6 En ik zag een andere engel, die hoog aan de hemel vloog. En hij had het eeuwige Evangelie, om dat te verkondigen aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie, stam, taal en volk.
7 En hij zei met een luide stem: Vrees God en geef Hem eer, want het uur van Zijn oordeel is gekomen. En aanbid Hem Die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.
8 En een andere engel volgde, die zei: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, de grote stad, omdat zij alle volken van de wijn van de toorn van haar hoererij heeft laten drinken.
9 En een derde engel volgde hen, die met een luide stem zei: Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt, en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt,
10 dan zal hij ook drinken van de wijn van de toorn van God, die onvermengd is ingeschonken in de drinkbeker van Zijn toorn, en gepijnigd worden in vuur en zwavel voor het oog van de heilige engelen en van het Lam.
11 En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen rust, evenmin als iemand die het merkteken van zijn naam ontvangt.
12 Hier zien we de volharding van de heiligen. Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen.
13 En ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen.
Openb. 14: 6-13
Christus geeft aan Johannes een overzicht van wat er gaat gebeuren voordat het eindgericht komt. Dat wordt in dit Schriftgedeelte beschreven als te worden aangekondigd door drie engelen.
De eerste engel mag de gemeente van Christus de troost bieden dat de Heere lankmoedig is. Hij wacht nog met Zijn komst om te oordelen de levenden en de doden, doordat toch nog in die allerlaatste tijd het evangelie uitgaat, dat oproept tot bekering door het geloof in Hem.
Hoog in de hemel vliegt deze engel met het eeuwig evangelie. Een laatste oproep: vrees God, geef Hem eer, aanbid Hem, Die alles geschapen heeft. Dat is de korte inhoud van Gods geboden, van het eerste gebod.
Dat is ook wat in Openbaring 11 wordt gezegd van de twee getuigen. Dat is de echte Schriftuurlijke evangelisatie: oproepen tot bekering.
De HEERE zorgt er Zelf voor dat ook niet één van hen die ingeschreven staan in het boek van het leven verloren gaan. Maar tegelijk openbaart Hij Zijn rechtvaardigheid: niemand zich zal zich kunnen verontschuldigen.
De tweede engel kondigt de val van Babylon aan. Hij zegt dat dat zo zeker is dat hij, net als Jesaja (21: 9) met betrekking tot de komende val van Babel, profetisch kan zeggen: zij is gevallen!
Dat gaat over Babylon, de grootmacht van de valse kerk die heeft gehoereerd met de koningen der aarde. In 11: 8 werd die 'stad' al genoemd Sodom en Egypte. Het gaat dus heel concreet en actueel over tegennatuurlijke ontucht en afgoderij, onder andere met dieren. Die macht maakt de mensen dronken van de wijn van haar hoererij. Dat is geestelijk overspel, maar ook praktische seksuele losbandigheid. Zij zijn dronken en slapen, 1 Tess. 5: 2, mensen van de duisternis en de nacht, tegenover hen die kinderen van het licht zijn, die nuchter zijn en waken.
Vers 8 in de Herstelde Statenvertaling spreekt van de toorn van de hoererij in plaats van de hartstocht. Ook in vers 10 horen wij van de wijn van de toorn van God.
Dat Gods toorn verbonden wordt aan de wijn van de hoererij van Babel laat zien hoe de toorn van God doorwerkt in de afval van Hem: zonde baart zonde, In Zijn rechtvaardig oordeel geeft God hen over aan het steeds verder wegzinken in de zonde, totdat Hij tenslotte komt met Zijn oordeel, Rom.1. De vuilen moeten steeds vuiler worden en die onrecht doen moeten nog meer onrecht doen. Onder Gods bestel is er geen stilstand in de zonde.
De derde engel roept over hen die weigerden het merkteken van Christus te dragen maar wel dat van het Beest gingen dragen. Zij moeten de wijn van Gods toorn drinken, onvermengd – pure toorn, zonder enige genade. Zij vinden geen rust in hun leven, zij dragen immers het teken van het Beest, 666 - een week zonder sabbat, zonder rust, een leven dat uiteindelijk toch totaal ijdel blijkt te zijn, waar niets van overblijft dan alleen onrecht en vuilheid. En de rook van het vuur van hun pijniging stijgt omhoog – voor eeuwig.
Daartegenover mogen de gelovigen weten dat al hun werken in dit leven door de HEERE bewaard worden om die in te dragen in de stad met de fundamenten. Al hun werken – niet alleen maar in de kerk of in gereformeerde organisaties, maar ook het gewone werk in het huisgezin, elke dag weer hetzelfde, in je beroep, in de gang van het leven als je buiten het arbeidsproces komt te staan. Ons heel gewone leven. Het leven van grote invloedrijke mannen en vrouwen en wat zij hebben gepresteerd en nagelaten, hoe zij de loop van de geschiedenis hebben bepaald – dat komt in de annalen te staan, in de geschiedenisboeken, dat wordt verder verteld en bestudeerd. Maar daar komen wij, gewone mensjes met ons gewone leventje, niet aan toe. Onze kinderen en kleinkinderen zullen misschien nog wat van ons leven weten, maar ook dat gaat voorbij.
Maar er is een boek voor Gods aangezicht. Hij schrijft daarin onze strijd en overwinning, onze tranen vanwege vervolging en smaad (Ps.56:9), maar ook onze blijdschap over Zijn goede gaven in dit leven, onze vreugde in Zijn wet en in Zijn schone dienst. Dat alles staat in Zijn boek geschreven. En eens zullen de boeken worden geopend.
Heel ons leven heeft dus zin. Want het gaat uiteindelijk om het boek des levens. Hij heeft onze naam daarin geschreven en Zelf ervoor gezorgd dat die naam niet wordt uitgewist.
De Heere wil onze werken gebruiken voor de glorie van Zijn naam in de vervulling van Zijn schepping. De hele schepping zal door het vuur heen gaan, maar toch niet vernietigd worden – de aarde en de werken er op zullen bewaard blijven.
Hoe is dat mogelijk? Zelfs onze beste werken zijn toch onvolkomen en met zonde bevlekt?
Ja, maar het zijn uiteindelijk de werken van de HEERE Zelf. Hij heeft immers die goede werken van tevoren bereid in Christus opdat wij daarin zouden wandelen, Ef.2:10. De HEERE zorgt er Zelf voor dat wat Hij in het paradijs aan de mens heeft opgedragen, om heel de schepping in cultuur te brengen, te ontwikkelen, ondanks de zonde toch vervuld is geworden.
Dat is de volharding der heiligen, zoals de Dordtse Leerregels daarover belijden. Niet alleen maar in dit leven, die gaat door de dood heen. Ze is er ook in ons leven bij de HEERE. Ook daar mogen we zonder strijd volharden in het dienen van de HEERE, maar dan zonder zonde en zonder strijd. En die goede werken worden beloond. Nee, niet uit verdienste, maar uit genade. God kroont Zijn eigen werken met een daarmee overeenkomende zegen.
Zij die in de Heere sterven, mogen ingaan in de sabbatsrust die overblijft voor het volk van God.
Ja, zegt de Geest. Het is waar en zeker.