Jesaja 8:23 - 9:4
8:23 Doch er zal geen donkerheid wezen voor het land dat in benauwdheid was. Zoals Hij in het verleden smaad bracht over het land van Zebulon en over het land van Naftali, zo brengt Hij in de toekomst eer over de weg der zee, de overzijde van de Jordaan, de landstreek der heidenen.
9:1 Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht.
2 Gij hebt het volk vermenigvuldigd, zijn vreugde groot gemaakt; het verheugt zich voor uw aangezicht als met de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verdelen van de buit. 3 Want het juk dat het drukte, en de stang op zijn schouder, de roede van zijn drijver, hebt Gij verbroken als op Midjansdag.
4 Want elke schoen die dreunend stampt, en elke mantel, in bloed gewenteld, zal verbrand worden, een prooi van het vuur.Donkere achtergrond
De tekst van deze advents-overdenking heeft betrekking op de tijd van grote afval en deformatie in Juda en Israël. In deze donkere tijd oefent de HERE Zijn strafgerichten uit. Invallen door legers van andere volken. Verwoesting van het land. Armoede, misoogsten, honger. Dreiging van ballingschap. Maar de eigenlijke ellende is de volharding in de zonde. Het huichelachtige leven met de HERE, waarbij Gods eer en Zijn recht geschaad worden. Het loslaten van Gods Woord in de praktijk van het leven. Het is een donkere wereld geworden bij het volk van Gods verbond. Israël verschilde eigenlijk niet zoveel meer van andere heidense volken.
Bij die heidense volken regeerde de onwetendheid van God en de onbekendheid met zijn Woord. Daar gaven wetteloosheid en goddeloosheid de toon aan. Daar was het donker omdat God zich toen niet over deze volken ontfermde. Daar had God de mensen in het donker gelaten.
Maar hoe heel anders lag dat voor Israël en Juda. Met hen had God toch Zijn verbond der genade gesloten? Hij had hèn toch uitgeleid uit het diensthuis van de zonde, het donkere Egypte en hèn had Hij het prachtige beloofde land geschonken? Hij had hen daar gezegend met welvaart. Ja, Hij was met Zijn heerlijkheid te midden van hen komen wonen, in de tempel. Hij had hen woorden ten leven gegeven. De wet en de getuigenis. Zijn geboden en Zijn profetieën. Wanneer die ook nu weer zouden worden gevolgd, dan zou er weer dageraad zijn (8:20). Dan zou het licht dagen in de duisternis.Terechte straf
Maar de mensen waren zo afgedwaald en vertwijfeld dat ze hun raad niet meer bij de HERE zochten, maar liever naar waarzeggers gingen, die in occulte sessies de gestorvenen raadpleegden. Liever zwarte magie, dan eerbiedige onderwerping aan hun eigen God! Het is toch werkelijk ongehoord. Jesaja roept uit in 8:19Zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden vragen?
Israël is compleet de weg kwijt. De weg van de HERE, die Hij hen toch steeds weer door zijn profeten voorhoudt. Maar wie daarnaar niet luistert, maar zich liever overgeeft aan de ontkenning van Gods Woord en zijn geboden verlaat, voor die is er geen dageraad. Die blijft in de duisternis. Ja, voor die zal de duisternis van deze wereld worden tot de eeuwige duisternis. Want dan zal God zich helemaal van hem of haar aftrekken.
De HERE gaf straf, terechte straf vanwege de verbondsverlating die met name in het land van Zebulon en Naftali tot een dieptepunt was gekomen. Deze stammen hadden zich aan de noordgrens van het land in hoge mate misdragen. Ze hadden al heel vroeg na binnenkomst in het land Kanaän zich gemengd met heidense volken. Ze hadden onder hun invloed zich afgewend van de HERE. Terwille van rijkdom in het handelsverkeer met andere landen hadden ze Gods verbond verlaten. Deze stammen hadden hun heil gezocht bij andere goden. En daarom heeft de HERE hen al vroeg gestraft eerst door het binnenvallen van Benhadad. En later, al in de tijd van koning Peka, werden ze als eerste stammen in de ballingschap gevoerd naar Assyrië door koning TiglatPilezer, 2 Kon.15:29. Het gebied bleef daarom een gebied waar men verachtelijk op neerkeek als het Galilea der heidenen. Wat kan daar voor goeds uit voortkomen? Het was een gebied van oneer en smaad gebleven, ook na de ballingschap.Groot licht
Toch mag Jesaja in deze 'troosteloze' situatie ook een heilsprofetie laten klinken. Een profetie van evangelie zo wonderlijk mooi en hoopvol, dat ze ons begrip te bovengaat.
Dat evangelie begint in vers 23 met: “Doch”: hier komt een wending, Doch, er zal géén donkerheid wezen voor het land dat in benauwdheid was. Erzal, dit is toekomst. Er zal voor het land dat nu in benauwdheid is, straks geen donkerheid zijn. De benauwdheid zal niet blijven bestaan.
Want God die de rechtvaardige straf van smaad en donkerheid had gebracht, zal nu in de toekomst, in Zijn barmhartigheid en genade, aan dit gesmade volk eer geven.
De profetie gaat verder in 9:1:Het volk dat in donkerheid wandelt ziet een groot licht. Over hen die wonen in een land van diepe duisternis straalt een licht.
Waarop slaat dat licht? Is dat de terugkeer uit de ballingschap? De gevolgen van de zonde waren toen wel voor een belangrijk deel verminderd. Maar toch drukte ook toen nog de smaad. De smaad ook van overheersing door andere volken. Waarop wijst dan nu dit licht in de duisternis?
Daarop geeft Gods Woord duidelijkheid in het vervolg van onze tekst, zoals we straks zullen zien. Maar we lezen in Matt. 4:13 ook over de vervulling van deze belofte.
Dat was toen de Here Jezus met Zijn profeteren, met Zijn evangelieverkondiging startte. Toen Hij voor het eerst de mensen de wet en de profeten ging voorhouden en Hij ze opriep tot bekering. Toen verkondigde Hij dat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen was. Voor dat begin van Zijn evangelieverkondiging, koos de Here Jezus juist dat gebied uit, waar de diepste donkerheid was: het gebied van Zebulon en Naftali. Het gebied waar de mensen gezeten waren in duisternis, in het land en de schaduw van de dood (Matt. 4:16). Dáár ging een groot licht op.
Ook na de ballingschap regeerde daar nog de oorzaak van de kommer en de ellende, nl. de zonde. Maar toen de Here Jezus daar met Zijn prediking was begonnen, toen gold wat Jesaja had voorzegd, dat er in dat land was opgegaan het licht van de verkondiging van genade en vrede, van de verkondiging van verlossing en heil. Men zag toen het Licht der wereld. Daarmee zag God toen om naar Zijn volk. Door het Zijn heerlijkheid te tonen, de heerlijkheid van de gekomen Immanuël, als de God mèt ons. Zo trok de Here Jezus rond in geheel Galilea, het Galilea der heidenen. Daar leerde Hij in de synagogen. Daar verkondigde Hij het evangelie van het Koninkrijk en Hij genas daar vele ziekten en kwalen onder het volk.
Deze heerlijke rondgang van de Here Jezus ging toen niet ongemerkt voorbij! In Matt. 4:24 staat daarvan:En het gerucht van Hem drong door tot in geheel Syrië; en men bracht tot Hem allen die ernstig ongesteld waren, gekweld door allerlei ziekten en pijnen, bezetenen en maanzieken en verlamden, en Hij genas hen.
Zo kreeg dit volk het grote voorrecht om het evangelie van de Verlosser en Heiland Jezus Christus, het Licht der wereld, als eerste in de wereld te mogen horen! Wat een voorrecht!
Zo werd aan hen eer door God gebracht, in plaats van smaad.
Wat voor deze noordelijke streek van Israël gold, gold vervolgens voor heel het volk Israël:En Hem volgden vele scharen uit Galilea, en Dekapolis en Jeruzalem en Judea en het Overjordaanse.
Vreugdevolle overwinning
We keren terug naar onze tekst. Deze tekst van Jesaja overziet zoals in vele profetieën een langere weg naar de eindvervulling. De terugkomst uit de ballingschap is al de eerste stap naar de opkomst van het licht. Daarom wordt hier ook de vreugde genoemd die er was toen de ballingschap voorbij was. Toen de strijd over was. Toen er een einde kwam aan alle slavendienst aan de zonde. Net zoals de uitleiding uit Egypte stond voor de verlossing uit de slavendienst van de zondemacht, zo ook uitleiding uit de ballingschap van Assyrië.
Het is als het afwerpen van een juk, een blok waarin lastdieren en trekdieren gedwongen werden hun werk te doen (vers 3). Waarin ze geen kant op konden en totaal in bedwang gehouden werden. Waarbij ze bovendien nog geslagen en opgedreven werden.
Zo was hun toestand geweest in de landen van heidense overheersing. Zo was ook de toestand in hun eigen gebied als de zondemacht het nog voor het zeggen had.
Aan de smaad van onderdrukking en overheersing mag een einde komen, want de HERE komt in Zijn genade naar hen toe, en geeft hen verlossing. En het volk juicht, en verheugt zich voor Gods aangezicht. Het is geen vreugde in zichzelf hier. Het is vreugde in de HERE. Om wat Hij gedaan heeft. God heeft Zijn volk vermenigvuldigd: Ze mochten weer groeien na de ballingschap.
Ja, dat mag zelfs doorgetrokken worden naar Pinksteren. Het licht door de prediking en genezingen van Christus werd ook opgemerkt in Syrië, zo lazen we in Mt. 4. En later, vanaf Pinksteren, zou dat Licht als licht der wereld over de hele wereld bekend worden. Dan zou zo de belofte aan Abraham vervuld worden. Wat een vreugde voor al die volken, die tot dat ene volk van God mogen gaan behoren. Het volk dat de Here Jezus zal verlossen van hun zonden.
De vreugde zal groot zijn, zoals de vreugde bij het inhalen van de oogst en zoals de vreugde er is bij de overwinning na een oorlog, waarbij de buit op de vijanden verdeeld wordt.
Er is dan en er mag zijn uitbundige vreugde voor het aangezicht van de HERE die deze verlossing heeft bewerkt.
Dat deze overwinning helemaal het werk van God is, wordt aangegeven door de verwijzing naar de overwinning door Gideon en zijn mannen. Ook toen had geen mens werkelijk de hand in de verlossing en overwinning gehad. Want het juk heeft de HERE verbroken als op Midiansdag. Toen de HERE Israël de overwinning gaf met medewerking van Gideon, was alleen Hij het, die dit bewerkte. Gideon en zijn 300 mannen moesten wat geluid maken. Maar ze moesten toezien hoe de HERE een geweldige overwinning op ruim 120.000 man behaalde, waarmee Hij Zijn volk van de overheersing verloste. Zonder enige verdienste van de kant van Gideon of de Israëlieten. Zo is het ook met de overwinning op de zondemacht. Helemaal het werk van de HERE alleen.
Een radicale en heerlijke verlossing door het grote Licht in diepe duisternis, waarbij de overwinning compleet is. Alles wat herinnert aan de oorlog, zoals soldatenschoenen en soldaten-uitrusting kan nu worden verbrand (vers 4).
De overwinning mag worden gevierd. Wat een blijdschap bewerkt de HERE door het Evangelie van Zijn Verlossing.