In de vorige artikelen hebben we stil gestaan bij het maken van de inleiding. Ook hebben we gekeken naar de meer zakelijke kant van de Bijbelstudievereniging. In dit artikel willen we tenslotte stilstaan bij de bespreking zelf en alles daarom heen.
De vergadering
De inleiding is gemaakt. Vanavond weer vereniging. Jij bent aan de beurt om de vereniging te leiden. Misschien ben je de voorzitter. Misschien wordt het voorzitterschap afgewisseld of gaat de hele groep uiteen in kleinere groepjes en ligt de leiding steeds bij andere personen.
Na het gezamenlijk openen door zingen, gebed en Schriftlezing worden de notulen van de vorige keer behandeld. Vervolgens ook de aan- en afwezigheid van de leden. Daarna is ruimte voor eventuele huishoudelijke zaken. In de meeste gevallen wordt vervolgens de inleiding voorgelezen en geeft de voorzitter het onderwerp in bespreking. Toch vallen we er nu eigenlijk middenin. Want voorafgaand aan de vergadering moet eerst voorstudie gemaakt worden.Voorstudie
Elk verenigingslid maakt van tevoren voor zichzelf studie van het onderwerp van die avond. Dit betekent dat het Bijbelgedeelte of het belijdenisartikel geconcentreerd een paar keer wordt gelezen. Probeer hierbij alvast het verband, de achtergrond en de hoofdgedachte voor jezelf te bedenken (zie ook het artikel: een inleiding maken, hoe doen we dat?). Pak dan de schets erbij en lees deze ook goed door. Hierna kun je bijvoorbeeld nog de Korte Verklaring, de Bijbel met kanttekeningen of een ander boek erbij lezen. Niet de hoeveelheid boeken die je gelezen hebt is bepalend, maar wel hoe goed je die boeken gelezen hebt. Je kunt dus beter de schets heel aandachtig doornemen en deze naast het Bijbelgedeelte leggen, dan je op een heel grote stapel boeken te storten en deze vanwege de tijd alleen maar vluchtig doornemen. Dat is jammer van de tijd, want je kunt er niets mee in de bespreking. Het goed lezen van veel boeken is overigens haast nooit verkeerd!
Een goede voorstudie houd in dat je je het onderwerp eigen hebt gemaakt. Je een onderwerp eigen maken betekent dat je thuis bent in een onderwerp. Dat is bijvoorbeeld zo wanneer je aan iemand anders de boodschap kunt uitleggen of zelf duidelijk voor je ziet waar het omgaat. Wanneer artikel 1 van de NGB bijvoorbeeld wordt besproken, dan gaat het over de enige God. Dan is dat artikel niet een simpel stukje tekst. Nee, het zegt wat voor je geloof. Er is maar één God. Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid. De HERE moet worden geëerd, vanwege al zijn deugden. Als je thuis bent in het onderwerp, dan zie je hoe dit ook jouw leven als kind van God beïnvloedt.
Soms wordt de inleiding vooraf al verspreid. Dat is prettig, maar alleen de inleiding lezen is niet voldoende voorstudie maken. Je moet zelf aan de gang. Zelf kennis van Gods Woord verkrijgen. Zelf de Bijbel openen en lezen en studeren.Voor jezelf?
Maak je voorstudie alleen voor jezelf? In de eerste plaats wel. Als je op de verenigingsavond voor de eerste keer het te behandelen Bijbelgedeelte leest, dan heb je er nog helemaal niet over nagedacht. Je hebt ook nog helemaal niet gekeken naar de vragen of bespreekpunten in de schets. Een diepgaande bespreking van een vraag, gaat je dan misschien al snel boven de pet. Kort gezegd haal je het meeste uit een bespreking, als je zelf voorstudie hebt gemaakt.
Tegelijk maak je ook voorstudie voor de rest van de vereniging. Je moet met elkaar het onderwerp bespreken. Dit is nu een praktisch voorbeeld van het elkaar tot hand en voet zijn. Juist in de bespreking kun je elkaar helpen om de kennis van en inzicht in Gods Woord te verdiepen. Wanneer alle verenigingsleden goede voorstudie hebben gemaakt, levert dat een goede bespreking op.Inleiding voorlezen
De vergadering begint dus altijd met een opening en met de huishoudelijke zaken. Daarna wordt de inleiding voorgelezen. Dit kan ook nadat de groep uit elkaar is gegaan in subgroepjes. De inleiding is, zoals we in een artikel eerder al schreven, de uitwerking van de voorstudie van de inleider. De inleider heeft zijn werk op papier gezet en leest dit voor aan de rest van de verenigingsleden. Hierna wordt het onderwerp in bespreking gegeven. Dit betekent dat met elkaar wordt doorgesproken over het onderwerp. Dit betekent dat vragen kunnen worden gesteld over de inleiding, over de voorstudie van de inleider. Maar ook kan iemand, die iets niet helemaal begrijpt uit de tekst, dit aan de rest voorleggen. Of iemand is bij de voorstudie tegen iets opmerkelijks aangelopen en wil de rest van de leden hierop wijzen.
In de praktijk is het meestal niet zo handig als de inleider tegelijk ook de leiding van de vergadering heeft. Het kan wel heel goed gaan, maar er schuilt een gevaar in. Stel je voor dat iemand een vraag heeft over de inleiding. De inleider voelt zich daardoor aangesproken en geeft meestal direct antwoord. Dit lijkt meer op vraag en antwoord, dan op een bespreking. De voorzitter van het groepje kan daarom de vraag van de eerste vragensteller voorleggen aan de rest, om te horen wat die ervan denken. Zo wordt het meer een bespreking met elkaar, dan een bespreking tussen leden en de inleider.Leiden van de bespreking
Als je naar vereniging gaat, dan weet je vast wel dat de bespreking soms maar moeilijk op gang komt. Er wordt wat gebladerd in de schets. Of er komen nog wat boeken op tafel. Maar wie zal beginnen? Moet de voorzitter altijd een eerste vraag achter de hand hebben? In de praktijk werkt dit vaak wel het beste om de bespreking op gang te helpen. Toch is het niet een taak van de voorzitter om een eerste vraag te bedenken. De leden moeten de bespreking houden. Dus, eigenlijk zou ook de eerste vraag van de leden moeten komen.
Duidelijk is dat het ene onderwerp het andere niet is. Soms is het zo dat uit de ene vraag de andere zomaar opkomt. Aan de voorzitter dan de taak om te zorgen dat de bespreekpunten dan stuk voor stuk worden afgewerkt. Wanneer een vraag van het ene lid, bij een ander een tegenvraag oproept, moet de voorzitter de leiding nemen. Hij geeft dan aan dat eerst de ene vraag en daarna de volgende aan de beurt is.
De voorzitter probeert de bespreking ook op de hoofdweg te houden. Soms dwaalt de bespreking zo af, dat aan het eind van de avond blijkt dat het eigenlijke onderwerp maar amper is besproken. Dat is jammer. Daarom moet de voorzitter bij al te grote afdwalingen, de bespreking terugbrengen naar het echte onderwerp.Vragen waar we niet uit komen
Soms komt het voor dat een vraag heel moeilijk blijkt te zijn. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat de Korte Verklaring een uitleg geeft, waarbij in de schets iets heel anders wordt gezegd. Of er wordt een vraag gesteld waarvan niemand iets gelezen heeft bij de voorstudie. Dit kan leiden tot situaties waarin de bespreking niet verder komt, maar steeds blijft hangen. Ook hier ligt een taak voor de voorzitter. Wanneer de bespreking niet verder komt, kan hij voorstellen om van de vraag af te stappen. Hij kan dan bijvoorbeeld aan een lid vragen om de vraag nog eens verder uit te zoeken. De voorzitter kan eventueel voorstellen om de predikant, een ouderling of een oudere broeder of zuster te raadplegen. Op de volgende vergadering kan de vraag dan nog eens ter sprake komen.
Al met al is het leiden van de bespreking belangrijk voor het verloop van de vergadering. Maar het leiden van een bespreking kan thuis nog niet goed worden voorbereid. Een inleiding of een gebed maakt ook niet iedereen even gemakkelijk. Maar een inleiding of een gebed kun je wel precies voorbereiden en op papier zetten. Daardoor hoeft de inleider tijdens de avond alleen voor te lezen. Maar het leiden van de bespreking kan veel moeilijker worden voorbereid. Wat dat betreft is het niet raar dat niet voor iedereen het leiden van de bespreking even gemakkelijk is. Sommigen vinden het geen probleem, anderen vinden het leiden van de bespreking juist heel moeilijk.
Met name bij de bespreking in subgroepjes met per keer wisselende voorzitters kan dit een probleem zijn. Het bestuur van de vereniging zou hiervoor oog moeten hebben. De bespreking is namelijk bedoeld tot opbouw van elkaar. Het is daarom van belang dat deze goed verloopt. Dit kan betekenen dat voor de subgroepjes vaste voorzitters worden aangesteld, die elke keer de bespreking leiden. Of toch wisselend, maar met de mogelijkheid om iemand voor jou te vragen of aan te geven dat je liever niet wilt leiden.Gebed
Het gebed is een belangrijk onderdeel van het verenigingswerk. Het gebed is het voornaamste, het belangrijkste van onze dankbaarheid. En bovendien wil God zijn genade en de Heilige Geest alleen geven aan hen die Hem daarom van harte bidden en daarvoor danken (HC zondag 45). Ja, van harte en zonder ophouden. Steeds maar weer bidden of de HERE geopende harten wil geven. Inzicht wil schenken in Zijn Woord.
Dit betekent dat op de avond zelf de Here moet worden aangeroepen in gebed. Het begingebed zal door de voorzitter worden uitgesproken. De inleider zorgt meestal voor het eindgebed. Sommige leden zien hier wel eens tegen op. Niet iedereen gaat bidden voor de hele groep gemakkelijk af. En waarvoor moet je bidden of danken? Toch is juist de vereniging een plek om dit te oefenen. Later zul je toch ook moeten bidden, als vader van het gezin. Of juist als moeder, als vader er niet is.
Bidden vraagt oefening. Wanneer je er dus tegen opziet om te bidden, zorg dat je van te voren het gebed opschrijft. Zo kun je rustig nadenken waarvoor je de Here wilt danken. Want als je er maar even over nadenkt, is er zoveel om de Here voor te danken. Een Bijbel in het Nederlands. Vrijheid om naar de kerk te gaan. Vrijheid om met elkaar naar vereniging te gaan. Vrijheid om het geloof in het openbaar te belijden. Daarnaast ook bidden om steeds meer liefde tot God en tot zijn dienst. Bidden om bewaring tegen de boze. Bidden om de doorwerking van Gods Koninkrijk in deze wereld. En ga zo maar door.
Het kan eigenlijk niet zo zijn, dat iemand geen gebed durft uitspreken. Immers, we zijn Gods kinderen en Hij is onze Vader. Wij mogen voor Hem komen, zonder angst. Vrijmoedig. In Jezus Christus, Zijn Eniggeboren Zoon.
Als je van jezelf weet dat je niet makkelijk vrijuit bidt na de bespreking, zorg dan dat je je gebed thuis al hebt voorbereid.Trouwe opkomst en blijmoedig meedoen
Als we nog eens terugkijken, dan is het verenigingswerk niet zomaar iets. Het betekent inzet en voor sommigen extra werk vanwege een bestuursfunctie. Het vraagt studie. Het vraagt leeswerk. Een vruchtbaar verenigingsleven vraagt daarnaast een trouwe opkomst van iedereen. Hierin moeten en mogen we op elkaar letten. Is hij of zij alweer niet op vereniging? Of, heeft hij of zij zichtbaar de inleiding afgeraffeld? Is aan hem of haar duidelijk te merken dat hij naar vereniging móet, van z’n ouders? Spreek elkaar er eens op aan.
Misschien vindt je het allemaal te moeilijk en denk je: ik kan dat allemaal niet. Maar hebben we er wel moeite voor over? Er zijn drie dingen die elk verenigingslid kan doen. Als eerste kan hij in het persoonlijk gebed het verenigingswerk opdragen aan de Here. Beseffen we nog hoe rijk we zijn? Verwonderen we ons over de genade die de Here hierin aan ons bewijst? Als tweede kan iedereen trouw komen. Zet het rooster direct in je agenda, zodat er geen dubbele afspraken komen. Af en toe komen, daar help je jezelf en ook elkaar niet mee verder. Ten slotte kan iedereen het werk blijmoedig doen. Niet al zuchtende over “alweer vereniging vanavond”. Gaan we naar vereniging enkel en alleen voor onszelf? Om te ontvangen? Of ook om te geven? Elkaar daadwerkelijk tot hand en voet te zijn? Het gaat erom dat we samen verder komen in de kennis van en de liefde tot God. Verder komen in de dienst aan de HERE en dat we elkaar opscherpen in de strijd tegen de zonde.
Bid maar dat de Here ons allen hierin trouw maakt!