1 Een vrouw, een van de vrouwen van de leerling-profeten, riep tot Elisa om hulp en zei: Uw dienaar, mijn man, is gestorven, en u weet zelf dat uw dienaar de HEERE vreesde. Maar nu is de schuldeiser gekomen om mijn beide kinderen als slaven met zich mee te nemen.
2 Elisa zei tegen haar: Wat kan ik voor u doen? Vertel mij wat u in huis hebt. En zij zei: Uw dienares heeft niets anders in huis dan een kruikje met olie.
3 Toen zei hij: Ga heen en vraag voor u buitenshuis kruiken, van al uw buren, lege kruiken; laat het er niet weinig zijn.
4 Ga dan naar binnen en sluit de deur achter u en achter uw zonen. Giet vervolgens olie in al die kruiken, en zet weg wat vol is.
5 Zo ging zij bij hem vandaan en sloot de deur achter zich en achter haar zonen. Die gaven haar de kruiken aan en zij goot de olie erin.
6 En het gebeurde, toen die kruiken vol waren, dat zij tegen haar zoon zei: Geef mij nog een kruik aan. Maar hij zei tegen haar: Er is geen kruik meer. Toen hield de olie op te stromen.
7 Zij kwam en vertelde het de man Gods. Hij zei: Ga de olie verkopen en betaal uw schuldeiser. En wat u en uw zonen betreft, u kunt leven van wat overblijft .
HSV 2 Koningen 4:1-7
In deze geschiedenis gaat het over een weduwe, die zo verarmd is en daardoor schulden heeft gemaakt, dat de schuldeiser dreigt haar twee zonen met zich mee te nemen. Maar de HEERE geeft uitkomst door Zijn zorg.
Op het eerste gezicht lijkt de toepassing dan ook dat de HEERE zorgt voor weduwen en wezen, vandaag nog steeds door middel van de diakenen.
Toch gaat het hier om veel meer. Immers, die vrouw is de weduwe van een van de leerling-profeten. Vandaag zouden wij zeggen: een predikantsweduwe. De kerkorde zegt daarvan in artikel 13 dat de kerk niet alleen de plicht heeft een emerituspredikant ‘op gepaste wijze’ te onderhouden, maar verder dat die verplichting ook geldt met betrekking tot weduwen en wezen van predikanten.
Tussen twee haakjes: weer zien we hier dat de kerkorde niet mag worden afgedaan als een stel menselijke regels, maar dat zij het Woord van God eerbiedigt en toepast.
Dat deze weduwe zo verarmd was, was een gevolg van de ontaarding van het tienstammenrijk. Er werd niet meer gezorgd voor de onderhouding van de dienst des Woords.
De profeten reisden rond in een bepaald district. Zo lezen wij van kolonies in Jeruzalem, in Bethel en in Gilgal. Er werden ook diensten des Woords gehouden op de sabbat, 2 Kon.4:23.
Waar moesten deze profeten van leven, wanneer ze niet elk een eigen gemeente hebben? Blijkbaar alleen maar van giften en gaven.
Zij lijden grote armoede. Dat blijkt op verschillende plaatsen. Bij de bouw van een profetenschool heeft een profeet een bijl moeten lenen. Gehazi zegt tegen Elisa: er zijn een paar profeten gekomen en ze hebben behoefte aan een en ander.
Deze weduwe is zo arm en heeft zoveel moeten lenen om in haar onderhoud te voorzien, dat zij de schuld niet meer kan aflossen.
Blijkbaar hebben de andere profeten haar ook niet kunnen helpen. En nu dreigt de schuldeiser haar twee zoons mee te nemen en als slaven te houden. Dat was geheel tegen de wil van de HEERE.
De vrouw zegt tegen Elisa: u weet zelf dat uw dienaar de HEERE vreesde.
Waarom heeft de HEERE het toch zover laten komen?
Wij kunnen zeggen dat de HEERE daarin Zijn dienstknechten beproefde. Zoals vroeger in de woestijn, toen de HEERE Zijn volk liet hongeren, om te zien wat er in hun hart was. Maar vooral dat Hij door het wonder dat volgde hen wilde sterken in hun geloof, dat Hij ook voortaan Zelf zou zorgen voor de materiële voorziening van de profeten en daarmee voor de voortgang van de prediking en de oproep tot bekering.
Nog altijd is het zo dat de HEERE zegt dat de arbeider zijn loon waardig is en dat voor de predikers gezorgd moet worden, zodat zij van het evangelie kunnen leven, 1 Tim.5:18, 1 Kor.9:14.
De vrouw is niet naar de koning gegaan die recht moet verschaffen, maar ze gaat naar Elisa, ze gaat naar de man Gods, dat is naar de HEERE.
Elisa zegt dan: wat hebt u in huis? En zij zei: Uw dienares heeft niets anders in huis dan een kruikje met olie. Er staat eigenlijk: er zalving olie, dat is zoveel olie om zich er nog éénmaal mee te zalven. Een laatste restje.
Elsa zegt dan: Ga heen en vraag voor u buitenshuis kruiken, van al uw buren, lege kruiken; laat het er niet weinig zijn. Ga dan naar binnen en sluit de deur achter u en achter uw zonen. Giet vervolgens olie in al die kruiken.
Geen nieuwsgierige pottenkijkers – het is een wonder alleen voor wie in Hem gelooft.
En dan gebeurt het wonder. Uit dat onnozele flesje, van dat kleine restje, moet zij nu gaan schenken, de ene kruik na de andere vol. Haar twee zoons helpen. Terwijl de één een volle kruik wegsleept, draagt de andere alweer een lege kruik aan.
De vrouw heeft onafgebroken doorgeschonken en zich daar op geconcentreerd zonder een ogenblik te pauzeren. Dat tekent haar geloofsvolharding. Ze moest toch zoveel mogelijk olie zien te krijgen!
Als ze roept om nog een kruik, zegt haar zoon: er is geen kruik meer. Toen hield de olie op te stromen.
Zij gaat dat dan aan de Elisa vertellen en deze zegt dat ze haar schuldeiser kan betalen en van wat er overblijft met haar zonen kan leven.
Daarin zien wij nu hoe de HEERE Zijn knechten, de profeten, sterkt in hun roeping. Zij moeten de bekering prediken aan een volk dat door een goddeloze koning meegesleept is in de afgodendienst van Baäl.
De HEERE zorgt er Zelf voor dat de dragers van Zijn Woord ten gevolge van hun gehoorzame ambtsdienst niet zullen omkomen van honger of dat hun kinderen in slavernij gevoerd worden. Het is toch waar wat de HEERE beloofd had. Ondanks de schijn van het tegendeel gaat de HEERE toch voort Zijn werk te voltooien.
Het was een verdrietige tijd. Er ging wat om in de kerk! Wij denken wel eens dat wij een moeilijke tijd meemaken en onder veel beproevingen hebben te lijden. Maar denkt u het zich eens in: daar had God gezegd tot Elia dat er van heel dat volk niets zal terechtkomen dan alleen een rest van de verkiezing. In die gevaarlijke tijd onder Achab gaat Zijn kerk toch niet ten onder, al is zij klein en in de ogen van de mensen haast tot niet geworden.
De HEERE stuurde Zijn profeten om Zijn volk op te roepen tot bekering van de afgoderij. De Baälsdienst was gericht op de vruchtbaarheid. De profeten van Baäl verkondigden het volk dat zij voorspoedig zouden zijn als zij de Baäl dienden.
Daartegenover moeten de profeten telkens weer terugroepen tot de dienst aan de HEERE en verkondigen dat alleen de HEERE kan zorgen, overeenkomstig Zijn belofte, dat zij mogen wonen in een land vloeiende van melk en honing en dat zij in vrede mogen zitten onder hun wijnstok en vijgenboom.
En dan komt toch voor deze profeten en dat duidelijk voor het oog van de mensen deze armoede. Een bespotting van hun prediking in de ogen van de mensen.
Maar de HEERE leert Zijn dienstknechten door dit wonder dat ze moeten volhouden.
De normale gang van zaken is dat er olijfbomen geplant worden en als die vruchten dragen, dat deze uitgeperst worden om olie te krijgen. Wat een werk is er nodig om zoveel olie te krijgen als deze vrouw nu heeft ontvangen! Maar het is dezelfde God. Hij werkt nu alleen op een andere manier. De HEERE heeft de macht om het zowel op een bijzondere als op de gewone manier te laten groeien, dat is om te doen wat Hem behaagt, om Zijn belofte te vervullen.
Daarmee zegt de HEERE: wie Zijn woord brengt en uit Zijn woord leeft komt zeker niet beschaamd uit. En ook nu gaat Hij voort Zijn volk te geven alles wat we nodig hebben om de dienst des Woords te onderhouden. Ook al gebeurt het niet zoals hier in de tekst door dit wonder, het is toch altijd de hand van de HEERE Die ons geeft wat wij nodig hebben. Dat is elke dag opnieuw evengoed een wonder van Hem. Hij zorgt ervoor dat wij voldoende hebben, niet alleen om verder te gaan in het leven, maar vooral ook om te bouwen aan Zijn Sion, de stad met de fundamenten.
Wij mogen eruit leven, dat Hij heel de wereld laat voortbestaan en het brood geeft aan de eter, opdat Zijn kerk gebouwd zal worden.