Hervormer der Nederlanden


Gods grote daden gedenken. En Gods grote daden doorvertellen. Een belangrijke opdracht voor kinderen van de HERE (Psalm 78). En in dat spreken over Gods grote daden in de heilsgeschiedenis en in de kerkgeschiedenis mogen, ja moeten we ook spreken over de mensen door wie de Here zijn machtig werk wilde doen. Het is ook een opdracht om trouwe voorgangers te gedenken (Hebreeën 13). Niet om die voorgangers als bijzondere personen op zich lof toe te zwaaien voor hun werk. Ja, hun gaven en krachten mogen best genoemd worden. Maar dan vooral als gaven van de Here aan zijn kerk. Trouwe voorgangers moeten herdacht worden omdat de Here door hen Zijn volk en Zijn Woord wilde bewaren en Zijn kerk bouwen.

Guido de Brès


Zo willen we nu in ons blad de blik richten op Guido de Brès. Juist in deze dagen staat deze reformator weer volop in de belangstelling. O.a. het Reformatorisch Dagblad gaf ruim aandacht aan Guido de Brès en zijn werk. Er verscheen een nieuw boek over zijn leven en arbeid. En zo is er meer te noemen. Niet toevallig. Want juist nu is er een bijzondere aanleiding om ons met De Brès bezig te houden: in de nacht van 1 op 2 november 1561 gooide Guido de Brès het “eerste exemplaar” van de door hem opgestelde Nederlandse Geloofsbelijdenis over de muur van het kasteel te Doornik. Vorige week precies 450 jaar geleden. Een dag na Hervormingsdag (31 oktober).
Die uitgave van de Nederlandse Geloofsbelijdenis is van zeer grote betekenis geweest voor de kerk in de Nederlanden. En later wereldwijd. Niet voor niets werd deze belijdenis al heel gauw een van de formulieren van eenheid waarmee trouwe gereformeerde kerken zich aan elkaar verbonden.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis mocht een belangrijke rol spelen in de bouw en bewaring van de kerk. Tot op de dag van vandaag! Ook wij hebben ons in de lijn van de kerk der eeuwen gebonden aan die 450 jaar oude belijdenis, nog steeds, vrijwillig, omdat die Gods Woord na spreekt.
Alle reden dus om ons wat meer in het leven en het werk van Guido de Brès te verdiepen. Hij wordt, vanwege zijn invloed en belangrijk werk, wel genoemd “de Hervormer der Nederlanden”

Zeer zware tijd


De jaren waarin Guido de Brès opgroeide en werkte waren voor de gereformeerden in de Nederlanden buitengewoon zwaar. Eerst keizer Karel V en daarna zijn zoon koning Philips II zetten alles op alles om de reformatie en al haar aanhangers te vernietigen. Volkomen te doen verdwijnen. Zij hadden zich onlosmakelijk verbonden met de doelstelling van de Paus en de roomse kerk. Het grote Babylon en de voorgangers van het beest (Openbaring 17), zo mogen we wel zeggen, waren samen aan het werk tegen de Kerk. Als Heer der Nederlanden gaven ze beide de opdracht om ook in de Nederlanden (nu Nederland, België en een deel van het Noorden van Frankrijk) de reformatie uit te roeien. Met harde hand. Letterlijk. En dat gebeurde ook. Vooral in de zuidelijke Nederlanden, zeg maar ten zuiden van de lijn Antwerpen-Brussel, was de inquisitie, de roomse kerkelijke rechtbank, zeer actief. En helaas zeer succesvol ook.
De reformatie kreeg in die gewesten heel veel aanhang. Maar tegelijk was de geloofsvervolging verschrikkelijk. In de jaren dat Guido de Brès werkte als predikant werden honderden gereformeerden verbrand, opgehangen en verdronken. Duizenden ontvluchtten hun stad en gewest. Aan het einde van de zestiende eeuw zijn er in de zuidelijke Nederlanden vrijwel geen gereformeerden meer!
Het is niet toevallig dat tot op de dag van vandaag in die streken het protestantisme bijna niet gevonden wordt. Het is ook niet toevallig, en een wonderlijk en genadig werk van de Here, dat in de noordelijke gewesten de reformatie wel vaste voet kreeg.
In die zware tijd, in die periode van de meest heftige vervolging, groeide Guido de Brès op en werkte hij als predikant in de zuidelijke provincies. Tegen alle verdrukking en vervolging in.

Glasverver


Guido de Brès werd geboren waarschijnlijk in 1522. De jaren dat de Grote Reformatie doorgang begon te vinden. Vijf jaar nadat Maarten Luther zijn 95 stellingen publiceerde. Een jaar nadat Luther door keizer Karel V in de ban werd gedaan.
De vader van Guido was lakenverver. Laken is een dikke geweven wollen stof. In die tijd werd heel veel kleding van laken gemaakt. Het verven van laken was toen een goed ambacht. Lakenververs hoorden, zouden wij zeggen, tot de betere middenstand. Het gezin woonde in de stad Bergen (in het Frans Mons) in het gewest Henegouwen. Waarschijnlijk had hij drie broers en een zuster en was hij de jongste. Hij kon, als zoon van een vooraanstaand ambachtsman, naar school. Na zijn schooltijd ging hij in de leer als glasschilder. Glasschilders, dat zijn de mensen die die schitterende gebrandschilderde ramen maakten. In kerken, stadhuizen, gildehuizen en woningen van rijke particulieren. Een mooi en kunstzinnig beroep.
Hoe dat jeugdige leven van Guido er verder heeft uitgezien weten we niet. Wel weten we dat er langzamerhand, zoals in zoveel Nederlandse steden, een gereformeerde gemeente ontstond in Bergen. En op grond van allerlei archiefstukken waarin we de namen van broers en een zwager van Guido tegen komen (o.a. verslagen van de inquisitie) mogen we aannemen dat Guido en zijn broers daar deel van uitmaakten.

Predikant


In 1548 werd die gemeente uiteen geslagen door de inquisitie. De gemeente kreeg bezoek van twee reizende predikanten uit Engeland. Dat werd ontdekt door de inquisitie. Beide mannen werden opgepakt en om het leven gebracht. Dat was de opmaat voor een heftige vervolging in Bergen. Heel veel aanhangers van de reformatie vluchtten toen. Sommige naar Duitsland, andere naar Engeland.
In Duitsland gold de regel: wiens land, diens godsdienst. En verschillende Duitse vorsten (Duitsland was toen geen eenheidsstaat, meer een soort verbond van onafhankelijke staten) waren zelf de reformatie toegedaan.
In Engeland regeerde toen ook een protestantse koning, Edward VI.
Zowel in de Duitse landen als in Engeland hadden Karel V en Philips II geen macht. Gereformeerde vluchtelingen waren daar voorlopig veilig.
Guido de Brès vluchtte ook en kwam terecht in Engeland. In de vluchtelingengemeente te Londen. Er ontstonden in Engeland veel vluchtelingenkerken. Maar die in Londen was de grootste. Waarschijnlijk had de gemeente wel vijfduizend leden. Het was ook een bijzondere gemeente: meerdere vooraanstaande predikanten uit de Nederlanden waren daar naar toe gevlucht. En in en vanuit de gemeente te Londen werkten ze verder. Als predikant maar ook als leraar. Ze preekten niet alleen maar gaven ook les aan geïnteresseerden in de Bijbelse talen en in de gereformeerde leer. Zoals Calvijn in die tijd ook leerde in Genève en Straatsburg.
Bekende predikanten die toen in Londen werkten waren Johannes à Lasco (van Poolse afkomst), Maarten Micron, Johannes Utenhove en de bekende Petrus Datheen (Ooit van hen gehoord?). De gemeente in Londen werd dan ook tijdlang een echt gereformeerd centrum voor toerusting.
In die gemeente, bij zulke mannen, ontving Guido de Brès ook zijn opleiding. Alweer, hoe die jaren in Londen er precies uitzagen voor Guido weten we niet. Maar vier jaar later, in 1552, vinden we hem terug als predikant in de stad Rijssel (nu Lille, in Frankrijk).
Van glasschilder tot predikant. Van vluchteling tot evangelieverkondiger. De Here gaat zijn eigen wegen met zijn kinderen.

Tegen de verdrukking in


Dat bleek duidelijk in de keus van De Brès. Want Rijssel was beslist geen veilige stad. Ook daar was een gereformeerde gemeente. Maar wel ondergronds. In het geheim. Openlijk gereformeerd zijn, dat kon niet. Jaar na jaar rookten in Rijssel de brandstapels en vonden onthoofdingen plaats. Rijssel was een belangrijke en rijke stad en keizer Karel V had persoonlijk een apart plakkaat (een bevel om ketters uit te roeien) voor die stad laten maken. Een levensgevaarlijke stad dus voor gereformeerden. En naar die levensgevaarlijke stad ging Guido de Brès. Hij zocht niet een betrekkelijk veilige predikantsplaats, maar, zo weten we van tijdgenoten, hij wilde juist de vervolgden terzijde staan. Daartoe wist hij zich geroepen door de Here. Hij wilde het ware evangelie prediken daar waar de ware leer fel bestreden werd!
De eerste dominee van Rijssel was de marteldood gestorven, al na een jaar. De gemeente was zonder herders achtergebleven. Guido de Brès mocht toen een paar jaar werken aan de opbouw van die kerk. Door heel gewoon het werk van een dominee te doen. Hij preekte, hij bediende het Woord van de verzoening. Hij bediende het Heilig Avondmaal en de doop. Hij stelde ouderlingen en diakenen aan. Alles in het geheim. En toch: bouw van Gods Kerk. Tegens de verdrukking in.

Staf des geloofs


In die jaren al, in zijn eerste gemeente, mocht De Brès dienstbaar zijn, niet alleen aan de kerk te Rijssel, maar aan het geheel van de gereformeerde kerken in de Nederlanden.
In 1555 verscheen er een boek dat gericht was tegen het geloof van de reformatie. Een boek dat veel gelezen werd. We hebben wel eens een beeld van die tijd dat er vrijwel geen communicatie was maar dat is niet juist. Alles ging een stuk langzamer dan tegenwoordig. Maar ook toen al was er een ruime verspreiding van boeken, brieven en andere geschriften. Zo verscheen ook dat boek. In het Frans. De titel was, vertaald in het Nederlands, “Het schild des geloofs”. De schrijver wilde het roomse geloof verdedigen tegen gereformeerde aanvallen. Door juist heel fel die gereformeerde leer aan te vallen.
Daar tegen in schreef Guido de Brès toen “Stok des geloofs”. Zeg maar een “stok” om de aanval van “Het schild des geloofs” af te weren. In de Nederlandse vertaling (ook De Brès schreef in het Frans, in die tijd in West-Europa de gewoonte) “Staf des geloofs”.
Dat boekje van De Brès kreeg een brede verspreiding en heeft veel bijgedragen aan de verdere reformatie in de Nederlanden.

Naar Genève


Na een paar jaar werd het zo gevaarlijk in Rijssel dat Guido de Brès moest vluchten. Dat leidde tot een soort studiereis. De Brès kwam eerst terecht in Lausanne, aan het Meer van Genève. Daar gaf o.a. de bekende reformator Theodorus Beza college. Daarna reisde De Brès door naar Genève. Daar preekte en doceerde Calvijn. Zo ontving hij na de colleges en lessen in Londen de nodige aanvullende opleiding op hoog niveau.
Zijn gedwongen reis werd zo een volgende stap in zijn toerusting. De toerusting voor het belangrijke werk waar hij na een paar jaar weer verder mee kon gaan in de Nederlanden.

Doornik


In 1559 kwam Guido de Brès terug naar de Nederlanden. Hij vestigde zich nu in de stad Doornik (in het Frans Tournai), net als Rijssel toen een belangrijke stad. Daar trouwde hij en werkte hij als predikant niet alleen in de stad maar in de hele regio. Vanuit Doornik werkte hij in andere kerkelijke gemeenten waar geen eigen predikant was. Ook in Doornik was de situatie niet veilig. Aan de ene kant waren er veel gereformeerden in de stad. Grote aantallen Doornikers bekeerden zich in het geheim tot de reformatie. En door het werk van Guido de Brès kwamen zelfs mensen die invloed hadden op het bestuur van de stad tot bekering. Aan de andere kant moest toch al het werk in het geheim worden gedaan. De eerste drie predikanten van Doornik waren alle op de brandstapel geëindigd. Guido de Brès zelf moest overdag in huis blijven. En hij werkte onder een schuilnaam, “Jerome”. Kerkdiensten of vergaderingen van de hele gemeente waren niet mogelijk. De Brès bediende het Woord steeds aan kleine groepjes mensen tegelijk.
En toch groeide de kerk. Toch kon De Brès daar in Doornik dat ander grote werk doen, naast zijn “gewone” ambtswerk: het opstellen van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De Here laat het werk van Zijn hand niet varen! Nooit!
In 1561 gebeurden er bijzondere dingen in Doornik. Die gebeurtenissen waren de directe aanleiding voor Guido de Brès om zijn pas klaar gekomen geloofsbelijdenis “af te leveren” bij de overheid.

Over die verdere gebeurtenissen in het boeiende leven van Guido de Brès en over de grote betekenis van de Nederlandse Geloofsbelijdenis hopen we in een volgend nummer en in een andere rubriek meer te vertellen.