In mijn vorige hoofdartikel heb ik geschreven over de roeping van de ouderlingen en hun aanstelling. Ze zijn door de gemeente gekozen, door de kerkeraad benoemd na eventuele beoordeling van ingebrachte bezwaren en tenslotte bevestigd in hun ambt.
Zoals aangekondigd zal ik nu wat dieper ingaan op de taak van de ouderlingen.
Roeping
Het gaat er in de kerk anders aan toe dan in een vereniging, waar men leden van het bestuur kan wegzenden. De kerk is geen democratie waar het volk beslist. De roeping tot het ambt is namelijk gegrond in de roeping door de HEERE en dat is beslissend voor de vraag of het mogelijk is een ambt neer te leggen. Dat is iets dat niet mogelijk is. Het is niet mogelijk om de roeping van de HEERE ongedaan te maken. Daar kan een mens niet zelfstandig over beslissen.
Doet een ambtsdrager dat toch, dan rekent de kerk dat als een ernstige zonde (art. 80 van de kerkorde - over ernstige zonden die grond zijn voor schorsing of afzetting van de ambtsdragers, namelijk als trouweloze dienstverlating).
De weg om van de roeping ontslagen te worden is het verzoek aan de kerkeraad om ontheffing te krijgen uit het ambt. De kerkeraad moet oordelen of de aangevoerde gronden voor die aanvragen tot ontheffing wettig zijn en kan die ontheffing alleen verlenen wanneer hij van oordeel is dat dat inderdaad het geval is.
Een aparte zaak is de vraag of de roeping tot het ambt blijvend moet zijn of voor een bepaalde tijd. De kerken hebben bepaald in art. 23 van de kerkorde dat de ambtsdragers twee of meer jaren zullen dienen, afhankelijk van de plaatselijke regeling. Ook is een aparte kwestie of er ouderlingen moeten zijn met een bijzondere taak, bijvoorbeeld voor de jeugd of als scriba.Schrift en belijdenis
Over de taak en de plaats van de ouderlingen heeft de Kerk belijdenis gedaan in de art.30 K.O. (de regering van de kerk) en 31 (de ambten in de kerk). Dat is geregeld in de kerkorde art. 21 (de taak van de ouderling) en 23 (aftreden van ouderlingen en diakenen).
Veel van wat de Schrift ons hier over leert is neergelegd in het Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, waarin veel verwijzingen voorkomen naar Schriftplaatsen.Opzieners, oudsten, herders, wachters
De namen voor ouderlingen in de Bijbel zijn: opziener, oudste, herder, wachter.
De naamopziener vinden we in 1 Timotheüs 3:1Indien iemand staat naar het opzienersambt, dan begeert hij een voortreffelijke taak.
Het Griekse woord voor opziener is: epi-skopos. Daar komt het woord bisschop vandaan. In Engeland heet officieel de staatskerk ‘Church of England’, ook wel ‘Episcopal Church’. Die kerk is namelijk halverwege Rome en de Reformatie blijven staan en heeft dus ook bisschoppen.
De ouderlingen moeten als opzieners dus toezien:
Hand.20:28 Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft.
Die taak is aan hen opgelegd door de ‘Hoeder van onze zielen’. Daar staat dan ook als naam van Christus het woord ‘epi-skopos’, Bisschop. Hij is de grote Bisschop. Zo wordt hij dan ook genoemd in art.31 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: 'de enige algemene Bisschop en het enige Hoofd van de kerk´.
De naam oudste is in het Grieks presbyteros, dat is letterlijk de oudere. Zo kennen we in de Engelse taal de presbyteriaanse kerken, waar in plaats van bisschoppen er ouderlingen zijn.
Het Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen zegt van die naam ‘oudste’ dat dat niet meer op de leeftijd ziet - er zijn in de kerk soms zulke jonge ouderlingen dat wij moeten glimlachen als we hen 'oudste' zouden noemen – maar: "Reeds in het Oude Testament werd met het woord oudste een persoon aangeduid die een regeerambt bekleedde".
Verder worden zij herders en wachters genoemd. Ze moeten de kudde pastoraal verzorgen en waken voor de zielen van degenen die aan hun zorg zijn toevertrouwd.Regeren
Regeerders hebben gezag. Daarom wordt de gemeente dan ook in het bevestigingsformulier vermaand om zich gewillig onder hun opzicht en regering te begeven (oude formulier).
Dat is dus een zaak van het vijfde gebod. De ouderlingen hebben gezag. Zij zijn door de HEERE over ons gesteld. Wij moeten hen alle eer, liefde en trouw bewijzen, ons aan hun goede onderwijs en tucht met gepaste gehoorzaamheid onderwerpen en ook met hun zwakheid en gebreken geduld hebben, omdat God ons door hun hand wil regeren (Zondag 39 Heidelbergse Catechismus).
Hebr.13:17 Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen.
Dat regeren is allereerst nodig om alles in goede orde te doen gebeuren (art.1 K.O.). De ouderlingen moeten dan ook erop toezien dat de gemeente blijft bij de zuivere leer en daar ook naar leeft.
Zij moeten dat regeren samen doen, als een college, als kerkeraad, vooral niet los van de anderen. Ze moeten dan ook in de vergadering van de kerkeraad verslag uitbrengen van hun werk. Ze moeten beslist niet, buiten hun medeambtsdragers om en zonder dat die het mogen weten, in de gemeente hun standpunt propageren dat ingaat tegen de besluiten van de kerkeraad. Dat is het gevaar van het independentisme, van het vasthouden aan eigen mening en die uitdragen en weigeren zich te onderwerpen.
De apostel Paulus zei dan ook tot de ouderlingen van Efeze dat zij moeten toezien op zichzelf, Hand.20: 20.
Daarom luidt de vermaning tot de ouderlingen: weest samen (gezamenlijk, oude formulier) trouw in het regeren. Dat independentische werken in de gemeente kan dan zo maar leiden tot groepsvorming in de gemeente en resulteren in een plotseling openbaar worden van een onverwacht ongehoorzaam gedrag van een deel van de gemeente, tot onttrekkingen toe. Tegen dat gevaar heeft de HEERE door middel van Zijn apostel de ouderlingen van tevoren gewaarschuwd:
Hand.20:29 29 Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen die de kudde niet zullen sparen;
30 en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.
31 Waakt dan.De kudde weiden en bewaken
De ouderlingen hebben de eer om het beeld van Christus te vertonen, Die immers als de grote Opperherder Zijn kudde weidt en haar bewaart. Hij ziet om naar Zijn schapen en hoedt hun zielen.
1 Petr.2:25 Want gij waart dwalende als schapen, maar thans hebt gij u bekeerd tot de Herder en Hoeder van uw zielen.
Vergelijk Jesaja.53:6 over het dwalen van ons als schapen; Ez.34 over de kwade herders en dat de HEERE Zelf Zijn volk zal weiden en hoeden.
Hij is de Opziener (Bisschop) van onze zielen. Dat betekent dat Hij onze ziel kent, onze geheimen, dat Hij zorgt voor onze ziel en ons bij de verworven verlossing bewaart. Daarvoor wil hij de ouderlingen gebruiken. Elke ouderling heeft zijn wijk en de mensen, de zielen, zijn aan zijn herderlijke zorg toevertrouwd.
Daartoe moeten de ouderlingen dan ook de gezinnen en alleenstaanden leren kennen en hen troosten en onderwijzen en vermanen. Zij moeten waken voor hun zielen.
Dat kan niet in één huisbezoek per jaar van hoogstens anderhalf uur. In de oude versie van de kerkorde werd in het toenmalige art. 23 over de taak van de ouderlingen nog vermeld dat zij de kerkleden zullen bezoeken 'zo voor als na het Heilig Avondmaal'. In het verleden heb ik dat ook zo meegemaakt. Voor elk avondmaal gingen de ouderlingen hun wijk door om iedereen te bezoeken met het oog op het avondmaal. Dat was een goede vruchtbare gewoonte.
De gemeente moet weten dat de ouderlingen gezanten van Christus zijn. Het huisbezoek en de andere bezoeken van de wijkouderling zijn de liefdevolle zorg van de Opperherder.
De ambtelijke bezoeken worden omschreven in de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters. Die weigerden de pacht, die bestond uit een deel van de vrucht van de wijngaard, af te dragen aan de knechten die de Eigenaar van de wijngaard stuurde.
De ouderlingen zijn die knechten. Zij komen bij u om de vruchten, die u aan de HEERE schuldig bent, te zoeken en u op te wekken die blijmoedig aan de HEERE te geven. Dat zijn de vruchten van dankbaarheid voor de genade van God. Die komen openbaar in de dagelijkse bekering en de voortgang in de heiliging van het leven.
Het zijn de vruchten van de dankbaarheid, waarover wij bidden in het gebed na het heilig avondmaal, dat wij dagelijks mogen toenemen in het ware geloof en in de gemeenschap met Christus.
Wat is er dan veel stof om met elkaar over te spreken! Wat kan dan zo'n bezoek tot zegen zijn! Wat een voorrecht dat de HEERE naar ons blijft omzien en ons verzorgt. Ziet, hoe grote dingen de HEERE hierdoor uitricht!
De apostel Paulus geeft zowel aan Timotheüs en als aan Titus opdrachten om er op toe te zien dat alleen zij ouderling kunnen worden die aan verschillende voorwaarden voldoen. Ook op Kreta, in een bevolking die gekarakteriseerd wordt als leugenaars, beesten, veelvraten, moet Titus bij het aanstellen van ouderlingen daar op letten.
Wie is tot deze dingen bekwaam? Maar Hij Die roept is getrouw, Die het ook doen zal. De pion
Calvijn heeft na de lange, donkere tijd van de Middeleeuwen de kerk teruggeroepen naar de Schriften. Wat de ambten in de kerk betreft is hij teruggegaan naar wat de Schrift leert over de ambten.
In de kerk was ingeslopen de tweedeling van geestelijken (clerus) en het gewone volk (de leken), de 'schare die de wet niet kent'.
De geestelijken, dat waren en zijn nog steeds de bisschoppen, de aartsbisschoppen, de kardinalen en tenslotte de Paus. Alles werd van bovenaf geregeld, de Paus had alles in zijn ijzeren greep.
Calvijn heeft weer geluisterd naar wat onze enige Bisschop ons heeft geleerd. Tegenover de overweldigende macht van de clerus zette hij de ouderlingen in. Men heeft wel gezegd: Calvijn heeft met een pion (ouderling) de Paus schaakmat gezet.
Wij belijden ook hier weer dat het de Zoon van God, onze Heere Jezus Christus, Die Zijn kerk bleef vergaderen en reformeren en telkens weer terugbracht tot de gehoorzaamheid aan de Schriften en Die ook overeenkomstig Zijn belofte herders heeft gegeven. We hebben dat in onze vrijmaking mogen ondervinden. En dat blijft Hij doen.