Gods rijke genade (5)


    Rom. 5: 3b – 5:
    Daar wij weten dat de verdrukking volharding uitwerkt, en de volharding beproefdheid en de beproefdheid hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is ...


Standvastigheid


Een belangrijke weg die God gaat om Zijn genade uit te werken in onze levens, is die van verdrukkingen en beproevingen. Zo bewerkt de Here volharding van het geloof, standvastigheid. Want het doorstaan van verdrukking is alleen mogelijk, doordat de beloften van God mochten worden vastgehouden. Het ware geloof, dat diep geworteld is, raakt men door verdrukking niet kwijt. Dat ware geloof toont zich juist als waar, echt, oprecht, omdat verdrukkingen het niet konden uitrukken, knakken, of doen verkwijnen. Als het geloof oppervlakkig was, zou het niet bestand zijn tegen verdrukkingen. Maar aan het ware geloof geven verdrukkingen verdieping. Ze maken het nog dieper geworteld en gegrond en zo meer standvastig en weerbaar (Kol. 1: 23). Volharding, standvastigheid betekent dan ook dat het geloof er sterker door is geworden.

Bevinding?


Daarom zegt Paulus dat volharding ook beproefdheid uitwerkt. Beproefdheid. In de Statenvertaling staat hiervoor "bevinding". Juist dit woord van Rom. 5: 4 wordt in reformatorische kringen gebruikt voor hun leer van de bevinding. Het is de enige keer dat dit woord bevinding in de Bijbel staat, en dan nog alleen in de Statenvertaling (in de Herziene Statenvertaling staat “ondervinding”). In de kanttekeningen wordt “bevinding” voorzien van deze toelichting:
    of ervaring, of beproeving, namelijk van Christus’ hulp en trouw in het volbrengen van Zijn belofte, waarmee Hij ons heeft beloofd in zulke zwarigheid bij te staan, Joh. 14: 17,18; 2 Kor. 1: 5, 6.


Dus de “bevinding” die hier bedoeld wordt, is volgens de kanttekeningen ervaring van Christus’ trouwe hulp, waardoor Hij Zijn beloften nakomt. Door te volharden in beproevingen ervaar je namelijk dat de Here je heeft bijgestaan. Bevinding of beproefdheid is dan niet zozeer dat jouw geloof zo bijzonder sterk is gebleken. Het is niet, wat men wel beweert, dat je in jezelf hebt nagegaan dat er het gevoel, de ervaring is, dat je kind van God bent. Dat het gevoel is gekomen: ja, ik ben het. Het gaat niet om een bevinding van iemands eigen vrome leven, om daaruit zekerheid van het geloof en versterking van de hoop te kunnen verkrijgen.

Als beproefdheid zijn grond niet heeft in de beloften van God en Christus, is ze vruchteloos en leidt ze af van de genade in Christus. Door te roemen in eigen bevinding, miskent men bovendien het zondige en feilbare van de eigen goede werken, die zelfs bij de allerheiligsten nog steeds bevlekt zijn met zonden. Maar ook wordt zo miskend het zondige en feilbare van het onderzoek naar eigen werken. Dat onderzoek brengt ook eerder wanhoop en twijfel teweeg dan vreugde en vrede.
Maar we zagen al: de kanttekeningen wijzen daar niet op. Ze wijzen van de mens af naar Christus. Je moet het niet in jezelf zoeken maar in de zekerheid van Gods beloften, die Christus heeft doen blijken.

Door de test heen gekomen


Daarom gebruiken we liever het woord “beproefdheid”. Daarin komt het grondwoord dat “test” betekent, beter naar voren. Het is de beproefdheid van Gods trouw die je staande hield. Tegelijk blijkt dan voor de Here de echtheid van je geloof, maar dat is secundair (Gen. 22:12; 1 Petr. 1:7). Daarin vind je niet primair de zekerheid van je geloof. Die vind je in de echtheid, in de vastheid van Gods beloften in Christus.

Zo is beproefdheid het door de proef, door de test heen gekomen zijn. Vaststellen: we mochten het geloof juist door Gods verleende kracht behouden! We mochten Christus' beloften vasthouden. Ja, we zijn door Hèm vastgehouden. Zo mag er echt geloof blijken.
Het gaat er niet om of we dat van binnen voelen, maar dat we dat dankbaar constateren. We mochten verdrukking doorstaan, en zo mochten we zelfs de test doorstaan. Gods test.
Dat blijkt nu, dat is nu zo. We zijn beproefd. En dat heeft ons anders gemaakt, gesterkt door Gods beloften. Gesterkt door Zijn kracht.

Niet beschaamd


Zo wordt door de beproefdheid ook de hoop versterkt, dat is het volgende. De zékere hoop dat nu ook àl Gods beloften eens vervuld zullen worden tot in de eeuwige heerlijkheid. Ook de zekere hoop dat de Here ons in volgende beproevingen weer zal bijstaan en ons er weer doorheen zal helpen.

Paulus stoot dan in het volgende, vers 5, nog dieper door naar het geheim van de geloofszekerheid. Die hoop die door de beproeving is versterkt, maakt niet beschaamd, schrijft hij. Die hoop is zo zeker dat je daarin nooit teleurgesteld zult zijn. Je zult nooit beschaamd moeten zeggen: ik had het wel gehoopt, maar er blijkt niet veel van te kloppen. Of ik had erop gehoopt, er mijn vertrouwen op gesteld, maar het laat me in de steek, ik heb er niets aan.
Nee, zegt Paulus, de hoop waar het hier over gaat is hoop die nooit teleurstelt, die je nooit beschaamd doet staan. Deze hoop geeft absolute garantie dat het waar gemaakt wordt.

Hoe kan dat? Is dat door eigen krachtige wil? Is dat door een eigen vast gevoel dat het in orde komt? Een bevinding dat ik het van binnen zo voel? Is het het eigen sterke geloof zelf dat ik het gehaald heb? Nee, schrijft Paulus, de grond van de zekerheid van de hoop ligt niet in jezelf. Die grond is de liefde Gods in je hart. Het is het werk van God Zelf dat aan het licht komt, als je beproefd wordt en die proef mag doorstaan. Want dan blijkt de liefde van God in je te werken. Gods liefde in Christus is daarom de enige vaste grond voor de volharding in het geloof. En de enige grond voor de versterking van de hoop.
Over die werking van Gods liefde volgende keer meer.