Zomaar een praatje tussen twee broeders. Bij het uitgaan van de kerkdienst. Naar aanleiding van de preek spreken ze over de vrijheid die we hebben m.b.t. het werken op zondag. Beide broeders hóeven niet te werken op zondag. In de bedrijven waar ze werken komt dit al wel voor. Maar ze worden niet gedwongen daar aan mee te doen. Nog niet. Ach, en gelet op de aard van hun baan en gelet op hun leeftijd verwachten ze dat het voor hen persoonlijk zover ook niet zal komen.
Druk
Maar ze merken beide ook heel duidelijk dat de druk wel toeneemt! Niet willen en niet hoeven werken wordt in veel bedrijfstakken langzamerhand een uitzondering. En de vraag kwam op: nu gaat het nog wel maar hoe zal dat zijn met de volgende generatie? De jongeren van nu?
Die vraag van de beide broeders is terecht. Het zouden de vragen van ons allemaal kunnen zijn. Hoe zal het straks gaan met de jongens en meisjes die nu op school zitten? De studenten van nu? De jonge gezinnen van nu? We weten uit Gods Woord dat de druk zal toenemen. Dat er een tijd komt dat nergens meer rekening zal worden gehouden met de wensen van trouwe christenen. En dan? Zullen de leden van de kerk dan bestand zijn tegen die druk?Die druk die onafwendbaar komt, niet alleen voor het werken op zondag maar op alle levensterreinen?De Here zorgt
Het is gemakkelijk om nu terug te vallen op de bekende teksten uit de Bijbel. De Here heeft immers beloofd om de zijnen te bewaren? Hij zal het werk van zijn handen toch niet laten varen? Hij heeft ons toch gezegd dat we niet bang hoeven te zijn? Dat we in niets bezorgd hoeven te zijn? Door Zijn Woord en Geest zal Hij toch aan de zijnen de geestelijke wapenrusting aanreiken? Nu, dan kunnen we onze jeugd toch ook rustig aan de Here overlaten?
Ja. Ja, dat is inderdaad Gods Woord. Dat is helemaal waar. Dat gelóven we. Dat is vast en zeker.
De bewaring door de Here, Zijn zorgende en dragende hand, ze maken deel uit van de beloften van de Here aan zijn kinderen . Ze horen bij de beloften van het Verbond dat de Here met de zijnen heeft gesloten. En die beloften nemen we zonder meer aan. De Here zál zorgen. De Here zál bewaren. De Here zál staande houden. De Here zal de jongeren van de kerk niet loslaten. Ook niet als ze straks volwassen zijn geworden. En de plaats van deze generatie gaan innemen. Ook niet als ze zelf voorop moeten in het kerkenwerk. In het getuigen naar buiten. In het leiding geven aan gezin en vereniging en gemeente. De Here bewaart en zorgt. Dat is Zijn genadewerk. Mogelijk in Jezus Christus.Onze roeping
Maar er is ook een andere kant. We noemden net het Verbond. Dat Verbond, dat de Here genadig met Zijn volk sloot, dat kent twee zijden. Belofte, jazeker, maar ook eis. De Here vraagt van Zijn kinderen ook iets. Niet om iets te verdienen. Niet om een beetje mee te werken aan eigen zaligheid. Niet om uit onszelf de beloften waardig te zijn. Maar uit dankbaarheid. Dankbaarheid voor Gods genade en goedgunstigheid. Dankbaarheid voor Gods beloften. Dankbaarheid voor de ontzaglijke liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad en ons heeft verlost in Zijn Zoon. Wederliefde.
Om ons te helpen dankbaar te leven gaf de Here ons Zijn geboden. Leefregels. Bedoeld, niet om ons te beknellen of gevangen te houden maar om ons te beschermen. Om ons veilig te houden binnen de omheining van het Verbond. Voor onze eigen zaligheid.
Dat is “leven in het Verbond”. Dat is de roeping die Gods kinderen hebben. Om op alle levensterreinen waar te maken dat ze verbondskinderen zijn. Dat ze God kennen. En op die God vertrouwen. Dat ze niets willen doen wat tegen het Woord van God in gaat. Maar juist zo willen leven als Hij vraagt. Ook als de druk van de anti-christelijke wereld toeneemt.
En hoe dat is, dat weten we wel. Daar is de Bijbel niet onduidelijk over. Als er onduidelijkheden zijn dan komt dat niet doordat de Here onduidelijk was. Nee, dan komt dat doordat in ons hart niet de oprechte wil aanwezig is om te doen wat de Here vraagt. Of doordat we verzuimd hebben van die wil van de Here voldoende kennis op te doen. Of heel gewoon omdat de zonde ons nog zo dwars zit.Leven in het Verbond
We moeten ons daar goed van bewust zijn. Leven in het Verbond ...... Dat betekent niet alleen dat ik persoonlijk moet letten op Gods geboden. Dat ik persoonlijk de Here en mijn naasten liefde moet bewijzen. Dat ik persoonlijk leef in de verbondsgemeenschap met de Here.
Want de Here heeft het Verbond niet alleen met mij gesloten. Gelukkig niet. Hij heeft velen geroepen. En in de kerk vergadert Hij al die verbondskinderen die trouw en gehoorzaam en in liefde zich laten vergaderen.
Leven in het Verbond betekent dan ook leven in de gemeenschap met al Gods verbondskinderen. In gemeenschap met die Verbondskinderen die ik zondags in de kerkdienst ontmoet. Waar ik naast zit op vereniging. Die ik een bezoekje breng omdat ze niet meer naar de kerk kunnen komen. Leven in het Verbond betekent dat we voor elkaar in de kring van het Verbond verantwoordelijk zijn. Dat is één van de dingen die de Here van ons eist. We hebben naar elkaar om te zien. We hebben elkaar te helpen. Te onderwijzen. Te vermanen. Te troosten.
Leven in het Verbond, dat is gemeenschap oefenen met de Here maar ook met mijn mede-verbondskinderen. Samen heel ons leven blijmoedig in dienst van de Here stellen. Samen ons tot het uiterste inspannen om de wedloop van het geloof te volbrengen.Jeugd en jongeren
Eigenlijk is het allemaal wel bekend, toch? We schrijven hier toch niets nieuws? Maar wat dat nu met dat gesprekje van die twee broeders te maken heeft?
Ook de kinderen, ook de opgroeiende jongeren en de oudere jeugd zijn opgenomen in het Verbond. Ook zij maken deel uit van die gemeenschap. Ook voor hen dragen we samen verantwoordelijkheid. Ja, en omdat ze nog jong zijn is onze verantwoordelijkheid voor de jongeren en de kinderen in het Verbond nog groter dan voor elkaar. Het is dan ook de roeping van de gemeente om de jeugd van de kerk alles mee te geven wat maar nodig is om straks, wanneer ze volwassen zijn, wanneer ze zelf voorop moeten gaan in gezin en kerk en kerkelijk leven, inderdaad te kunnen leven in het Verbond.
Om te kunnen blíjven in het Verbond. Standvastig en gelovig. Dat is opvoeden in de Here. Allereerst een taak voor de ouders. Dat is duidelijk. Maar daarnaast roeping en opdracht voor heel de zichtbare verbondskring. Voor heel de gemeente. Voor heel de kerkgemeenschap.
Een grote verantwoordelijkheid.
De Here zorgt. Ook als de druk toeneemt. Maar dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om onze jonge mede-verbondskinderen, die aan de zorg van de ouders, maar ook aan die van heel Gods volk zijn toevertrouwd, te helpen en toe te rusten. Zoveel als mogelijk is.Nieuw seizoen
Naast alle andere zaken die ons bezighouden moet er dus voldoende aandacht zijn voor het opgroeiende geslacht. We kunnen ze niet alles geven: het geloof is van de Here, die het werkt door Zijn Geest. Maar we kunnen wel meegeven wat het betekent te leven in het Verbond. Wat het betekent dat de Here ons verlost heeft. Wat het betekent dat Hij ons zo oneindig liefhad en hoe Hij onze wederliefde wil.
Daaraan mogen, ja moeten we werken met alle kracht die we hebben. Eerst de ouders. Daarna de hele kerkgemeenschap. Samen verantwoordelijk voor de opgroeiende jeugd.
We zijn weer begonnen aan een nieuw “seizoen”. Een nieuw seizoen van kerkelijk werk. Van gemeentebouw. Van kerkelijke organisatie. Verenigingswerk. Catechisaties. Kleine jeugdvereniging.
Bijbelschool.
Hoe gaan we daar in het komende seizoen weer mee om? Gaan we gewoon door zoals we dat het vorige seizoen deden? Het ging immers goed, onder de zegen van de Here?
Staat de zorg voor de jeugd nu stevig “op poten”? Zijn we er nu? Of vragen we ons dat niet af maar zijn we wel tevreden?Genoeg?
Het is goed om over zulke dingen na te denken, menen we. De gereformeerde jeugd krijgt in het gewone onderwijs steeds minder mee om te kunnen leven in het Verbond. Dat is al jaren aan de gang. We hebben in onze kerken behoorlijk wat last van gebrek aan kennis. En als we zelf nog zoveel te leren hebben, hoe moet het dan met de jeugd?
Is één keer Bijbelschool in de twee of drie weken dan wel genoeg? Een uurtje catechisatie in de wintermaanden? Thuis aan tafel uit de Bijbel lezen?
Geven we de kinderen dan voldoende mee? Maximaal?
We menen dat zulke vragen terecht gesteld kunnen worden. Dat het belangrijk is om daarover te blijven nadenken en te blijven spreken met elkaar.
Bedenk dat het gereformeerd onderwijs geestelijk failliet is! We zullen zelf, als ouders en kerkgemeenschap, dat deel van de verbondsroeping moeten vervullen.
En dan is de ernstige vraag: doen we genoeg of zouden we meer kunnen doen voor onze kinderen?
Onlangs hoorden we spreken over de mogelijkheid om ook kinderen van groep 7 en 8 van de basisschool catechisatie te geven. Zouden we daartoe bereid zijn?
Sommigen zouden de Bijbelschool wel willen uitbreiden. Vaker. Zijn we daartoe bereid?
Er zijn schoolverenigingen. Zijn die verenigingen bereid om opnieuw de mogelijkheden na te gaan voor volledig eigen basisonderwijs? Wetende dat ons dat, zeker in het begin, nu eens échte offers zal vragen?
Nee, alles kan niet ineens. We moeten elkaar ook niet overvragen. Maar .... Als we niet volmondig kunnen zeggen tegen elkaar en tegen de Here: nu hebben we ál het mogelijke gedaan, moeten we dan niet serieus proberen verder te komen? Rustig dat onderwijs aan de jeugd van de kerk uitbouwen?
Het is de verantwoordelijkheid van heel de kerk om de jonge verbondskinderen toe te rusten voor hun leven in het Verbond. Niet maar een beetje, maar, zoals het doopsformulier de ouders laat beloven, “naar vermogen”. Dat is: alles wat we maar kunnen. Als we ons daarvoor van harte inzetten mogen we de zegen van de Here verwachten.
Hoe dat precies moet ...... Of we verder moeten bouwen..... Hoe snel we moeten bouwen ......... Op welke manier ....... We gaan hier niet de antwoorden geven. Maar zou het niet heel goed zijn om een stukje van onze tijd in het komende seizoen aan deze vragen te wijden?