De exegese als grondslag van de theologie


Toespraak die tijdens de presentatiemiddag van de opleiding tot de Dienst des Woords op 26 maart 2011, in verband met de afwezigheid van ds. Van Gurp, is voorgelezen

Exegese


Zoals aangekondigd zou ik vanmiddag spreken over het vak exegese, een belangrijk onderdeel van de begeleiding van onze studenten. Belangrijk in allerlei opzichten, zoals ik straks wil aangeven, maar vooral ook omdat in de wekelijkse praktijk van het ambtelijke werk van de predikant, de prediking elke zondag weer het centrum van de eredienst is.
Die prediking kan alleen vruchtbaar zijn als bediening van de sleutels van het Koninkrijk der hemelen, wanneer het alleen het Woord van God is dat verkondigd wordt. Dat Woord moet bediend worden in de concrete situatie van de gemeente. Daarom is dan elke keer weer nodig grondige exegese. Niet maar volstaan met even de Korte Verklaring inkijken of een meditatie over de tekst lezen. Elke keer weer de tekst lezen in de grondtekst, Hebreeuws of Grieks en nauwkeurig exegetiseren. Woord voor woord en in de samenhang van het betreffende boek en van heel de Schrift. Zelf heb ik in Kampen die methode geleerd door het onderwijs van de hoogleraren Greijdanus en Holwerda.

Ik heb een stukje uitgekozen dat op onze lessen exegese is behandeld, namelijk 1 Kor. 2:10-13. Ik geef dat hier weer in de Herziene Statenvertaling – ook de andere Schriftverwijzingen zijn uit die vertaling genomen – en wijs u meteen op het verband en de kernwoorden van deze tekst.
    1 Kor. 2:10-13
    10 Aan ons echter heeft God het geopenbaard door Zijn Geest. De Geest immers onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God.
    11 Want wie van de mensen kent de dingen van de mens dan de geest van de mens, die in hem is? Zo kent ook niemand de dingen van God dan de Geest van God.
    12 En wij hebben niet ontvangen de geest van de wereld, maar de Geest Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons door God genadig geschonken zijn.
    13 Van die dingen spreken wij ook, niet met woorden die de menselijke wijsheid ons leert, maar met woorden die de Heilige Geest ons leert, om geestelijke dingen met geestelijke dingen te vergelijken.


Enkele onderdelen van de tekst, waarop ik nader zal ingaan:
10: de Geest onderzoekt de diepten van God;
12: datgene ( 'de dingen'), de ( genade)gaven door Gods genade geschonken;
13: woorden die de Geest ons leert.

Niet veel wijzen naar het vlees


Dit wordt geschreven aan de gemeente te Korinthe. Ze hebben het daar zo druk met zichzelf, ze worden zelfs 'opgeblazen' genoemd! (1 Kor. 5:2, HSV zich gewichtig voordoen).
En dat was ontaard in partijschappen. Maar zij moeten leren dat ze niets zijn:
    Er zijn onder u niet veel wijzen naar het vlees, niet veel machtigen, niet veel aanzienlijken (1 Kor. 5:26).

En zij moeten beslist niet verwachten dat de prediking zo schitterend en gemakkelijk zal zijn en aangenaam in het gehoor zal liggen - het evangelie is dwaasheid voor de heidenen en een struikelblok voor de Joden.
Immers, het komt van Boven. Het is iets dat wij zelf niet kunnen bedenken:
    Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen (1 Kor. 2:9).


Maar, zo horen wij dan, aan ons is het geopenbaard door de Geest, vers 10. Het staat in het Grieks zonder object om alle nadruk te leggen op het woord: het is geopenbaard.
Dat object wordt in vers 11 genoemd. De vertalingen, ook de Herziene Statenvertaling, geven dat weer met de uitdrukking: “de ‘dingen’ van God”. Dat is erg algemeen en zegt niet zoveel. Maar het zijn geen 'dingen' - het zijn genadegaven van God, vers 12, wat God in Zijn genade schenkt.

De diepten van God


Nu verder over het feit van de openbaarmaking door de Heilige Geest. Wie is Hij? Hij is Zelf God. In de raad des vredes van eeuwigheid was de Heilige Geest, samen met de Vader en de Zoon al bezig met de Raad van God over onze verlossing. Hij Zelf kent dan ook die raad van God.
In deze verzen gaat het dan ook steeds over de Raad van God. Daarvan zegt de tekst nu dat de Geest 'doorzoekt' de diepten van God.

Wat betekent die uitdrukking? Het betekent dat de Geest spreekt over God als de diepe, eeuwige en alomtegenwoordige God, Die niet te doorgronden is. Hij spreekt over de verborgen dingen, die voor de HEERE zijn, Deut. 29:29.
Maar wij kennen die raad van God met betrekking tot onze verlossing toch? Die is ons toch door Christus volkomen geopenbaard?

Wat is er dan verborgen? Dit: dat er in ons geen enkele reden is waarom de HEERE Zich over ons zou ontfermen, maar om een oude uitdrukking te gebruiken: dat Hij redenen uit Zich Zelf heeft genomen. Daarbij verstommen onze vragen. Daar zal in eeuwigheid geen antwoord op komen dan dit ene: dat het de HEERE zo behaagd heeft. Het welbehagen van onze God en Vader is het laatste rustpunt en antwoord op al onze vragen.

Daar spreekt de Schrift op veel plaatsen van.
Jes. 40:14:
    Met wie heeft Hij beraadslaagd dat hij Hem inzicht zou geven, Hem het pad van het recht zou leren, Hem kennis bij zou brengen?

Jer. 3:18:
    Want wie heeft in de raad van de HEERE gestaan, en Zijn woord gezien en gehoord?

Rom. 11:33-34
    O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?

Ps. 139:17-18
    Daarom, hoe kostbaar zijn mij Uw gedachten, o God, hoe machtig groot is hun aantal.
    Zou ik ze tellen? Zij zijn talrijker dan korrels zand;


Het geestelijke met het geestelijke vergelijken


De Heilige Geest openbaarde ons dat grote wonder en de wijsheid van Gods Raad.
Niet de diepten zelf, maar wel de geopenbaarde raad van de HEERE. Die raad mogen wij kennen. Daarvan wordt in de kerk gesproken en gezongen! De Heilige Geest leert ons Hem loven en over Zijn raad te spreken met woorden die hij ons leert, vers 12.
Niet dat Hij die woorden ons ingeeft, zoals bij de inspiratie. Maar dat hij onze geest richt op Zijn woord. Daarvoor is studie nodig, daarop is de theologische opleiding gericht. Dat is de illuminatie, de verlichting door de Geest.

Daar moeten de predikanten om bidden en daarvan mogen zij tot hun troost en tot zegen van de gemeente verzekerd zijn. Dat gold Paulus en zijn helpers, dat geldt nog allen die het evangelie mogen verkondigen. Dat is ook het geval met onze persoonlijke en onderlinge Schriftstudie. Daarvan spreekt vers 13:
    om geestelijke dingen met geestelijke dingen te vergelijken.

Het geestelijke met het geestelijke vergelijken. Dat betekent: alles wat van de Geest afdaalt, Zijn kenmerk draagt, verbinden met andere Schriftuurlijke zaken. Bezig zijn in de door de HEERE gegeven openbaring, daaruit putten, daaruit steeds nieuwe schatten opgraven.
Matt. 13: 52:
    Daarom, iedere Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt.


U ziet hier hoe de exegese ten grondslag is voor de dogmatiek, de geloofsleer, maar ook voor de homiletiek, de preekkunde.

De zin van Christus


Dit alles moet bij de Korintiërs hun hele leven gaan bepalen, maar ook heel ons spreken in de gemeente. Ons leven moet staan in de verwondering over de hoogte en diepte van de liefde van Christus, Ef. 3:18:
    opdat u ten volle zou kunnen begrijpen, met alle heiligen, wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is – van de liefde van Christus.


Dat is zelfs in de wetenschap en de techniek en voor heel onze levens- en wereldbeschouwing bepalend. Het is in dit verband interessant om een tekst aan te halen uit het proefschrift, waarop onze ds. De Marie op 25 april 1985 in Amsterdam gepromoveerd is tot doctor in de geneeskunde. Hij gaf zijn studie een motto mee, waarin hij de Schrift liet spreken:
    De geleerde roeme niet op zijn geleerdheid... maar wie roemen wil, roeme hierin, dat hij verstand heeft, en Mij kent, dat Ik de HERE ben, Die goedertierenheid, recht en gerechtigheid op de aarde doe. (Jer. 9:23)

Dat was toen al een duidelijk Schriftuurlijk getuigenis!

Ten slotte: 1 Kor. 2 eindigt met de triomfantelijke uitroep: wij hebben de zin van Christus!
Het gaat ook dan over de Raad van God, die Christus aan Zijn discipelen geopenbaard heeft, toen Hij zei (Joh.15:15):
    Ik noem u niet meer slaven, want een slaaf weet niet wat zijn heer doet, maar Ik heb u vrienden genoemd, omdat Ik u alles wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, bekendgemaakt heb.

Wij mogen deelgenoten zijn van Christus, dat betekent ook dat wij mogen delen in Zijn Raad. Die kennen, daarover spreken, ons leven door die Raad bepaald weten, ons aan die raad blijmoedig overgeven. Zelfs medewerkers van Hem mogen zijn in de vervulling van die Raad.

We zien hier een voorbeeld van exegese, zoals wij die aan de studenten mochten onderwijzen - in het geheel van de theologie als grondslag voor dogmatiek en ethiek, voor homiletiek en pastoraat.