1 Toen zei Elisa: Hoor het woord van de HEERE. Zo zegt de HEERE: Morgen omstreeks deze tijd zal in de poort van Samaria een maat meelbloem verkocht worden voor een sikkel, en twee maten gerst voor een sikkel.
2 Maar een officier, op wiens hand de koning leunde, antwoordde de man Gods en zei: Zie, al maakt de HEERE sluizen in de hemel – hoe zou dit kunnen gebeuren? Maar hij zei: Zie, u zult het met uw ogen zien, maar er niet van eten.
16 Toen ging het volk de stad uit en plunderde het legerkamp van de Syriërs. En een maat meelbloem werd verkocht voor een sikkel, en twee maten gerst voor een sikkel, overeenkomstig het woord van de HEERE.
17 De koning nu had de officier op wiens hand hij leunde, over de poort aangesteld, maar het volk vertrapte hem in de poort, zodat hij stierf, zoals de man Gods gesproken had, die dit sprak toen de koning bij hem gekomen was.
18 Zo is het gebeurd zoals de man Gods tot de koning gesproken had.
2 Koningen 7:1-2, 16-18
In de vorige Schriftoverdenking hebben wij gezien hoe de HEERE in Zijn toorn over Zijn afvallige volk dacht aan ontferming. Elisa mocht namelijk profeteren dat de HEERE aan de bevolking van de belegerde stad Samaria zo'n uitredding zou geven dat er voor iedereen volop te eten zou zijn. In hoofdstuk 7 lezen wij nu het uitvoerige verhaal op welke wijze die profetie is vervuld.
Wij moeten er goed op letten dat wij achteraf pas horen door de profeet die dit alles geschreven heeft, op welke wijze de HEERE dat heeft bewerkt.
Israël heeft daar blijkbaar toen niets van gehoord. Zij moesten het eerst doen met de belofte van de HEERE door de mond van Elisa. En achteraf moesten zij tot de erkenning komen dat alles inderdaad zo verlopen was als Elisa het had geprofeteerd.
In dit uitvoerige verhaal ligt dan ook alle nadruk op de vervulling van het woord van God:- overeenkomstig het woord van de HEERE, 16;
- zoals de man Gods tot de koning gesproken had,17/18.
Door die uitredding werden de tien stammen onder leiding van hun koning Joram (die 'moordenaarszoon', namelijk van Achab!) weer teruggeroepen naar het Woord van de HEERE. En dat niet alleen naar Zijn rijke beloften, maar ook naar Zijn ernstige dreiging. Dat alles komt in dit verhaal uitvoerig aan de orde.
Eerst over de figuur van koning Joram. Hij had een dure eed gezworen dat hij Elisa zou doden. Hij gaf namelijk de profeet de schuld van alle ellende en in de profeet durfde hij tegen de HEERE op te staan: als de HEERE niet helpt, wat kan ik dan nog doen?
Hoewel hij de profetie van de uitredding persoonlijk uit de mond van Elisa had gehoord, geloofde hij het nog steeds niet toen inderdaad het bericht hem werd overgebracht dat de vijand was gevlucht: 'het zal wel een krijgslist zijn'! Pas als een van zijn hovelingen dan voorstelt dat er een kleine expeditie op afgestuurd zal worden om de zaak te onderzoeken geeft hij daarvoor toestemming.
De uitredding is onvoorstelbaar royaal: voor een habbekrats kan iedereen eten krijgen, vol op!
Maar het is niet alleen maar alles even mooi.
Allereerst - wie zijn het die deze mooie boodschap komen brengen? Het voorrecht daarvan komt nota bene toe aan melaatsen! Naäman was wel genezen van zijn melaatsheid, hij alleen, niemand anders (Luc.4:27). Nog steeds waren er veel melaatsen in Israël. Daardoor riep de HEERE Zijn volk terug naar Zijn verbondswoord van belofte en dreiging.
Maar verder wordt ook de profetie vervuld over de adjudant van de koning (op wiens arm de koning leunde, vergelijk Naäman), die de profetie van uitredding had verworpen door op een treurige, honende manier over de HEERE te spreken: ‘dan mag de HEERE wel sluizen in de hemel maken!’
Voor Gods volk van alle eeuwen heeft de HEERE er voor gezorgd dat later werd opgeschreven op welke wijze Hij Zijn woord vervulde.
De HEERE verwarde de beleving van de Syrische militairen door wat ze dachten te horen.
Dat had de HEERE al eerder gedaan door hen met blindheid te slaan, 6:18. Nu dan door een enorm lawaai van een naderend leger.
Ze raakten in paniek en vluchtten met achterlating van alles wat ze hadden: voorraden, wapens, zelfs hun uniformen!
Het is van belang er op te letten dat de HEERE van tevoren daarover al gesproken had en dat Hij het ook al eens gedaan had.
Dat was namelijk het geval met koning Saul en de zijnen, die David vervolgden en naar het leven stonden. David kon toen zo dicht bij hen komen dat hij de speer en de waterkruik van Saul kon meenemen. Dat kon hij doen omdat de HEERE ervoor zorgde:Zij allen sliepen, omdat een diepe slaap van de HEERE op hen gevallen was, 1 Sam.26:12.
We lezen verder in 2 Kon.19:7:Zie, Ik geef een geest in hem (Sanherib), dat hij een gerucht zal horen en zal terugkeren naar zijn land.
Zo sloeg de HEERE de mannen van Sodom met verblindheid, zodat zij Lot en de engelen bij hem niet konden molesteren, Gen.19:11.
Dat gaat allemaal over de vijanden van de HEERE. Maar Hij spreekt verder over geestelijke verblinding die Hij zenden kan, ja ook in Zijn toorn gezonden heeft nota bene over Zijn eigen volk. We lezen daarvan in Jes.29: 10, waar de profeet aan Jeruzalem moet zeggen:Want de HEERE heeft over u uitgegoten een geest van diepe slaap. Gesloten heeft Hij uw ogen, de profeten; en uw hoofden, de zieners, heeft Hij omhuld.
Dat gaat dus over horen en zien. Dat kwam uit in de opdracht aan Jesaja inzake diens prediking, namelijk dat de uitwerking ervan zou zijn dat degenen tot wie hij sprak het wel zouden horen, maar niet begrijpen, wel zouden zien maar toch niet opmerken, Jes.6:9-10.
Op een heel treffende wijze is Israël daar al van tevoren voor gewaarschuwd dat de HEERE ook hen angstaanjagende geluiden zou laten horen:En wie van u overgebleven zijn, zal Ik in de landen van hun vijanden angst inboezemen, zodat het geritsel van een opdwarrelend blaadje hen al opjagen zal. Zij zullen op de vlucht slaan alsof ze voor een zwaard op de vlucht slaan, en neervallen, terwijl niemand hen opjaagt, Lev.26:36.
Dat is dan ook de reden dat de HEERE voor Zijn kerk van alle tijden eeuwen later heeft laten opschrijven hoe Hij werkt. En daarmee ook ons terugvoert naar Zijn Woord. Vooral dat we ons niet laten verschrikken door de dreiging van de vijand! Hij is in Christus immers bij ons! Aan Zijn hand mogen we toch wandelen! Maar wanneer wij ons niet in alles laten leiden alleen door Zijn Woord, dan sluit Hij ook onze ogen toe. Zo waarschuwt de HEERE ons:En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven, 2 Tess.2:11.
Maar wanneer eens de put van de afgrond door een van Gods engelen wordt geopend en de boze geesten losgelaten worden, betekent dit dat Gods oordelen over Zijn vijanden het leven vrijwel onmogelijk zullen maken. Maar dan zijn Gods kinderen, die het zegel op hun voorhoofd dragen, wier leven staat in het teken van Christus, daar vrij van, Openb.9:4.