5 Daarop zei de koning van Syrië: Kom, gaop weg. Ik zal een brief aan de koning van Israël sturen.
En hij ging heen en nam tien talent zilver, zesduizend sikkels goud en tien stel gewaden met zich mee.
6 En hij bracht de brief bij de koning van Israël,waarin stond:
Nu dan, wanneer deze brief bij u aangekomen is, zie, heb ik mijn dienaar Naäman naar u toe gestuurd, opdat u zijn melaatsheid bij hem wegneemt.
7 En het gebeurde, toen de koning van Israël de brief gelezen had, dat hij zijn kleren scheurde en zei: Ben ik dan God, om te doden en om levend te maken, dat deze man iemand naar mij toe stuurt om bij een man zijn melaatsheid weg te nemen? Want, voorwaar, besef toch en zie in dat hij een voorwendsel tegen mij zoekt.
8 Maar het gebeurde, toen Elisa, de man Gods, hoorde dat de koning van Israël zijn kleren gescheurd had, dat hij een boodschap naar de koning stuurde: Waarom hebt u uw kleren gescheurd? Laat hem toch naar mij toe komen. Dan zal hij weten dat er een profeet in Israël is.
9 Zo kwam Naäman met zijn paarden en met zijn wagen, en hij bleef voor de deur van het huis van Elisa staan.
10 Toen stuurde Elisa een bode naar hem toe om te zeggen: Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan; dan zal uw vlees weer gezond worden en zult u rein zijn – 2 Kon. 5: 5-10.
Alle citaten uit de Bijbel zijn uit de Herziene Statenvertaling.
Vorige keer zagen wij hoe de Heere Jezus Christus in de synagoge van Nazareth meteen aan het begin van Zijn werken duidelijk liet zien, ook voor onze tijd, dat het evangelie van Christus voor de joden een ergernis, een struikelblok was en voor de heidenen dwaasheid.
Steeds weer heeft de Heere tijdens Zijn werken en prediken Israël dan ook moeten ontdekken aan hun voortgaan op de zondige weg van verwerping van de profeten.
Niet alleen de Schriftgeleerden en Farizeeën maakten Gods gebod krachteloos door hun eigenwillige godsdienst, maar ook velen van het volk verwierpen de oproep tot bekering.
De HEERE waarschuwde ten tijde van Elisa voor de zonde van de eigenwilligheid. Hij deed dat, zo lezen we in dit Schriftgedeelte, door Zijn verkiezend welbehagen uit te strekken over een buitenstaander.
Dus gaat het in heel deze geschiedenis om het werk van Christus, om Zijn totalitaire oproep om Hem te volgen. Het gaat om het evangelie, dat een ergernis is voor Joden en dwaasheid voor de heidenen. Het roept op om alle eigen gedachten gevangen te geven aan Hem, om alle eigenwilligheid af te zweren en Zijn geboden met dankbaarheid te doen en Hem te volgen door het kruis om Zijnentwil te dragen.
Dat blijkt ook uit het vervolg van deze geschiedenis.
Naäman heeft aan zijn koning verteld wat hem gezegd is over de mogelijkheid van de genezing van zijn melaatsheid. Hij kreeg toen verlof om een buitenlandse reis te ondernemen, nog wel naar het land en de koning van de onderworpen vijand.
Dat was al iets heel bijzonders. Want de goden van Syrië waren tot nu toe immers steeds machtiger gebleken dan de God van Israël. Tenminste, zo redeneerde men in Syrië, niet alleen de koning en de succesvolle generaal, maar ook heel het volk.
Maar die goden hebben Naäman niet kunnen genezen. Want wij kunnen ervan op aan dat tot nu toe alles op alles is gezet om Naäman te behouden als steunpilaar van het rijk. Er zijn uiteraard allerlei bezweringen en magische handelingen door de priesters verricht, maar niets hielp. Nu moet men dan in Syrië tot de vernederende erkenning komen dat misschien toch nog die God van Israël machtiger is dan hun afgoden.
Zo spreekt tenminste de HEERE Zelf door de profeet, die het boek Koningen mocht schrijven: het was de HEERE Die door middel van Naäman aan Syrië overwinningen had gegeven.
Dus gaat Naäman op reis - en dat was me een karavaan! Naäman in een kostbare wagen, allerlei dienaren, een stoet ruiters om hem heen. En wat een schatten! Goud en zilver - men heeft berekend door vergelijking met andere gegevens in de Schrift, dat Naäman wel een groot gewicht aan goud en zilver had meegesjouwd, wel zo’n duizend kilo bij elkaar - een waarde van een kwart miljoen euro. En ook nog tien feestgewaden, voor een plechtige gelegenheid.
Zo komt die grote stoet in Samaria aan. Bij het paleis van de koning, Joram, wordt halt gehouden en worden de buitenlandse gasten eervol ontvangen. Israël was dan wel geen vazal van Syrië, maar het was toch wel geraden om de machtige buur te eren.
Het voornaamste nu is de brief van de koning van Syrië. Die is duidelijk:Nu dan, wanneer deze brief bij u aangekomen is, zie, heb ik mijn dienaar Naäman naar u toe gestuurd, opdat u zijn melaatsheid bij hem wegneemt.
Hier is aan de orde de waarschuwing van de HEERE in Jes.10:15:Zou een bijl zich beroemen tegen wie ermee hakt,
of een zaag zich verheffen tegen wie hem trekt?
De HEERE spreekt daar over Syrië als 'de roede van Mijn toorn'. Maar Syrië pocht:Door de kracht van mijn hand heb ik dit gedaan,
en door mijn wijsheid, want ik ben verstandig.
Ik heb de grenzen tussen de volken weggenomen,
hun voorraden uitgeplunderd, Jesaja 10:13.
Maar de HEERE maakt aan die grootspraak een eind en Hij laat Zijn volk terugkeren uit de ballingschap.
Daarmee waarschuwt de HEERE Zijn volk om het toch vooral te blijven verwachten van Hem! Van Zijn Woord van beloften, van Zijn soevereine welbehagen, waardoor Hij Israël heeft uitverkoren.
Opnieuw komt dus door middel van dit gezantschap uit Syrië tot Israël de oproep tot de bekering, dat is de terugkeer van de eigenwilligheid en van het dienen van de Baäl en tot het belijden: de HEERE is God.
Maar Joram, die als herder Gods volk moest voorgaan en een messiaans vorst moest zijn is aan dit eenvoudige geloofsvertrouwen geheel ontzonken.
De koning schrikt dan ook enorm van die brief. Dat moet er nog bijkomen: hebben ze zelf in Israël een epidemie van melaatsheid, die niet te stuiten is, waar geen genezing voor te vinden is - en nu moet Joram ervoor zorgen dat Naäman wel genezen wordt. Als dat niet lukt en hij weer als melaatse terug naar Syrië moet – dan zullen er in Israël veel slachtoffers vallen.
Joram ziet geen uitweg. Hij scheurt zijn kleren en roept:Ben ik dan God, om te doden en om levend te maken, dat deze man iemand naar mij toe stuurt om bij een man zijn melaatsheid weg te nemen? Want, voorwaar, besef toch en zie in dat hij een voorwendsel tegen mij zoekt.
De hele stad is in beroering door deze onverwachte komst van de beroemde en geduchte generaal. Wat zou er in het paleis wel verhandeld worden? En het duurt niet lang of het wordt bekend welke gevaren nu weer Israël bedreigen. Zo komt het Elisa ter ore.
Die stuurt een profetische boodschap aan de koning. Vol verontwaardiging dat de koning, die Elisa nog heel goed kent (van de veldtocht tegen Moab), nog steeds niets heeft met de profetische oproep tot bekering:Waarom hebt u uw kleren gescheurd? Laat hem toch naar mij toe komen. Dan zal hij weten dat er een profeet in Israël is.
De koning stuurt Naäman met zijn gevolg naar het huis van Elisa in Samaria.
Wat zal er hier gaan gebeuren, vragen de inwoners van Samaria zich af. Hoe zal die ontmoeting tussen Naäman en Elisa verlopen?
Er is helemaal niets bijzonders te zien. Er gebeurt niets. Elisa komt niet eens voor de dag. Zijn knecht Gehazi gaat naar het rijtuig en zegt iets tegen Naäman en dat is alles.
Als hoge afgezanten van een buurland op bezoek komen is er toch op z'n minst een protocol van beleefdheid en verwelkoming, al is het misschien alleen maar formeel. Maar hier is een beledigend negeren van het indrukwekkende vertoon van de macht van Syrië. En dan de simpele boodschap: u moet zich gaan wassen in de Jordaan.
Waarom wilde de HEERE het zo?
Allereerst omdat de goedheid en gunst van God niet gekocht kan worden. Bij de HEERE moet een mens kopen zonder geld.
Maar ook verder omdat er geen aanzien van de persoon is bij God. Omdat de koning van Syrië en zijn generaal niet moeten pochen op hun eigen grote daden. De zaag moet niet pochen tegen Degene die hem trekt.
Dat geldt niet alleen voor Naäman, maar ook voor Elisa. Die had hier toch een prachtige mogelijkheid om als redder van de natie op te treden! Die had met veel vertoon het wonder van de genezing kunnen inluiden. En daarbij ook nog behoorlijk financieel voordeel genieten. Niet voor zichzelf, maar voor de arme profeten. En uiteraard voor de staatskas.
Maar de HEERE heeft met Zijn profeet in de binnenkamer gesproken en hem geleerd zijn plaats te kennen: instrument in de hand van de HEERE. Ook Elisa mag niet pochen alsof hij zelf wat is, de grote redder van Israël. Wat een mogelijkheden voor de evangelisatie, zou men vandaag wel denken.
Maar zo heeft de HEERE aan Elisa de weg gewezen.
Dat is nu ten volle de dwaasheid en de ergernis van de prediking van de Heere Jezus Christus. De HEERE vraagt bekering tot Hem.
En toen is het wonder gaan gebeuren dat de HEERE uit stenen een kind van Abraham heeft verwekt, Matt.3:8-9. De Syriër mag de Godsstad binnengaan, Psalm 87.