Rubriek: Voor de Jeugd
Schrijver: M. Oosterhuis-Sikkens
Jaargang: 5
Nummer: 34
Datum: 2011-09-28
TerugWe gaan vandaag starten met een serie van 10 artikelen over de wet. Bij elk artikel hebben we een stukje uit de Bijbel en een Psalm gezocht. Je ouders kunnen dan met jou Bijbellezen, zingen en dan dit artikel lezen. We hopen dat je er veel van leert.
Lezen: Exodus 20: 1-21
Zingen: Psalm 19: 3,4,5Verbond
Tijdens de woestijnreis gaf de Here aan Zijn volk Zijn verbondswoorden. De Here had het volk Israël bevrijd uit het slavenhuis Egypte. De Here had een verbond gesloten met Abraham. De Here had beloofd om van Abrahams nageslacht Gods volk te maken. Nageslacht betekent de kinderen, de kleinkinderen en die hun kinderen. En wat God belooft doet Hij ook. Hij houdt Zich aan Zijn verbondsbelofte. Jakob was met zijn familie gevlucht voor de hongersnood en kwam bij Jozef in Egypte wonen. Zo zorgde de Here dat Zijn volk niet doodging van de honger. Het volk Israël leeft vele jaren in Egypte. Het gaat zo goed met het volk dat het maar groeit en groeit. De Egyptenaren worden bang voor dit volk. ‘Stel je voor dat ze de baas gaan spelen!’ Daarom moeten ze heel hard werken en worden ze onderdrukt. Vele jaren van pijn, verdriet en ellende volgen. Totdat de Here Zijn volk verlost. Het volk mag gaan naar het beloofde land. Onderweg naar het beloofde land geeft God aan Zijn volk Zijn verbondswoorden. Een verbond bestaat uit twee dingen. De belofte en de eis.
De belofte: God belooft voor Zijn volk te zorgen.
De eis: God zorgt voor Zijn volk als dat volk luistert naar Hem en zich aan Zijn wet houdt.De wet
Vul de weggelaten woorden in. Je kunt hierbij Exodus 20 of Deuteronomium 5 gebruiken.
Toen sprak God al deze woorden: Ik ben de Here uw God die u uit het land .............. ......uit het ...................... geleid heb.
1e gebod
Gij zult geen andere goden voor mijn .................hebben.
2e gebod
Gij zult u geen ........................maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat onder de aarde in de wateren is. Gij zult u voor die niet ..................noch hen dienen; want Ik, de Here uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid van de vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn............ onderhouden.
3e gebod
Gij zult de naam van de Here uw God niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie Zijn.............ijdel gebruikt.
4e gebod
Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij.................. en al uw ................; maar de zevende dag is de................van de Here, uw God; dan zult gij geen..................... Gij noch uw zoon nog uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw......, noch de vreemdeling die in uw .............woont. Want in zes dagen .......................................... en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die.
5e gebod
Eer uw ...........en uw ............., opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat de Here, ..............u geven zal.
6e gebod
Gij zult niet ................
7e gebod
Gij zult niet................
8e gebod
Gij zult niet................
9e gebod
Gij zult geen valse getuigenis............tegen uw...........
10e gebod
Gij zult niet begeren uws naasten ..........., gij zult niet begeren uws naasten ............, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn......
noch zijn ........., noch iets dat van uw naaste is.1e gebod; wat mag niet?
De Here begint Zijn wet met te zeggen wie Hij is. ‘Ik ben de Here uw God’ De Israëlieten weten nu van wie deze woorden komen. Het is van hun God, de God van Abraham, Isaäk en Jakob. De God die Zijn volk verlost heeft van de onderdrukkers in Egypte. Daarna volgt het eerste gebod. Gods kinderen mogen Hem alleen dienen, er bestaan geen andere goden. Ook al hebben andere volken goden bedacht, ze zijn niet echt. Maar ook moeten we niet vertrouwen op bijvoorbeeld tovenaars. Ze kunnen misschien wel een kunstje maar het is bedrog. Ook waarzeggers, dat zijn mensen die de toekomst voorspellen, spreken niet de waarheid. Misschien heb je wel eens een horoscoop gezien. Deze zie je vaak in tijdschriften staan. Er wordt daarin per sterrenbeeld de toekomst van iemand voorspeld. De Here verbiedt bij dit gebod om hierin te geloven. Je kunt het dus beter ook niet lezen want dan denk je misschien dat het toch waar is. Je kunt voor je eigen veiligheid je beter niet verdiepen in tovenarij, waarzeggerij. De duivel zal het gebruiken om je bij de Here weg te trekken.
Ook bijgeloof is verboden. Bijgeloof is dat je iets bijzonders doet bijvoorbeeld voor een voetbalwedstrijd. Je doet altijd die sokken aan of altijd eerst je linkerschoen. Je denkt dat als je dit doet dan je dan geluk hebt. Je denkt dat je zult winnen, maar het is niet waar het is bijgeloof.Wat moet je wel doen?
Je moet de enige en ware God dienen. Je moet in alle dingen in het leven op Hem vertrouwen. Hij zal voor je zorgen. Het moet zelfs zo zijn dat je meer op God vertrouwt dan op al het andere hierop aarde. Je moet God meer liefhebben dan je spullen en je familie. Doe jij dat?
Het is inderdaad erg moeilijk. Wij mensen vinden onze huizen, vrienden, spullen, ouders ook erg belangrijk. In het volgende artikel zullen we je D.V. iets meer vertellen over onze gehoorzaamheid aan de wet. Kunnen we dit wel?
En als wij het niet kunnen, is God dan boos op ons?
Kunnen we Gods kinderen wel zijn?Moeilijke woorden
In dit artikel staan veel moeilijke woorden. Zoek de beste betekenis bij het goede woord. Vul de letters in op de goede plaats. Welk woord lees je?
1.gestalte
g. Kinderen, kleinkinderen en die hun kinderen.
2. naijverig
e. Een man die voor je werkt.
3. diensthuis
a. God is terecht jaloers.
4. nageslacht
a. Een beeld.
5. dienstknecht
h. Goed zijn voor een ander, hem veel geven.
6. dienstmaagd
i. Niet de waarheid.
7. vals getuigenis
z. Een vrouw die voor je werkt.
8. begeren
n. Een plek waar je hard moet werken.
9. barmhartig
t. Zaterdag, nu de zondag.
10. sabbatdag
c. Graag iets willen hebben.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.