Rubriek: Voor de Jongeren
Schrijver: Elisabeth de Marie
Jaargang: 1
Nummer: 16
Datum: 2007-04-25
TerugWe gaan verder met de serie over de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In de artikelen 17 tot en met 21 hebben we gelezen over het verlossingswerk van de Here Jezus Christus. Door dat verlossingswerk mogen wij deel krijgen aan de schatten en gaven van Christus. Dat zijn de weldaden van de verlossing! Artikelen 22 tot en met 26 spreken over die weldaden. Laten we kijken wat artikel 22 van de NGB ons leert.
Verborgenheid
Artikel 22 spreekt over een grote verborgenheid. Wij moeten ware kennis van deze verborgenheid krijgen. Maar wat is er dan verborgen? Om dit te weten te komen moeten we kijken naar de vorige artikelen. Die artikelen gaan over onze verlossing door het offer van de Here Jezus Christus. Is dat nu verborgen? Ja, het verlossingswerk van Christus is verborgen voor ons verstand en het gaat tegen ons gevoel in. Het is een ‘mysterie’. Dit betekent niet dat die kennis niet aan ons is geopenbaard. Die kennis krijgen we onder andere uit Gods Woord, het gepredikte Woord. Maar uit onszelf verzetten we ons tegen die kennis.
1 Kor. 1:23: “doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid..”.
Zeg nu niet dat dit allemaal wel mee valt. Dat zegt de Roomse kerk. Die belijdt dat ons verstand nog wel een beetje goed is. Ook de Remonstranten zeggen dat het met ons verstand wel mee valt. Ze zeggen dat de mens uit zichzelf nog wel een goede keus kan maken en zo kan kiezen om te gaan geloven. Vandaag de dag zijn er ook evangelische stromingen die zeggen dat we van onszelf niet zo zondig zijn en dat we onze zonden wel uit onszelf kunnen overwinnen, dat we alleen ‘advies’ van de Heilige Geest nodig hebben. Maar als we naar Gods Woord luisteren, moeten we belijden dat ons verstand duister is. Zo lezen we in Genesis 6: 5: “de Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was...”
Ware kennis
Maar het verstand blijft voor de gelovigen niet verduisterd. God grijpt in! Wij geloven dat de Heilige Geest ons verstand verlicht. Hij gaat uit van God de Vader en God de Zoon, Gal 4: 6:“God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader”.
De Heilige Geest steekt de lamp van het geloof aan in ons hart. Hierdoor kunnen wij ware kennis krijgen: 1 Kor 2: 9-11:“Maar gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid, voor degenen, die Hem liefhebben. Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hemel is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods”.
Sommige mensen denken dat ze een bijzondere ervaring moeten hebben gehad om zeker te zijn van hun geloof. Die ervaring is dan dat ze voelen dat de Geest van God in hen werkt. Het lijkt heel nederig, als ze zeggen dat ze niet zeker weten of ook zíj wel kinderen van de heilige en hoog verheven God mogen zijn. Maar zo zoeken ze zekerheid van hun geloof in hun eigen gevoel. Wat een twijfel en onzekerheid geeft dat! Het is als een anker van een schip dat in het eigen ruim van het schip wordt uitgegooid. Het anker heeft geen vaste grond! De grónd van het anker is Gods Woord, dat is de vaste grond van ons geloof. Want in dat Woord staan de verbondsbeloften die God aan Zijn kinderen geeft. God belooft daarin dat Hij trouw zal blijven en dat Hij de gelovigen in Zijn Vaderhand zal houden! Die beloften blijven staan en zijn niet afhankelijk van ons gevoel.
Wij moeten daarom ook de Bijbel goed lezen en kennen. De Heilige Geest werkt namelijk dóór het Woord van God. Bijbelkennis is dus heel belangrijk! Maar ware kennis kunnen we ook niet krijgen door alleen de Bijbel goed te lezen en precies te weten wat er in staat. Als de Heilige Geest je hart niet verlicht, heb je aan die kennis niets. Denk maar aan de knappe theologen die heel de Bijbel van buiten kennen, toch gelóven zij niet. De Heilige Geest en Gods Woord gaan altijd samen bij het komen tot ware kennis. Dus om ware kennis te krijgen is nodig dat je de Bijbel kent, en tegelijk alles wat daarin staat aanneemt door de werking van de Heilige Geest. Zo krijgen we deel aan Christus en Zijn weldaden. Kennis van de Bijbel maakt niet zalig, maar toont ons wél de Christus die zaligmaakt!Omhelzen
De NGB springt van het beeld van de lamp naar het beeld van een omhelzing. Het geloof is als een paar armen die omhelzen. Denk maar aan een klein kind dat zijn vader omhelst. Het kind zoekt zo bescherming bij zijn vader en dat is het belangrijkste voor het kind. Bij zijn vader kan hem niets gebeuren. Nog veel verder gaat het geloof. Het geloof omhelst Christus! Dat betekent dat we niets meer buiten Christus zoeken. Alleen door Christus is er toegang tot God de Vader, Johannes 14: 6:“Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij”.
Het omhelzen betekent zelfs ook dat we Hem ons toe-eigenen. Christus wordt ons bezit! Ook de Heidelbergse Catechismus leert ons dat de Heilige Geest ons de weldaden van Christus toeeigent. Lees het maar na in vraag en antwoord 21 van zondag 7.Lege handen
We zagen net al: door het geloof zoeken we niets búiten Christus. Dat gaan we nu verder bekijken. De NGB richt zich weer tegen de dwaling van de Roomsen en de Remonstranten en tegelijk tegen allen die zélf iets aan hun verlossing toe willen voegen. Zij zoeken de gerechtigheid, het recht voor God staan, niet alleen in de Verlossing door onze Heiland. Ze denken dat daar nog eigen prestaties bíj moeten komen. Ook in de eerste christelijke gemeentes waren er dwaalleraars die dit dachten. Zij dachten dat ze recht voor God konden staan door het doen van de wet. Deze dwaling wordt ook wel het judaïsme, of het wetticisme genoemd. In Galaten 2:21 schrijft Paulus hiertegen:“Ik ontneem aan de genade Gods haar kracht niet; want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven”.
Dit judaïsme komt steeds weer terug in de geschiedenis van de kerk. Daarom is het belangrijk dat de NGB hiertegen spreekt. Wij moeten ervan leren. Ook wij moeten niet denken dat we wel zo goed leven dat we het verdienen om verlost te worden. Nee, we verdienen niets en we kúnnen niets aan het offer van Christus toevoegen! Als we zeggen dat we dat wel kunnen of moeten doen, dan verwerpen we daarmee het verlossingswerk van Christus. Dan zeggen we eigenlijk: Christus heeft niet genoeg gedaan, we moeten er zelf nog wat bij doen. Wat zou dat verschrikkelijk zijn, want we kunnen uit onszelf toch niets goeds doen? De NGB zegt het heel scherp: óf in Jezus Christus is niet alles wat voor onze verlossing nodig is óf dit alles is wel in Hem. Er is geen tussenweg. De NGB benadrukt dat het een gruwelijke godslastering is als we niet alles voor onze verlossing bij Christus zoeken!
We zagen net dat het geloof is als een omhelzing. We kunnen als beeld voor het geloof ook lege handen gebruiken. Het geloof is als een paar lege handen. Die handen zijn ons door de Heilige Geest gegeven (Ef. 2:8). En wij kunnen er zelf niets in doen. We kunnen er alleen Christus weldaden mee aannemen. Zelfs het “uitstrekken” van de handen om te omhelzen of om te ontvangen kunnen we niet van onszelf! Ook dat moet door God in ons gewerkt worden. Met dit beeld zie je duidelijk dat we er zélf niets aan toe kunnen voegen. Het is alleen maar aannemen!Levend geloof
Maar betekent dat nu dat het geloof zonder werken kan bestaan? Dan hoeven we Gods geboden dus helemaal niet meer te houden. Want Paulus schrijft in Rom. 3:28:“Want wij zijn van oordeel dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet”.
Maar Jakobus schrijft in Jak. 2: 24:“Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof”.
Spreken Paulus en Jakobus elkaar nu tegen? Misschien lijkt dat op het eerste gezicht zo, maar we moeten Gods Woord altijd in zijn geheel lezen en in de goede context. Dan zien we dat Paulus schrijft tegen de Joden die zeiden dat je door het houden van de wet gerechtvaardigd kon worden. Maar we hebben net gezien dat we alleen door Christus gerechtvaardigd worden en door niets anders. Daarom zegt Paulus dat duidelijk tegenover de wetswerken van de Joden.
Jakobus schrijft in zijn brief aan mensen die geen lévend geloof hadden. Een levend geloof wérkt uit liefde. Dit betekent dat dat geloof samen gaat met werken, met het leven naar Gods wil. Een geloof zonder geloofswerken noemt Jakobus een dóód geloof. We zien dus dat Paulus en Jakobus elkaar niet tegenspreken. Door het geloof nemen we Christus aan als onze enige Verlosser. En dat geloof is levend, het gaat samen met goede werken. In artikel 24 van de NGB wordt het leven uit het geloof in dankbaarheid verder uitgewerkt.Geloof op zichzelf geen verdienste
We zouden nu kunnen gaan denken dat er heel veel van ons eigen geloof afhangt. Dat het geloof op zichzelf ons zalig zou maken. Dat geloof moet dan wel heel groot en stevig zijn. Maar dan zegt artikel 22 terecht: het geloof zélf rechtvaardigt ons niet. Het is slechts een middel. Een middel waardoor we Christus aannemen. En alléén door Christus worden we gerechtvaardigd voor God. Dit is niet iets van één keer. Het is een zaak van ons hele leven. Heel ons leven mogen we in geloof de weldaden van Christus aannemen en voor Hem leven. Uit onszelf kunnen we dit niet volhouden, maar voor de toekomst hebben we Gods belofte, zoals die staat in Joh. 10: 27,28:“Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij, en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven”.