De toorn van de Heere over de eigenwillige strijd van zijn kerk


    En ook is dit nog maar een kleine zaak in de ogen des HEEREN: Hij zal bovendien Moab in uw macht geven, zodat gij alle versterkte steden, de keur der steden zult innemen en alle goede bomen vellen en alle waterbronnen dichtstoppen en alle goede akkers met stenen bederven.

    De steden verwoestten zij, op alle goede akkers wierp ieder zijn steen, zodat zij ze daarmee geheel bedekten; alle waterbronnen stopten zij dicht, en alle goede bomen velden zij, totdat men alleen in Kir-Hareset de stenen had laten overblijven. Toen slingeraars het omsingelden en beschoten,
    zag de koning van Moab dat de strijd hem te machtig werd; hij nam met zich zevenhonderd mannen die het zwaard konden voeren, om door te breken in de richting van de koning van Edom; maar zij konden het niet.
    Daarop nam hij zijn eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou worden, en offerde hem ten brandoffer op de muur. Toen kwam een grote toorn over Israël, zodat zij van hem wegtrokken en naar hun land terugkeerden.


2 Koningen 3:18-19; 25-27.

Het tussen Josafat van Juda en Joram van Israël gesloten verbond met betrekking tot de expeditie tegen Moab is een voorbeeld van de ontkenning van de antithese zoals die door de HEERE is gesteld. Het is een compromis tussen Bethel en Jeruzalem. Dat is het eeuwenoude duivelse leugenbeginsel van de eenheid boven geloofsverdeeldheid. Een zonde die tot aan de wederkomst van Christus alleen maar zal toenemen.
En toch redt de HEERE weer Zijn volk. Hij blijft trouw aan Zijn belofte aan David dat er altijd een lamp voor hem zal schijnen in Jeruzalem.
Als de legers in de woestijn in de grootste nood komen omdat er geen water is zorgt Hij er Zelf voor dat er volop water komt. Hij doet dat door een wonder. Immers, zonder dat zij wind voelen en stortregen zien loopt het dal vol water, vers 17.
En de belofte dat Moab wordt overgeleverd wordt ook weer op een wonderlijke wijze vervuld.
De koning van Moab kondigt een totale mobilisatie af: allen worden bijeengeroepen, die nog de krijgsgordel konden aangorden, ja ook nog ouderen, vers 20.
Toen in de Tweede Wereldoorlog Duitsland eigenlijk al verslagen was, werd ook daar alles ingezet: jongens en oude mannen.
De Moabieten denken nu dan te kunnen toeslaan! Maar als ze dicht bij de verbonden legers komen zien ze iets wonderlijks. Het hele dal lijkt wel met bloed gevuld te zijn.
Hoe dat kwam? De opgaande zon scheen op het water en de HEERE zorgde voor het gezichtsbedrog, zodat ze denken dat er een onderlinge strijd tussen de beide legers van de drie koningen is geweest en degenen die daar nog uit zijn overgebleven gemakkelijk kunnen worden overmeesterd. Daarom verliezen zij alle voorzichtigheid uit het oog en lopen recht in de hinderlaag. Immers, de soldaten van de drie koningen houden zich heel stil als zij de soldaten van Moab de berg zien afdalen naar hun kamp. Maar als die dichtbij gekomen zijn springen de Israëlieten op en verslaan de Moabieten die op de vlucht slaan. Het is een ordeloze vlucht en de Israëlieten brengen hen steeds nieuwe slagen toe.
De steden verwoestten zij, op alle goede akkers wierp ieder zijn steen, zodat zij ze daarmee geheel bedekten; alle waterbronnen stopten zij dicht, en alle goede bomen velden zij, vers 25.
Zo had Elisa het immers aan hen voorgehouden, toen hij de belofte van de HEERE mocht verkondigen over de uitredding van Zijn volk. Dan gebruikt Elisa in zijn profetie tot tweemaal toe de formule: zo zegt de HEERE.
Maar dan voegt hij er nog iets aan toe, zonder weer die formule te gebruiken:
    En ook is dit nog maar een kleine zaak in de ogen des HEEREN: Hij zal bovendien Moab in uw macht geven, zodat gij alle versterkte steden, de keur der steden zult innemen en alle goede bomen vellen en alle waterbronnen dichtstoppen en alle goede akkers met stenen bederven, vss 18-19.

Ze moeten die overwinning vergezeld doen gaan met de tactiek van de verschroeide aarde.
Het gebied van Moab waar ze dan doortrekken rondom de hoofdstad hebben ze inderdaad totaal verwoest.
Op een meedogenloze wijze heeft Israël de strijd gevoerd. Het koninkrijk van Moab moet zo grondig mogelijk worden vernietigd.

Maar de HEERE had in Zijn Woord door de mond van Mozes deze methode nadrukkelijk verboden:
    Wanneer gij lange tijd een stad belegert, daartegen strijdende om haar in te nemen, dan moogt gij het geboomte daaromheen niet vernietigen door de bijl erin te slaan, maar gij moogt daarvan wel eten, doch het niet vellen; want zijn de bomen in het veld mensen, dat zij door u bij het beleg betrokken zouden worden?
    Alleen het geboomte, waarvan gij weet, dat het geen geboomte met eetbare vruchten is, dat moogt gij vernietigen en vellen om een belegeringswal te bouwen tegen de stad die met u strijd voert, totdat zij valt, Deut.20:19-20.

De goddeloze cultuur moest worden uitgeroeid, maar niet het goede land verwoest, dat van de HEERE is. De aarde mag niet nodeloos verwoest worden. Israël moet juist tot een zegen zijn voor de aarde.
Bovendien, Moab was door zijn afkomst verwant aan Israël, namelijk een zoon van Lot. Daarom golden bij de intocht in Kanaän andere bepalingen voor Moab dan ten aanzien van de overige volkeren.
Dat verbod van de HEERE in Deuteronomium moest de profeet voor ogen staan. De Deuteronomische wetsprediking werd alle zeven jaar op het Loofhuttenfeest voorgelezen.
Wij zien hier het ernstige gebeuren dat een geroepen profeet van de HEERE vals profeteert, dat is uit zijn eigen zondige hart, waardoor Gods volk tot ongehoorzaamheid wordt verleid.
Een brandende haat heeft hen bezield, Elisa allereerst, daarna ook de koningen en de legers. Met welgevallen hebben zij zich uitgeleefd en hebben hun haat gekoeld in de meedogenloze wijze van oorlogvoeren: weg met die goede stukken land, niets mag overblijven. Allen doen mee. Gooi dicht die putten, hak ze om die vruchtbomen, niets mag er blijven staan. We zullen ze wel, die gehate Moabieten.

De vruchtbomen - dan moeten wij vooral denken aan olijfbomen, waarvan de opbrengst een belangrijk bestanddeel was van het nationale product - worden verbrand. Moab wordt aangetast in zijn bestaansmogelijkheid.
Dat is te vergelijken met de acties van Israëlische settlers op de Westoever, die steeds weer de olijfboomgaarden van de Palestijnen in brand steken!
De bronnen worden dichtgestopt, zoals vroeger de Filistijnen gedaan hebben met de bronnen die vader Abraham gegraven had, Gen.26:8.
Elisa is daarmee ontrouw aan zijn roeping, die de HEERE hem gewezen had om in Israël te profeteren tegen de eigenwillige godsdienst in Dan en Bethel en de daaruit voortvloeiende Baälsdienst. Hij ziet alleen maar de gemeenschappelijke vijand, die vernietigd moet worden en geeft daarom zijn goedkeuring aan het verbond van de messiaanse vorst Josafat met Joram, die als de nazaat van Jerobeam ook Israël zondigen doet. Hij is ongehoorzaam aan zijn roeping dat hij moet blijven oproepen tot bekering in plaats van gemene zaak te maken met het afvallige tienstammenrijk. Hij wil niet de weg gaan die de HEERE hem wees, namelijk dat door zijn profeteren mensen gedood zouden worden.
Als alle valse profeten heeft ook hij niet gesproken naar het hart van Jeruzalem, maar heeft de vijanden van de ware dienst van de HEERE naar de mond gepraat! Samen aan het ene front!
En dat heeft treurige gevolgen. Omdat niet de strijd van de HEERE werd gestreden, ging de HEERE Zelf tegen Zijn eigen volk strijden. Zoals vroeger Israël in de strijd tegen de Filistijnen door het meenemen van de ark meende dat de HEERE met hen was, maar een grote nederlaag moest lijden. De HEERE keerde Zich tegen Zijn eigen volk.

Het was een eigenwillige strijd van Israël. Het eind daarvan was dat er een grote toorn over Israël kwam, zodat zij van Moab wegtrokken en naar hun land terugkeerden, vers 27b.
Immers, ze belegeren de hoofdstad en de slingeraars bestoken die met stenen. In zijn wanhoop probeert de koning van Moab om met een groep van 700 mannen uit te breken en met de koning van Edom gemene zaak te maken. Maar dat loopt op niets uit.
Dan komt het tot een tragische ontknoping. Hij brengt dan het offer van zijn oudste zoon, de kroonprins, die toen ongeveer dertig jaar oud was. Hij offert hem als brandoffer op de muur. Een gruwelijk mensenoffer.
Hij maakt daarmee die muur tot een altaar voor zijn god Kamos met de gedachte dat zijn god niet zal toelaten dat dat met zo'n bijzonder offer gewijde altaar ontwijd zal worden door de aanhangers van de hem vijandige God van Israël!
En werkelijk, Kamos luistert er naar. Het offer is niet vergeefs. Op de een of andere manier, wij weten niet hoe, komt er door de toorn van de HEERE een eind aan de aanval en moeten de geallieerden smadelijk de aftocht blazen.

Er is in 1868 een grote platte steen opgegraven, waarop de heldendaden van Mesa, de koning van Moab, ingegrift staan:
    Ik ben Mesa, koning van Moab, zoon van Kamos. Ik maakte deze hoogte voor Kamos, een hoogte van behoud, omdat hij mij gered heeft van alle aanvallen en omdat hij mij deed zien op al mijn haters. Ik heb over mijn vijand en zijn huis getriomfeerd, terwijl Israël voor eeuwig te gronde ging.

Ja, zo zagen heidenen dat: hun god was machtiger dan de God van Israël. Zo werd de naam van de HEERE gesmaad door de schuld van Josafat. een nazaat van David en met name door de profeet Elisa!
Maar de HEERE heeft laten opschrijven voor de kerk van alle eeuwen, dus ook voor ons vandaag, dat Hij Zelf het was Die over Zijn volk toornde. De uitdrukking 'er kwam een grote toorn' is in de Bijbel altijd een aanduiding van de toorn van de HEERE. Hij waarschuwt daarmee dat Zijn toorn over de hele gemeente komt wanneer zij nalatig is de strijd van de HEERE te voeren vanwege de geest van het compromis die steeds sterker wordt. Dat is onder het Nieuwe Verbond en dus in onze tijd en strijd nog steeds Zijn waarschuwing.
Nog erger is het te denken of te beweren de strijd van de HEERE te strijden, maar intussen een eigen strijd te voeren en daarmee voor eigen naam en eigen gelijk en eigen invloed en eigen eer te ijveren. En dat alles onder christelijke naam!
Dat is het gevolg van de valse profetie, waardoor eigenwillige godsdienst wordt goedgepraat.
Dat kwam toen van een profeet. Wat is in de geschiedenis steeds weer de kerk misleid, juist door voorgangers, die uit eigen hart profeteren!
In de jaren zestig, toen er in de kerk grote onenigheid kwam over trouw aan het Schriftuurlijke beginsel van de kerkorde en het independentisme steeds meer invloed kreeg, is er op een Schooldag op gewezen dat het juist de predikanten waren die daarin voorop liepen ( "de theologen liepen voorop"), terwijl het kerkvolk, de kerkleden, in het ambt van de gelovigen trouw bleef.
Die toorn van God over de kerk die eigenwillige wegen gaat en de eenheid denkt te bereiken zonder gehoorzaamheid aan Gods gebod, komt tot uiting in de verblinding van de mensen, die leraars naar hun eigen smaak vergaderen, de leugen geloven en de waarheid niet meer kunnen verdragen.
Door al die strijd en ongehoorzaamheid en gerichten heen heeft de HEERE toch in de loop van de eeuwen Zijn kerk bewaard. Hij heeft beloofd dat te zullen blijven doen. Dat is ons vertrouwen en onze rust in deze woelige tijden.