En u zult het huis van Achab, uw heer, doden, opdat Ik het bloed van Mijn dienaren, de profeten, en het bloed van alle dienaren van de HEERE op Izebel zal wreken.
2 Koningen 9:7
We willen nu dus handelen over de betekenis van de wraak van de HEERE. Daarbij moeten wij op onze hoede zijn om in het geheel niets, maar dan ook niets toe te geven aan Schriftcritici, die op een zondige manier spreken over God, als zou Hij een wrede God zijn. In de loop van de kerkgeschiedenis is zelfs wel heel duidelijk scheiding gemaakt tussen wat men dan de God van het Oude Testament noemde - de God van het recht, van gerichten, van de wraak - en de God van het Nieuwe Testament, de God van de liefde en erbarming en vergeving. Al zulke redeneringen werpen wij als uitingen van ongeloof ver van ons.
Trouwens, het is ook nog zo dat er in dat slechte gepraat geen rekening mee wordt gehouden dat er in het Nieuwe Testament eveneens duidelijk sprake is van de wraak van God, zelfs tot in de hemel toe, waar de zielen onder het altaar, zonder zonde, toch tot de HEERE roepen om de uitoefening van Zijn wraak over hun vergoten bloed, Openb.6:10.
Wat is wreken? Het is het handhaven van het recht. Niet je eigen recht - daarvan zegt de HEERE dat we onszelf niet moeten wreken, maar: geef plaats voor Gods toorn, Rom.12:19.
Het moet immers altijd gaan over Gods recht! Dat handhaaft de HEERE Zelf. Hij gebruikt er zelfs mensen voor, zoals we in de geschiedenis van Jehu hebben gezien. Vandaag nog altijd door middel van de overheid. Zij wordt zelfs een wreekster genoemd om Gods toorn en straf over zonden toe te passen, Rom.13:4. Dat gaat wel in tegen allerlei moderne theorieën, dat de rechters in plaats van streng te straffen eerder moeten denken aan opvoeden.
Over die wraak van de HEERE spreekt het Oude Testament op veel plaatsen.
Wij noemen het lied van Mozes:Aan Mij komt de wraak en de vergelding toe....
Voorzeker, de dag van hun ondergang is dichtbij, en spoedig komen de dingen die hen te wachten staan. Want de HEERE zal Zijn volk recht verschaffen.
De vijand smaadt die HEERE, maar Hij zal recht doen, van Hem komt de wraak.
De Heilige Geest noemt dat ook in Hebr.10:30.
Gods wraak komt over de zonde van Achab, die zich meester maakte van het erfgoed van Naboth en vervolgens hem en zijn zonen doodde. Maar verder ook over Izebel, die niet alleen Elia met de dood bedreigt, maar ook Gods profeten heeft laten doden, 1 Kon.19:2,10. Zij verzet zich tegen Gods profeten, die Israël waarschuwen tegen de hoererij van Izebel en haar toverijen.
Izebel is gedood, maar haar geest is nog springlevend. In Openb.2:20 wordt gesproken over Izebel en haar valse profetie in de kerk, die Gods knechten verleidt tot het meedoen met de wereld in de vorm van hoererij en het eten van afgodenoffers.
Het is altijd geweest het verzet tegen de ware profetie. Dat begon al met de moord op Abel - zijn bloed roept tot de HEERE. Dat verzet is er nog altijd overeenkomstig de waarschuwing van de apostel Paulus, Hand.20:29-30, dat er grimmige wolven zullen binnendringen in de gemeente en dat uit de kerk zelf valse profeten zullen opstaan die de kerkleden zullen verleiden hen te volgen.
Christus zegt dat de Schriftgeleerden daarom wel de graven van de vroegere profeten kunnen bouwen, Luc.11:50, maar zij verwerpen de profeten en apostelen die de HEERE aan hen zendt. Zij zijn daarom niets beter dan hun vaderen die de profeten hebben gedood. Dat wreken door de HEERE komt niet altijd meteen. Het duurde twaalf jaar voor het over Izebel kwam.
De zielen onder het altaar kregen te horen dat zij moeten wachten totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden, Openb.6:11.
Dat is dus: tot dat Christus wederkomt en het bloed van al Gods knechten wreekt aan de hoer Babylon, Openb.19:2.
Aan wie wreekt de HEERE het onrecht Zijn profeten aangedaan? Opmerkelijk is het woord alle in vers 7. Dat komt overeen met wat Christus tegen de Schriftgeleerden zegt over Gods wraak over hen:Ik zal profeten en apostelen naar hen toe zenden, en van hen zullen zij sommigen doden en anderen vervolgen, opdat van dit geslacht afgeëist wordt het bloed van alle profeten dat van de grondlegging van de wereld af vergoten is, bij de openbaring van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht, Lukas 11:50.
Er is dus gemeenschap in de schuld! De HEERE geeft aan de kerk de gemeenschap der heiligen, maar er is daartegenover de gemeenschap van de vervolgers van de profeten.
Tweeërlei gemeenschap: het zaad van de vrouw en het zaad van de slang. Elia zegt dan ook dat niet alleen Izebel de profeten doodt, maar dat dat het werk is van de Israëlieten. Zo zegt Elia tegen de HEERE, 1 Kon.19:10:Ik heb mij zeer voor de HEERE, de God van de legermachten, ingezet. De Israëlieten hebben immers Uw verbond verlaten, Uw altaren omvergehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen.
Het is dus niet alleen het werk van Izebel geweest – het zijn de Israëlieten die de profeten hebben gedood!
Het is zelfs zo dat de HEERE de mensen brengt tot de keuze: tot welke gemeenschap willen zij behoren? Christus zegt dan ook dat God profeten en apostelen zendt opdat de gedachten van hun harten openbaar zullen worden en zodoende Hij rechtvaardig is als Hij het bloed van al Zijn knechten wreekt. Nu al, zei Christus, aan dit geslacht.
Wat is daarvan te zien? Inderdaad, niet zoals ten tijde van Jehu. Maar de werkelijkheid is wel dat God te allen dage toornt. En dat degenen die de profetie verwerpen zich de toorn van God vergaderen als een schat, Rom.2:5. Dat is de toorn van God over het bloed van al Zijn knechten de profeten.
Wij moeten nog wachten, samen met de kerk in de hemel. Maar de HEERE zegt dat Hij met spoed recht zal doen, Luc.18:7. Christus komt om te oordelen de levenden en de doden:bij de openbaring van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht, wanneer Hij met vlammend vuur wraak oefent over hen die God niet kennen, en over hen die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn, 2 Tess.1:8.
De HEERE laat niet één van Zijn woorden ter aarde vallen. Dat was de troost voor Elisa en de profetenzonen die moesten meemaken dat de grote massa hun profetieën verachtten en er maar zevenduizend overbleven die Gods woord aannamen en er naar leefden. Dat is ook onze troost.