Het begin van het kerkverband na de Afscheiding van 1834


De HEERE vraagt van ons dat wij de geschiedenis van Zijn kerk zullen kennen. Wij mogen immers de grote daden van de HEERE in het verleden niet vergeten, maar wij moeten die vertellen aan de komende geslachten. En verder moeten wij onze voorgangers gedenken, die het Woord van God tot ons gesproken hebben en hun geloof navolgen.
Ik wil tot dat gedenken een bijdrage leveren door te gaan schrijven over de geschiedenis van de Reformatie in 1834 en volgende jaren.

Bronnen


Over die tijd is al heel wat geschreven. Naast de bekende boeken over de Afscheiding, met name dat van G. Keizer en de gedenkboeken uit 1934, is in 1984 verschenen de bundel Afscheiding en Wederkeer onder redactie van de hoogleraren D. Deddens en J. Kamphuis. Daarnaast is te noemen De crisis der jeugd van de kerkhistoricus van Kampen H. Bouwman, dat de conflicten van de eerste jaren na 1834 beschrijft.
Ook is heel waardevol en bijzonder interessant de serie Gedenkt uw voorgangers van Joh. de Haas, over alle predikanten die van 1834 tot 1986 in de Gereformeerde Kerken gediend hebben. Maar vooral moet genoemd worden de uitgave uit 1984 van de Acta van alle Generale Synodes van 1836 tot 1869 Handelingen en Verslagen van de Algemene Synoden van de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk (1836-1869).

Ons staat een sterke Held terzij


Wij moeten ervoor oppassen te grote nadruk te leggen op allerlei conflicten die de kerken hebben geteisterd na de Afscheiding.
Ja, er waren conflicten. Er is zelfs een scheuring gekomen, zodat er twee tegenover elkaar staande kerkverbanden waren. Dat heeft geduurd tot 1854.
Dat was het werk van de satan, die het werk van Christus tot de reformatie van Zijn kerk wilde doen mislukken. Hij gebruikte daarvoor mensen die òf uit eerzucht òf uit onkunde in die eerste jaren zich hadden aangeboden om overeenkomstig artikel 8 van de kerkorde predikant te worden. Zo zijn er velen, meestal zonder degelijke opleiding, predikant geworden. De meesten van hen hadden geen enkele ambtelijke ervaring, laat staan ervaring in het werken in een kerkverband. Dat laat echter niet onverlet dat er ook mannen onder hen waren die bijzonder vruchtbaar hebben gewerkt binnen de kerken.
Maar dat vijandige onrust zaaien en stoken tussen broeders door de satan kon zijn doel niet bereiken. Immers, de HEERE liet niet varen het werk van Zijn handen. Daar mogen wij de ogen niet voor sluiten. Er is zowel plaatselijk als in het kerkverband veel trouwe arbeid verricht, die goede vruchten heeft voortgebracht. Eenvoudige mensen, maar trouw aan hun roeping.
De Heere Jezus Christus, die sterke Held, is Zijn kerk blijven vergaderen, beschermen en onderhouden.

Altijd dezelfde zonde van de autonomie


Sinds de Zoon van God Zijn kerk begon te vergaderen was er bij de mensen de zondige tegenstand van het niet willen gehoorzamen, van de autonomie, dat is het 'eigen meester' willen zijn, zelf bepalen wat goed en kwaad is.
De hele geschiedenis van het Oude Testament geeft daar een duidelijk beeld van. Steeds weer afval, dan weer reformatie, opnieuw afval.
Die afval kwam in allerlei vormen, maar vooral door de valse profetie, dat is het profeteren uit eigen hart, zonder eerst naar de HEERE te luisteren. Dan spreekt de profeet wat zijn eigen zondige hart wil en zegt, en wat de mensen graag horen. Dat komt dan in een schijn van vroomheid, alsof de HEERE Zelf het zegt. Maar het is een eigenwillig dienen van de HEERE.
Ook in de tijd na Pinksteren hebben de apostelen tegen die geest moeten strijden. De brieven van Johannes staan er vol van, ook de brieven die de Heere Jezus Christus Zelf aan Johannes heeft gedicteerd.
Uit de latere tijden herinneren wij ons dat het nog altijd zo is, dat er bij een Reformatie veel gemengd volk mee trekt.
Luther kreeg te maken met de revolutie van de boeren, die elk gezag verwierpen en het recht in eigen hand namen.
Calvijn had niet alleen te strijden tegen het Roomse front, maar moest met evenveel klem de gemeente beschermen tegen de eigenwillige en dus revolutionaire geest van de Wederdopers.
Zo is het steeds weer gegaan bij de kerkreformaties. Wij denken aan de reformatorische beweging in de Gereformeerde Kerken die al in de dertiger jaren van de vorige eeuw is begonnen en die, ondanks de pogingen van synodes om die stroom te blokkeren, doorbrak in de Vrijmaking van 1944.
Hoe spoedig daarna kwam toen weer die gevaarlijke dwaling van het independentisme op, dat verwerpen van het kerkelijke gezag, dat leidde tot de formatie van de Nederlands Gereformeerde kerken.
En ook na de vrijmaking van 2003 kregen wij de strijd tegen het independentisme, dat nog altijd zich verzet tegen het gezag van de kerkelijke vergaderingen en zich openbaart in een eigenwillige wijze van kerk willen zijn.
Ook nu zullen wij de kracht om trouw te zijn en om staande te blijven mogen ontvangen van Hem, Die Zijn kerk bewaart.

De eerste synode


In 1836 werd in Amsterdam de eerste synode van de afgescheiden kerken gehouden. Dat was heel in het begin van het kerkelijke leven, het eerste begin van een kerkverband. De lijst van afgevaardigden laat zien dat er totaal zestien afgevaardigden aanwezig waren, waaronder vier predikanten, namelijk A. Brummelkampp, H. de Cock, G.F. Gezelle Meerburg, H.P. Scholte
en later nog een vijfde: A.C. van Raalte. Daarnaast elf ouderlingen. De predikanten kenden elkaar goed: drie van hen (Brummelkamp, Van Raalte en Scholte) waren zwagers, immers alle drie getrouwd met een meisje Moen, domineesdochters.
De synode kwam bijeen op woensdag 2 maart en vergaderde de volgende tien dagen (met uitzondering van de Zondag) en sloot op zaterdag 10 maart.
De Acta geven een overzicht van wat er zo al behandeld werd. Wat een verschillende belangrijke zaken moesten worden geregeld! Wat een regelingen moesten er worden getroffen en vastgelegd!
Dat ging alles in goede harmonie, met uitzondering van één zaak, namelijk die over de Dordtse Kerkorde. Daarover zeggen de Acta in artikel 23 dat de gevoelens daarover zeer uiteenlopend zijn zodat de preses aan de leden verzocht om hun denkwijze te ontwikkelen om tot een bepaald besluit te komen. Artikel 28 vermeldt dat op een volgende zitting er uitvoerig over gesproken is en dat men niet verder kwam dan het voorlopige besluit om de Dordtse Kerkorde zoveel mogelijk te volgen, nu door het gebrek aan Herders en Leraars en de toestand van de kerk in haar verdrukking het niet mogelijk is op dat tijdstip besluiten te nemen. Dat wordt uitgesteld tot een volgende synode.
Het zou nog tot 1854 duren voor er een algemene overeenstemming kwam over de kerkorde.

De Afscheiding te vroeg?


De Acta verschenen al vijf dagen na de sluiting van de synode! De broeders wisten van wanten!
De voorrede voor die uitgave werd geschreven door de preses van de synode, ds. H.P. Scholte.
Daaruit blijkt dat de Afgescheidenen het verwijt te horen kregen dat zij met hun afscheiding te vroeg waren geweest. Er is dus ook in dit opzicht niets nieuws onder de zon.
Die beschuldiging kwam van de kant van broeders, die wel de vervolging van de afgescheidenen afkeurden en betuigden dat zij één met hen waren in het geloof en in de belijdenis van de waarheid. Maar die verontruste broeders, die nog altijd binnen het Nederlands Hervormde kerkgenootschap bleven en die niet tot afscheiding konden komen en op twee gedachten hinkten, berispten de afgescheidenen “dat zij waren vooruitgelopen, dat zij eigenwillig hadden gewerkt, dat zij zich niet lang genoeg hadden laten vertreden..... Maar opsporing van het werk Gods in de gehele weg der uitleiding Zijner gemeente, dit vonden wij niet”.
'Wij willen het ons niet ontveinzen, wij zagen, hoorden en ondervonden dit met zielesmarten, want ook wij hielden u voor broeders in Christus, en zagen u gaarne onder de banier des kruises openlijk met de verdrukte gemeente verenigd; maar wij hebben ook geleerd Gode te zwijgen en te aanbidden; die juist door zulk een weg getoond heeft, dat HIJ het is, en niet wij, en dat wat wij ook mogen gedacht en berekend hebben, zijn gedachten en wegen hoger zijn dan de onze”.
Die voorrede richtte zich tot alle inwoners van Nederland, met name tot de overheden en rechters:
“Wij kunnen voor het grootste gedeelte ons bij u niet aanbevelen door wijsheid, rijkdom, macht of adeldom; wij zijn voor het grootste gedeelte een arm en veracht volk; maar onze bondgenoot is de KONING DER KONINGEN, DE HEERE DER HEIRSCHAREN, DE RECHTER DER GANSE AARDE.
Wij wensen alles te lijden en te verdragen wat de Heere onze God voor ons beschikt heeft, maar wij willen het voor de overheden en rechters niet verzwijgen, dat onze God een verterend vuur is voor de goddelozen en dat welgelukzalig zijn allen, die op Hem vertrouwen; en met vrijmoedigheid roepen wij allen toe: vreest God en houdt Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen”.

De kerkelijke zaken


Artikel 2 van de Acta vermeldt dat de vergadering op verzoek van de broeders knielende met gebed werd geopend. Daarna werden de lastbrieven van de afgevaardigde broeders nagezien, waarop al de broeders hun instemming betuigden met de belijdenis overeenkomstig de akte van verbintenis, die speciaal voor deze synode en haar agendum was vastgesteld.
In een tijdsbestek van slechts tien dagen werden veel onderwerpen behandeld: de opleiding tot de dienst des Woords, de bediening van de doop, huwelijksbevestiging, dank- en biddag, de verzorging van de armen, de attestaties, de vraag of er oefenaars moeten komen, de regeling van het toelatingsexamen van kandidaten (waarin vastgesteld werd dat de kandidaat de belofte moet afleggen om de synodebesluiten getrouw na te komen), de vergadering tot het beroepen van een predikant (alleen de manslidmaten mogen stemmen), de zondagsrust, de christelijke feestdagen (de mensen niet verplichten om naar de kerk te gaan op die dagen), de Bijbelvertaling namelijk de Statenvertaling, de psalmberijming (geen gezangen), de kerkeraadsvergaderingen, de uitgave van een tijdschrift en de regeling van de censuur op publicaties van predikanten.
Een grote zaak was het opstellen van een adres aan de koning met verzoek om de godsdienstvrijheid met betrekking tot de afgescheiden kerken te handhaven en een eind te maken aan hun vervolging. Enkele dagen na de sluiting van de synode is dit adres aan de koning overhandigd, samen met de Acta en de Drie Formulieren van Eenheid met de Liturgie.
Zo zetten de broeders hun eerste stappen op de weg naar het onderhouden van het kerkverband. Er kwam heel wat op hen af en er moest bijzonder veel geregeld worden. We begrijpen dat zij, nu zo opeens de regelingen van een algemeen kerkbestuur waren weggevallen en zij er ineens alleen voor stonden, dat zij ook wel eens mistastten. Zo hebben zij bijvoorbeeld op de synode een kandidaat, te weten A.C. van Raalte, die beroepen was te Genemuiden en Mastenbroek, geëxamineerd om hem toe te laten tot de ambtelijke dienst. Vervolgens hebben zij hem in de synodezitting als predikant bevestigd met het formulier dat daarvoor gebruikt wordt. De plaatselijke gemeentes die hem beroepen hadden, bleven helemaal buiten beeld.
Ook de bediening van het Heilig Avondmaal als sluiting van de synode, buiten de plaatselijke kerk om, roept vragen op.
Maar het begin was er. De kerk, verspreid en verstrooid, bleek te zijn samengevoegd en verenigd met hart en wil in eenzelfde Geest, door de kracht van het geloof.