In het vorige artikel zagen we de zoveel grotere rijkdom van de nieuwtestamentische eredienst. We vervolgen met de grotere verantwoordelijkheid die wij daarom nu hebben.
Eigen methode
In vers 25 van Hebr.12 worden we gewezen op onze grote verantwoordelijkheid. Wij weten zoveel meer dan het volk Israël. De beloofde Messias is gekomen en heeft het verlossingswerk voleindigd. Die aangebrachte verzoening wordt ons verkondigd, met het bevel van geloof en bekering. De volheid van Gods werk in Jezus Christus mag ons iedere zondag opnieuw verkondigd worden. In vers 25 wordt het volk Israël ons ten voorbeeld gesteld. En dan treft ons iets merkwaardigs. Want hier maakt de Heilige Geest aan ons bekend dat het volk Israël de HERE afwees toen Hij zijn Godsspraak op aarde deed horen.
Toen de HERE neerdaalde op de berg Sinaï om zijn volk officieel aan zich te binden, toen het dus de bruidsdag van het volk was, gebeurde daar iets vreemds. De Israëlieten mochten immers naderen tot de berg Sinaï. De bruid mocht dichtbij haar Bruidegom komen en horen wat haar Bruidegom, de HERE, haar te zeggen had.
Exodus 20 vanaf vers 18 verteld ons echter dat het volk van verre bleef staan. En dat niet alleen, maar het volk vroeg ook, door een deputaatschap van oudsten en hoofden van de stammen, aan Mozes of hij voortaan niet alleen met de HERE kon spreken, en dat zij dan via hem zouden horen wat de HERE hun te zeggen had. Daarbij gebruikten ze ook nog vrome woorden.
Deut. 5 meldt ons dat het volk tegen Mozes zei: ”Zie, de Here, onze God, heeft ons zijn heerlijkheid en zijn grootheid getoond, en zijn stem hebben we gehoord uit het midden van het vuur; op deze dag hebben wij gezien, dat God spreekt met een mens, en dat deze toch in leven blijft. Maar nu, waarom zouden wij sterven? Want dit grote vuur zal ons verteren; als wij nog langer de stem van de HERE, onze God, horen, zullen wij sterven. Want welke sterveling is er, die de stem van de levende God heeft horen spreken uit het midden van het vuur, zoals wij, en die in leven is gebleven? Nader gij en hoor alles wat de HERE, onze God, zegt, en breng gij dan alles aan ons over wat de HERE, onze God, tot u spreekt; dan zullen wij het horen en doen”.
De HERE wil het volk in Zijn opvoedkundige wijsheid dicht bij zich hebben. Het volk mag naderen tot de berg Sinaï. Het mag dichtbij haar God zijn om zo te horen wat de HERE tot haar te zeggen heeft. Maar het volk Israël weet het beter.
Mozes mag van haar het zware werk voortaan opknappen, dan blijft zij wel afwachten wat de HERE hen via Mozes te zeggen heeft.
De methode van de HERE wil het volk eigenwillig inruilen voor een door zichzelf bedachte methode. Daarmee gaf ze te kennen niet alleen dat ze God niet zelf wilde horen spreken, maar, en dat is het erge dat de Hebreeënbrief ons laat zien, zij wees daarmee God zelf af. De bruid keerde zich niet alleen af van de stem van de bruidegom maar daarmee van de bruidegom zelf.
(Hiermee is niet in strijd dat de HERE tegen Mozes zegt dat het goed is al wat het volk gesproken heeft, Deut. 5:28 e.v. .Want op zich waren de woorden van het volk niet verkeerd. Het verkeerde zat hierin dat het volk de methode van de HERE wilde vervangen voor een door haarzelf bedachte methode. Ook al kwam die overeen met de methode die óók de HERE wilde toepassen, nl. door Mozes als Middelaar te gaan gebruiken tussen Hem en het volk. De HERE geeft hun een middelaar naar hun wéns (zoals Hij ook later een koning gaf op hun verlangen), toch hoort Hij in die wens de ondertoon van de eigenwilligheid, dat is het wat de Heilige Geest ons bekend maakt in de brief aan de Hebreeën).Luisteren
De liefde van God ging uit naar het volk, daarom trouwde Hij haar. In het begin van Exodus 19 zegt de HERE al tot het volk via Mozes: ”Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en Mijn Verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn”. Hij leert haar vervolgens door middel van Zijn wet hoe Zijn volk met Hem moet omgaan, en het eerste wat de Bruidegom te horen krijgt van Zijn bruid is het verzoek om voortaan te zwijgen tegen haar.
In verband met deze afwijzing van het volk Israël worden wij nu opgeroepen om ons niet af te wenden van God. Dat betekent in dit verband dat wij moeten luisteren naar wat Hij ons te zeggen heeft, en dat wij de methode die Hij daarvoor wil gebruiken zullen eerbiedigen.
Hij spreekt nu vanuit de hemel. Daar is immers Christus gezeten in de troon van God. En vanuit de hemel schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente die in Zijn naam de kudde mogen weiden met het Woord.
Door middel van o.a. dominees, herauten in zijn dienst, wil Christus de bediening van de verzoening hier op aarde laten plaatsvinden. Deze gang van het heil die de Schrift ons zo duidelijk leert dienen we dan ook te allen tijde te respecteren. Op deze manier wil de Heilige Geest het geloof in onze harten werken en versterken.
Zo belijden we immers met de HC Zondag 25. Schriftstudie, persoonlijk en gezamenlijk, is uiteraard ook geboden maar de bediening van het Woord in de erediensten is de eerste aangewezen manier waardoor de Heilige Geest het geloof wil werken. Daarom belijden we ook met de DL. hfdst. 5 art. 14: “Nu heeft het God behaagd zijn genadewerk in ons te beginnen door de prediking van het Evangelie. Evenzo wil Hij het instandhouden, voortzetten en voltooien door het laten horen, lezen en overdenken van het evangelie, door aansporingen, dreigementen, beloften en ook door het gebruik van de heilige sacramenten”.
De verzen 28 en 29 van Hebreeën 12 leren ons dat we God op een Hem welbehaaglijke manier moeten vereren met eerbied en ontzag. Als we tot God naderen in de eredienst dan maken wij niet uit wat goed is maar dan leert Gods Woord ons dat. Hij wil gediend worden, dat is ook de zin van ons leven, maar niet op eigenwillige manier. Vol eerbied en ontzag zullen wij bij Hem komen. Dat zegt dus ook veel over onze voorbereiding op de kerkdienst. We komen bij de God van hemel en aarde. De God die we door Jezus Christus onze Vader mogen noemen maar die tegelijk een verterend vuur wordt genoemd. Verterend voor hen die denken dat ze met de HERE een loopje kunnen nemen.
Psalm 95 waar in het begin uit geciteerd werd, gaat in het tweede gedeelte over het volk Israël tijdens de woestijnreis. Daar geeft de HERE te kennen dat het volk Israël Hem op de proef stelde tijdens die woestijnreis ofschoon zij de werken van de HERE gezien hadden. De verlossing uit Egypte, het pad door de Rode zee, Zijn spreken op de Sinaï, enz. enz..
En dan klinkt die diepe klacht van de HERE, dat Hij, vanwege Zijn afgewezen liefde, gezworen heeft in Zijn toorn dat het volk niet tot de rustplaats van de HERE mocht komen.
En in Hebreeën 3 en 4 wordt deze psalm weer aangehaald om ons te waarschuwen dat wij niet zo handelen dat we ook niet tot de rust van de HERE mogen ingaan. Laten we die waarschuwing dan ook ter harte nemen, heel ons leven.
Want dan ontvangen we een onwankelbaar koninkrijk, vers 28.
Onwankelbaar omdat het vast staat door het werk van onze Heiland Jezus Christus.
(Wordt vervolgd)