dat er iets van dat fundament wordt afgehaald, dan begint het hele kerkgebouw ineen te zakken en te ontbinden. Christus, gestorven aan het kruis, opgestaan en naar de Hemel gevaren ..... Daar mag niets van af gedaan worden. Want dan zou de prikkel van Wet en dood opnieuw kracht krijgen. Dan zou het nieuwe Leven opnieuw onbereikbaar zijn. Dan zou het leven zinloos worden. Dan zou alles wat we in ons leven hebben gedaan zonder betekenis zijn. Dan zou iedere jaarwisseling zijn zin verliezen.
Weest standvastig, onwankelbaar!
Dat betekent heel concreet dat we in alles heel eenvoudig vast houden aan de Bijbel. Dat we niet toestaan dat aan de waarheid van Gods Woord íets wordt afgedaan. Dat we volhouden, tegen alle moderne zogenaamde bijbelwetenschap in, dat Gods Woord volkomen is, betrouwbaar, genoeg voor onze zaligheid.

Trouw


Die vermaning, om standvastig te zijn en onwankelbaar, om eenvoudig op Gods Woord te vertrouwen, en niet zelf een ander evangelie te bedenken, is een vermaning voor alle tijden.
Die vermaning houdt veel meer in dan alleen maar belijden dat Christus dood en zonde overwonnen heeft. Het betekent dat we uit dat geloof leven. Dat het ons leven stèmpelt. Dat het in al onze woorden en daden zichtbaar wordt dat we mede-overwinnaars zijn geworden. Dat we in al ons spreken en handelen laten horen en zien dat we Christus’ onlosmakelijk eigendom zijn.
Ja, dat we zelfs ook in ons denken en voelen ons niet gedragen als verslagenen, als gevangen genomen slaven, maar als mede-overwinnaars. Standvastig en trouw.

En dan kijken we aan het einde van het jaar in de spiegel. Hoe zijn we met Paulus’ vermaning op dit punt omgegaan? Leefden we als overwinnaars? Was Christus zichtbaar in ons doen en laten? Lieten we zien dat de prikkel van de dood, dat zonde en Wet geen macht meer over ons hadden? Hoe was het met ònze trouw?

Werk des Heren


We kijken nog even verder. Want de vermaning is uitgebreider. Nadat Paulus de gemeente opgeroepen heeft om volkomen trouw te zijn, vanwege de overwinning van Christus, voegt hij daar nog aan toe dat de kerk en de leden van de kerk overvloedig moeten zijn in het werk des Heren.
Het werk des Heren ........ De uitleggers vertellen ons dat dit heel breed is. Het is niet alleen het werk in de Kerk. Of voor de Kerk. Het is niet alleen bezig zijn met de Bijbel. Of bijvoorbeeld met de christelijke opvoeding van de kinderen. Nee, het is alles wat we doen. Alle zogenaamde goede werken. Alles wat we doen voor de Here. Voor de naaste. Voor het geschapene. Alles waarvoor we kunnen en mogen danken. Dat gaat ver. Heel ver. Verder dan vasthouden aan het geloof in Christus. We moeten met dat geloof iets doen. Werken. Overwinnaars belijden niet alleen altijd de Christus, en ze leven niet alleen als mede-overwinnaars voor zichzelf. Nee, ze gaan met de gaven die ze krijgen van Christus aan het werk. Hun belijden is zichtbaar in hun activiteiten. Ze doen goed. Binnen de kerk. Buiten de kerk. Of het nu gezien wordt of niet. Of ze er nu een dankjewel voor krijgen of niet. Dat maakt helemaal niets uit. De Here ziet het altijd. Hij houdt het wel in gedachtenis. Al hun arbeid is niet vergeefs in de Here.

Overvloedig


Nog één woordje in deze verzen lichten we er uit: overvloedig.
Het vermaan van de apostel is echt indringend. We moeten overvloedig zijn in het werk des Heren.
Overvloedig wil zeggen: in ruime mate, in grote hoeveelheden, ja, meer dan nódig is. We herhalen het: meer dan zelfs nodig is ...... Goede werken doen, in Bijbelse zin, nog meer dan we denken of zien dat van ons gevraagd wordt. Dat is het gevolg van Christus’ overwinning. Dat is het gevolg van het wegnemen van de prikkel van dood en Wet en zonde. Mede-overwinnaars leggen zich er op toe om goed te doen. Om de liefde tot God en de liefde tot de naaste in overvloedige mate in de praktijk te brengen. Niet een beetje. Niet net genoeg. Als we dat al zouden kunnen uitmaken. Maar meer dan we zelf denken dat we zouden moeten doen.

Voelden we ons nog goed bij het eerste deel van de vermaning? Bij de vraag naar onze trouw en standvastigheid in het afgelopen jaar? Natuurlijk, we hadden onze momenten van twijfel. We hadden onze overwegingen in eigen kracht en in vertrouwen op andere zaken. Maar we hebben toch uiteindelijk, door de genade van de Here, aan het Woord vast gehouden?
We kijken opnieuw in de spiegel. En nu wordt het toch moeilijk. Echt moeilijk. Ja toch? Waren we ook in het afgelopen jaar overvloedig in de werken des Heren? Aldoor? Stroomden we over van goede werken? Konden we steeds onszelf aan de kant schuiven? Voor de Here en voor onze naaste? Deden we zelfs meer dan nodig was? Dan van ons gevraagd werd? Uit onszelf?

Christus


Nee, geen ingewikkelde antwoorden nu. En ook geen diep en onrustig graven in onszelf. Dat hoeft niet. We weten het best. Eén blik in de spiegel is genoeg. Als we echt eerlijk zijn. Zelfs als we naar beste weten ons best deden (en dat was natuurlijk niet altijd zo), dan nog was ons “werk des Heren” niet voldoende. Niet overvloedig genoeg. Niet voldoende trouw en gelovig. Maar we hoeven niet te gaan “graven” aan het einde van het jaar. Eén ding moeten we doen: weer terug naar Christus. Weer terug naar de overwinnaar. Weer terug naar Hem, die de overwinning behaalde aan het kruis. Die opstond uit de dood. Die het mogelijk maakte dat Zijn standvastigheid ook ons toegerekend wordt. Dat zijn overvloed van goede werken ook op onze rekening komt. Die door Zijn werk ook onze werken heiligt.
Die maakt dat onze tekortkomingen, onze ontrouw en ons tekortschieten ons niet meer schuldig doet staan.
Ja, we zeggen het zo: terug naar Christus, Die bewerkt heeft dat wij, gemeente van Christus, leden van Zijn kerk, toch aan de vermaning van Paulus kunnen voldoen. Alleen in Hem, dé Overwinnaar.

Gode zij dank!


We staan voor een jaarwisseling. We kijken terug. We kijken in een spiegel. Maar we blíjven daar niet in kijken. Onze ogen gaan naar onze Here Jezus Christus. Hij maakt ook het afgelopen jaar goed. Echt góed! Want Hij doet ons delen in Zijn overwinning.
Dat is het werk van onze goede God.
Dat mogen we bedenken bij de jaarwisseling.
We hoeven niet zorgelijk te zijn.
We hoeven niet te blijven bij het overdenken van onze ellende.
Integendeel.
Dood en zonde en Wet bedreigen ons niet.
Zo kijken we niet alleen terug. Maar zo kijken we ook vooruit. In vast vertrouwen op Koning Christus. Op weg naar het overwinningsféést dat al wordt voorbereid.
Dan mag en moet maar één gelovig en met blijdschap nagesproken woord onze jaarwisseling kenmerken:
Gode zij dank!