1 Joh. 10: 14-16:
14 Ik ben de Goede Herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij,
15 gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen.
16 Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.Valse herders
De Here Jezus richt zich in het beeld van de Goede Herder in eerste instantie tegen de Farizeeën, die hun haat tegen Hem al hebben getoond (hoofdstuk 9). Het vergaderende werk van de Goede Herder staat daarom tegenover het verstrooiende werk van de Farizeeën. Zijn verlossende werk tegenover het verwoestende werk van deze valse herders.
De grote lijn van het beeld is deze:
Een herder zoekt ‘s morgens zijn schapen op. Daarvoor gaat hij naar de schaapskooi, een omheinde ruimte in het openveld, zonder dak. Met muren van stenen en een stevige deur. De deurwachter die gedurende de nacht bij de deur gewaakt kent de herder en opent voor hem de deur. Vervolgens voert de herder zijn schapen naar buiten. In de schaapskooi bevinden zich zoals toen gebruikelijk, meerdere kudden, maar de herder noemt zijn eigen schapen bij hun naam. De herder kent zijn schapen goed, maar ook zijn schapen kennen hem goed. Ze herkennen zijn stem, en geven gehoor aan zijn roep om hem te volgen en zo leidt hij ze naar buiten. Buiten gaat hij ze voor, roept ze daarbij toe. En de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen en zo komen ze in Goede weiden en hebben overvloed aan goed voedsel. Ze voelen zich veilig omdat de herder bij hen is en omdat ze Hem vertrouwen. De herder beschermt hen tegen wolven en riskeert daarbij zelfs zijn leven.Wettige Herder
Vers 14 en 15a: De góede Herder onderscheidt zich van anderen die dieven en huurlingen zijn. Dieven gaan niet door de deur, want die zit op slot. Bovendien daar staat de deurwachter met zijn knots. Zij klimmen daarom op een andere plaats over de muur en komen zo de schaapskooi binnen om heimelijk schapen te stelen of met geweld te roven (vers 1). Met het uiteindelijke doel om ze te slachten en te verdelgen (vers 10). De schapen worden dus letterlijk 'slachtoffers' in handen van valse herders. Die willen deze schapen niet als kudde weiden, maar hen om voor hun eigen doeleinden gebruiken. Ze zijn niet gewettigd dat te doen. Dat betekent concreet: deze leiders handelen niet in geloof in Christus. Daarom kunnen ze ook niet door de deur van de schaapskooi naar binnen. Want alleen als herders zich kunnen legitimeren gaat de deur open. Alleen als ze worden herkend als bevóegde herders.
De Here Christus is de enige die bevoegd is tegenover de valse herders. Als Hij de deur open doet gaan, is dat veilig voor de schapen. In dat verband noemt Christus dan Zichzelf óók de deur (vers 7), want alleen door Hem is er veiligheid.
Allen die Hem zijn voorgegaan, zegt vers 8, "zijn" dieven en rovers. Dat betreft de huidige leiders, die de Christus verwerpen en de zijnen uitwerpen. De leiders die al vóór Christus gekomen zijn, maar die nu de gekomen Messias verwerpen. De "Goede Herder", is letterlijk de prachtige herder, de echte herder is, de herder, die een herdershart heeft. Die niet komt om te slachten en te verdelgen maar om hen te leiden en te redden. Die ook al zijn schapen bij name kent (vers 14).Ik ken de mijne en de mijnen kennen Mij
De Here zegt met vers 14, "Ik ben de Goede Herder, en Ik ken Mijn schapen en zij kennen Mij". De Farizeeën gedragen zich als vreemden (vers 5) voor de schapen, die Christus toebehoren (26,27). Zij kennen die schapen niet, dat wil zeggen: ze hebben geen hart voor die schapen. En de schapen, die de Goede Herder toebehoren - zijn schapen - kennen hen ook niet: ze erkennen hen niet. Maar deze schapen kennen de Messias wel. Zij kennen Gods Woord waar over Hem gesproken wordt: zij herkennen de Goede Herder aan Zijn stem. Want Zijn stem is de stem van God de Vader die Hem gezonden heeft. Daarom vertrouwen deze schapen zich aan Christus toe, maar zullen vreemden niet volgen. Omdat deze Gods Woord niet naspreken zullen ze van hen weg willen gaan.
De stem van de Goede Herder is voor hen vertrouwd, daarom laten ze zich door Hem ook uitdrijven uit de schaapskooi (vers 3,4). Zo vormen ze een kudde achter Hem aan. Zij horen Zijn stem en volgen Hem, waar Hij ook gaat. Ze vertrouwen Hem in tegenstelling tot de vreemden.
En dan volgt in vers 15 een bijzondere toevoeging aan dat wederzijdse kennen. "Gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken". Hier overstijgt de werkelijkheid het beeld. De verhouding tussen schapen en Herder is een gemeenschapsverhouding van het verbond. Een verhouding van verbondsliefde uitkomend in verbondsgehoorzaamheid. Een verhouding die zo intiem en rijk is dat ze een afspiegeling is van de verhouding tussen Christus de Goede en Grote Herder (Hebr. 13:20) en God de Vader.
Het kennen dat in vers 14 en 15 zelfs vier maal genoemd wordt, heeft een sleutelbetekenis voor de kerk als kudde van de Goede Herder. Het is de kennis van de liefde, die hierin in het spel is. Een liefde die de aardse band tussen een gewone herder ten opzichte van zijn schapen verre te boven gaat. Het is een liefde die van hemelse aard is. Een weerspiegeling van de liefdesband tussen God de Vader en Christus. Een band die zijn volmaaktheid mag krijgen op de jongste dag, wanneer God zal zijn alles in allen.
De leden van de kerk worden door de Goede Herder in liefde vergaderd. Omdat Hij hen kent stuk voor stuk als leden van Zijn kudde. Zij mogen Hem kennen door Zijn Woord. En zo Zijn stem herkennen en Hem volgen door zijn Woord en Geest. Maar zij zullen moeten wegvluchten van elke vreemde en valse herder, die niet spreekt overeenkomst Gods Woord. Zo doen de ware schapen die in de ware kudde van de Goede Herder willen zijn.
Christus roept en vergadert zijn kerk als "congregatio", dat betekent Hij maakt haar tot een kudde, dat is Zijn werk. Maar nu moet er ook gehoorzaam gevolg gegeven worden aan deze oproep: de kerk is ook "coetus". Dat betekent zij kòmt nu ook samen, zij vòlgt gehoorzaam de stem, het zuivere Woord van haar Here. Zo roept Christus ook nu:want Hij is onze God, en wij zijn het volk dat Hij weidt, de schapen zijner hand. Och, of gij heden naar zijn stem hoordet!, Ps. 95:7
Huurlingen
Dat Christus de Goede, voortreffelijke Herder is, blijkt ook uit het zijn handelen zoals dat staat in het vervolg van vers 15:en Ik zet mijn leven in voor de schapen.
Ook dit is weer antithetisch gesteld: Ik doe dat tegenover de huurlingen van vers 12. De huurlingen zijn leiders, die de schapen in de steek laten wanneer zij de wolf zien komen. Wolven hebben het gemunt op de schapen. Zij vormen een constante bedreiging met name in de schemering. Een herder, die de schapen ter harte gaat, zal ze willen beschermen tegen de wolven, ook als dat gevaar voor zijn eigen leven oplevert. De Farizeeën zijn niet alleen dieven en rovers, die de schapen misbruiken en uitbuiten, ze passen ook in het beeld van de huurling. Ze hebben alleen oog voor hun eigen positie, niet voor het geestelijk welzijn en eeuwig heil van hun schapen. Valse herders vormen juist een gevaar omdat hun leer de schapen eeuwig verloren doet gaan. Hun hart dient nooit het belang van de schapen. Het zijn huurlingen. Maar tegenover hen staat nu de Goede Herder: Hij zorgt ervoor zegt vers 28 en 29 dat geen van zijn schapen verloren gaat in eeuwigheid en niemand ze uit Zijn hand zal roven.
Dit gaat in zijn absoluutheid heel dit aardse beeld te boven. Degenen die de Vader aan Christus heeft gegeven in Zijn uitverkiezing, zijn de ware schapen, die nooit verloren zullen gaan! Die de zekerheid mogen hebben dat Christus hen altijd zal bewaren. Wat een geweldige dimensie krijgt deze gelijkenis voor allen die Christus werkelijk als hun Heiland kennen en herkennen en daarom volgen! De Goede Herder vergadert en verstrooit niet. Hij bewaart hen ook. Wie zijn Woord blijft vasthouden mag belijden van de kerk dat de poorten van de hel haar niet zullen overweldigen.Verlossing en bewaring
De Here zegt hier nòg meer. In onze vertaling staat: “Ik zet mijn leven in voor de schapen.” Maar in vers 17 worden dezelfde woorden uit de grondtekst vertaald door “Ik leg mijn leven af.” De inzet van de Goede Herder van zijn leven voor de schapen, houdt ook in dat Hij het voor hen aflegt! Hier overstijgt opnieuw de tekst het aardse beeld van de herder. Want er is geen aardse herder, die zijn eigen leven vrijwillig opoffert voor zijn schapen. Maar deze Goede, ware, voortreffelijke Herder doet dat wel! Ongedacht en van eindeloos grote betekenis.Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weer te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te nemen en macht het weer te nemen; dit gebod heb ik van mijn Vader ontvangen.(Joh. 10: 17,18)
Zo'n herder bestaat er niet buiten Christus. Hij is de enige Goede Herder, van goddelijke afkomst. Met goddelijke legitimiteit handelt Hij overeenkomstig zijn Vader. Wie kan zich tegenover zo’n Goede Herder, nog herder noemen?
Christus plaatsvervangend lijden wordt hierin op schitterende wijze een plaats gegeven in het beeld van zijn kerkvergaderend werk. Door deze verlossing mogen de schapen dan ook zegen en overvloed ontvangen. Vers 10: "Ik ben gekomen opdat zij léven hebben en overvloed." Vers 9: "Ze mogen weide vinden", dat is het goede genieten.
Het reddingswerk van Christus als de Goede Herder, houdt in de verlossing van zijn schapen, maar ook: de bewaring van zijn schapen bij die verlossing. Dat deed en doet Christus tegen allerlei weerstand, vijandschap en haat in. Machtig en liefdevol heeft Hij zijn leven afgelegd voor zijn schapen. En even machtig en liefdevol zorgt Hij er nog voor dat zijn schapen niet uit zijn hand worden gerukt (10:28). Wat een troost!Andere schapen, één kudde
Het beeld van de Goede Herder en zijn kudde kent tenslotte nog een andere dimensie:Nog andere schapen heb Ik die niet van deze stal zijn, vers 16
.
De schaapskooi van Israel bevatte meerdere kudden. In deze schaapskooi was ook de kudde van de Goede Herder, de ware kerk, het ware overblijfsel van Israel. Niet heel Israel werd behouden, slechts een overblijfsel. Deze schapen kènden de stem van de Goede Herder, het waren er toch maar weinig. Maar de Here heeft in zijn wijsheid ook andere schapen uitverkoren. Schapen uit andere volken van de aarde. Het heil in Christus wordt nu het heil voor de volken. Dat krijgt zijn beslag in en na Pinksteren Door het werk van Christus' apostelen en andere onderherders zullen gelovigen uit alle volken tot discipelen, tot volgelingen, schapen van Christus worden gemaakt.
Ook dit werk is het werk van de Goede Herder. Want Hij gaat mee met de apostelen, en Hij gaat mee met de predikanten. In feite is het Zijn werk in en door hen wanneer schapen tot geloof komen en lid worden van zijn kerk. Hij leidt ook die andere schapen. Hij zal ook voor hen allen bidden in Zijn hogepriesterlijk gebed Joh. 17: 20 en 21:En Ik bidt niet alleen voor dezen, (Zijn apostelen) maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn.
De Here gaat ermee door de Zijnen te vergaderen tot aan Zijn wederkomst. De kerk is nu van alle plaatsen en tijden. Maar de wijze waarop de Here Zijn kerk vergadert zal steeds dezelfde blijven zoals er verder in vers 16 staat:ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen
.
Steeds zal het gepredikte Woord door de werking van Christus' Geest mensen tot geloof brengen en daarbij bewaren. Door Zijn stem te volgen zullen Christus' schapen overal ter wereld vergaderd worden tot aan de voleinding. Ze zullen hun Goede Herder volgen waar Hij ook gaat, in afhankelijkheid en geloofsgehoorzaamheid. Door alles van Hem te verwachten en Zijn geboden te doen, die zij uit Zijn Woord hebben geleerd. Door zo Zijn discipelen, Zijn volgelingen te worden.
Het vergaderwerk van de Goede Herder kent nu nog één extra doel (vers 16, slot):En het zal worden één kudde, één herder
Het zal worden één kudde, één herder. Dat is door Paulus geïnspireerd door de Geest van Christus in Ef. 4 uitgewerkt:Eén Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen.
Deze eenheid klinkt ons al snel als iets fantastisch in de oren, iets dat naar onze beoordeling ver afstaat van de bereikbaarheid. Het lijkt ons op een ideaal dat toch nooit bereikt zal kunnen worden op deze aarde. Maar dan lezen we toch niet goed. De Hére Zelf zorgt daarvoor. Voor Hem is als de Goede Herder, niets onmogelijk.
Maar er is wel één voorwaarde, die aan de eenheid voorafgaat
En zij zullen naar Mijn stem horen
Alleen in de weg van geloofsgehoorzaamheid kan er werkelijk eenheid in de waarheid zijn. En zit het dáár niet vaak op vast m.b.t. de kerkelijke eenheid, dat de waarheid van de stem van Christus wordt losgelaten?
De opdracht tot de ware eenheid valt ook onder de door Christus gevraagde gehoorzaamheid. We zullen nooit mogen zeggen, ach die eenheid komt er toch nooit, dus daar bidden en werken we niet meer voor. Nee, de Here wil dat wij ons beijveren om de band van de eenheid te bewaren die de Here nu al gegeven heeft, Ef. 4:3. De eenheid als gave en opgave. Maar Hij wil ook in de middellijke weg van verbreiding van het evangelie en het zoeken van andere ware gelovigen de eenheid gestalte blijven geven. Wat verdeeld is moet in de Waarheid verenigd worden. Alleen in die weg van geloofsgehoorzaamheid bouwt Christus zijn kerk van land tot land tot de ene katholieke kerk.
In een tijd van individualisme is het geloof voor velen geworden tot consumptieartikel, waarbij de kerk slechts een nuttig, maar niet noodzakelijk middel is. Het beeld dat de Here echter geeft is het beeld van de kerk waarbuiten geen zaligheid is, omdat daar de gemeenschap is met de Goede Herder, die haar verlost. Omdat Hij zich daar een gemeente vergadert, die tot het eeuwige leven uitverkoren is. Omdat daar Zijn stem gehoord mag worden en het ware leven geschonken wordt. Wat een rijkdom!