1 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden Zijn naam en de naam van Zijn Vader geschreven stonden.
2 En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers;
3 en zij zongen een nieuw gezang vóór de troon en vóór de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde.
4 Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. 5 En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk.
Openb. 14: 1-5
Het is al heel lang geleden, om precies te zijn in het nummer van 6 mei 2009, dat ik eindigde bij Openb. 13. Nu wil ik de draad weer oppakken om verder te gaan met Schriftoverdenkingen uit het boek Openbaring.
Dit boek is voluit een troostboek voor de gekochten van het Lam, voor de kerk van alle eeuwen. Zelfs de gerichten die steeds worden beschreven, zelfs het lijden van Gods kinderen - ze staan onder het bestuur van het Lam dat staat als geslacht. Hij vergadert Zijn kerk, de 144.000!
Zo begint hoofdstuk 14: 'en zie '. Kijk goed naar wat Johannes schrijft. Houd in alles dat beeld voor ogen: het Lam, omringd door al de Zijnen, die Hij heeft gekocht en bewaard, voor wie Hij bidt dat zij in de wereld bewaard mogen worden van de boze, Joh.17:15.
Na hoofdstuk 12, de kerk in de woestijn, gevoed en beveiligd tegen de woede van de draak en staande gehouden in zijn verzoekingen, volgt hoofdstuk 13: de twee beesten, uit de zee en uit de aarde.
Immers, de duivel heeft grote woede, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft, 12: 12. Het eindigde met het getal van het beest: 666. En na hoofdstuk 14 komt dan de beschrijving van het begin van het eindgericht. Het gaat dus over onze dagen, over ons leven, over de kerken waarvan wij lid mogen zijn, over de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.
Johannes ziet het Lam staan op de berg Sion, de Tempelberg. Dat woord ‘staan’ laat zien dat Hij regeert, het boek van Gods raadsbesluiten leest en de zeven zegels ervan verbreekt, één voor één. Hij staat dus op Gods heilige berg. Dat doet ons denken aan Psalm 2. Tegenover de machinaties van de satan, die volken ophitst en koningen en vorsten verenigt in de strijd tegen de HEERE en Zijn Christus, spreekt de Heere in Zijn toorn: Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg.
Gods Gezalfde krijgt als loon op Zijn gehoorzaamheid de volkeren en de einden der aarde als Zijn bezit. Hij zal gericht oefenen en Hij zorgt ervoor dat zij die bij Hem schuilen zalig zullen zijn.
Hij is omringd door de 144.000. In het geheel van allerlei getallen in het boek openbaring wordt er duidelijk een volheid mee aangewezen. Zij worden de gekochten genoemd, 18: 6, door Christus gekocht met Zijn kostbaar bloed uit de heerschappij van de duivel.
Zij zingen een nieuw lied:U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie, Openb. 5: 9.
Het is het lied van Mozes, de dienstknecht van God, en het lied van het Lam, met de woorden:Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen! Openb. 15: 33.
Het is een indrukwekkend geluid: als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder.
Een grote schare die niemand tellen kan, alleen de Heere. Hij kent de Zijnen, allen, één voor één. En het getal is door Hem bepaald: niet één zal ontbreken. En toch is die ontzagwekkend grote schare één groot geheel!
Van hen wordt verder gezegd dat zij het teken van de naam van Christus en van Zijn vader dragen. Dat was al in hoofdstuk 7 beschreven. Johannes had gezien dat Gods knechten op hun voorhoofd het teken van het kruis kregen.
Dat is de vervulling van Ezechiël 9. Daar wordt nader omschreven wie dat zegel kregen. Dat waren Gods kinderen, van wie de HEERE zegt dat zij zuchten en kermen, dat is bidden om de bewaring van Gods kerk en luid profeteren tegen de zonde van de wereld.
In Openb. 7 wordt dat aanbrengen van het teken op het voorhoofd beschreven voordat de woede van de draak en de beesten losbreekt.
Nu lezen wij dat zij er goed doorheen gekomen zijn, Christus heeft hen bewaard.
Dat wordt verder in symbolische taal zo uiteengezet: zij hebben zich niet verontreinigd door seksuele losbandigheid, ook niet door geestelijk overspel. Christus werkte door Zijn Geest in hen zodat zij profeten werden. In hun mond is geen leugen gevonden, tegenover de valse profetie hielden zij vast aan het zuivere Woord van God en weigerden het kwade goed te noemen en het goede kwaad. In hun mond is geen leugen gevonden (Zef. 3: 13, zie ook de Schriftoverdenking in het vorige nummer van De Bazuin).
Zij waren ook priesters in het volgen van het Lam op de kruisweg, blijmoedig Zijn smaad dragende. Zo hebben zij de duivel overwonnen door het bloed van het Lam en het woord van hun getuigenis. Zij worden vernieuwd naar het beeld van Christus, een offerlam zonder gebrek.
Daarvan zingen zij met luide stem. Een lied dat engelen niet kunnen leren, dat immers zingt van de verlossing door het bloed van het Lam en dat roemt in genade. Zo werden de zeven gemeenten getroost en alle eeuwen door ook Gods volk over heel de wereld. De knechten, de engelen, luisteren als de kinderen zingen en bidden en profeteren.
Nog één ding mogen wij tot onze troost horen. Dat gaat over de herschepping van hemel en aarde: zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, zegt de HEERE (Jes.65: 17).
De hele schepping, nu nog onderworpen aan de zinloosheid, ziet met reikhalzend verlangen uit naar die toekomst. Die komt er dan, wanneer God zal zijn alles in allen. Allen, dat zijn de 144.000, de volheid overeenkomstig Zijn raad, allen die in Zijn boek geschreven staan.
En de dieren of de levende wezens, die enkele malen in het Openbaring beschreven worden, zijn het beeld van heel de schepping. Die zal eens vernieuwd worden wanneer de HEERE al Zijn kinderen tot de volmaaktheid brengt. Dat is het openbaar worden van de kinderen van God in Rom. 8:19. Dat wordt in 14: 4 uitgedrukt door hun naam: de eerstelingen voor God en het Lam. Eerstelingen van de volle oogst.
Alles wat Johannes heeft mogen zien en horen is in ons leven nu al werkelijkheid in ons volgen van Christus. Dit is onze enige troost. Daarvan zingt Gods volk de eeuwen door en eens voor de troon van God. En dat komt zeker. Johannes heeft het al mogen zien en horen.