Kleine Kracht – Grote Opdracht


Met elkaar vormen we een klein kerkverband. Klein in de ogen van de wereld. Want de wereld kijkt in de eerste plaats naar getallen, gebouwen, rijkdom en zoekt aanzien.
We worden vaak over het hoofd gezien. Tussen de duizend en elfhonderd zielen die elke zondag op elf plaatsen erediensten beleggen. Kleine gemeenten. Vaak onbegrepen door familie, vrienden en bekenden.
De Gereformeerde Kerken zijn klein, getalsmatig gezien.
We zijn het ons bewust.
We zijn ons ook onze roeping bewust: Het Woord van de Here bewaren en de eenheid zoeken met allen die de Here Christus van harte en in waarheid willen dienen.

Eenheid van het geloof


We verlangen naar de eenheid van het volk van God. Dat is het zoeken van de eenheid van de kerk.
De vraag kan gesteld worden of het een goede zaak is als zo een klein kerkverband, met zo weinig krachten, zich inspant om de eenheid van Gods volk te zoeken. Dat houdt dan in de vraag om op hetzelfde fundament te gaan staan. Dat fundament is het Woord van de Here zoals we daarvan belijdenis afleggen in de drie algemene en de drie bijzondere belijdenisgeschriften en zoals we daarnaar samenleven volgens de door ons aangenomen kerkorde van De Gereformeerde Kerken.

In onze belijdenissen is een ruime plaats ingeruimd voor ons geloof omtrent de kerk.
Wij geloven één heilige, algemene, christelijke kerk (Apostolicum).
Wij geloven dat de Zoon van God uit het hele menselijke geslacht Zich een gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt, die tot het eeuwige leven is uitverkoren. Wij geloven dat de gelovigen allen samen en ieder persoonlijk als leden gemeenschap hebben met de Here Christus en deel hebben aan al zijn schatten en gaven. Wij geloven ook dat we verplicht zijn om onze gaven tot nut en heil van de anderen leden gewillig en met vreugde te gebruiken (HC Zondag 21).
Wij geloven ook dat niemand zich van deze heilige vergadering afzijdig mag houden omdat in deze vergadering degenen bijeenkomen die behouden worden. In de kerk wordt het heil verkondigd. Daarom moet iedereen zich bij haar voegen en zich met haar verenigen. Op deze manier wordt de eenheid van de kerk bewaard (NGB art. 28).
De kerk dat is het volk van God; de kerk, dat is de kerk van Christus.
In onze belijdenissen spreken wij overeenkomstig het gebed van Christus. Hij smeekte zijn Vader op een aangrijpende manier om de bewaring van het geloof in de waarheid voor de apostelen en de apostolische kerk. Christus smeekte de Vader: “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn.” (Joh. 17:20-22).
De Schriftoverdenking in dit nummer geeft een nadere verklaring van Johannes 17.
Dit gebed van Christus werd gelovig toegepast door de kerk van het Nieuwe Testament. De apostel Paulus, door de Heilige Geest gedreven, zegt tegen de gelovigen dat zij zich moeten beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest. We hebben één God en Vader, die is boven allen en door allen en in allen (Ef. 4:3-6).

Alleen Christus is de Weg


Iedereen die zich inspant om de eenheid van Gods volk te zoeken zet zich in voor een goede zaak. Het onderwijs dat de Schrift ons geeft, wijst daarbij aan dat het om de meest innige eenheid gaat die er maar bestaan kan. De eenheid van de gelovigen moet zijn zoals de eenheid tussen de Vader en Jezus Christus, de Middelaar die de band herstelt tussen God en de mensen die Hem in geloof aannemen. Dit wijst op een geestelijke en zeer innige gemeenschap. Daar is de band van de vrede. Vrede: de onderlinge verhouding wordt gekenmerkt door een volkomen acceptatie van elkaar en een leven in volledige overeenstemming met de wil van God de Vader. Allen zijn volmaakt, één van wil, denken en doen.
Als de eenheid van geloof ontbreekt dan kan het wel mogelijk zijn dat er een uiterlijke eenheid tot stand gebracht wordt. Maar dat is dan niet de eenheid die ons in de Schrift geleerd wordt door Christus, en in navolging van Hem door de apostel Paulus. Dan kan er wel een organisatie ontstaan die aanzien heeft in de wereld en waar ook nog naar geluisterd wordt. Het is dan echter een organisatie met een veelvoud van geloof en niet één lichaam die één van Geest is. In de Bijbel worden dergelijke organisaties ons aangekondigd. Uiteindelijk zal er een tegenkerk ontstaan waarin de anti-christ het voor het zeggen heeft en die de inwoners van de wereld op sleeptouw zal nemen (Openbaring 13).
Alleen het evangelie van Jezus Christus bewerkt de ware eenheid. Alleen door Christus, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is (Joh. 14:6) kan de echte gemeenschap van al Gods kinderen tot stand komen. Want alleen Christus komt met het bevel van geloof en bekering. Alleen Hij is in staat om de kracht van de zonde die er in de mensen is, te doorbreken en een leven in gehoorzaamheid te bewerken.

Onze kracht


We hebben een opdracht. Het zoeken van vereniging met allen die onze God in een waar geloof willen dienen.
Maar, kunnen we dat wel volbrengen? Als we zien op onze getalsmatige omvang kan dat de nodige vragen oproepen.
Gelukkig geeft de Schrift ons hierin ook onderwijs. We behoeven niet te denken dat onze situatie uniek is in de geschiedenis van deze wereld.
Uit het Oude Testament weten we dat de Here zijn kerk in stand gehouden heeft tegen de verdrukking van koning Achab in. De HERE gaf kracht aan zijn beminden. Hij hield hen vast. Er ging er geen één verloren. Hij bewaarde zijn kerk. Alle zevenduizend zielen ( 1Koningen 19).
Uit de geschiedenis van het Nieuwe Testament weten we van de kerk in Filadelfia (Openb. 3:7-13). Filadelfia, dat betekent broederliefde. Aan deze gemeente openbaart de Here Christus zich als de Heilige en de Waarachtige die de sleutel van David heeft. Hij opent en niemand sluit. Hij sluit en niemand opent.
Christus is de Heilige, Hij is heilig in Zichzelf, dat is zijn natuur. En dan kan het ook niet anders of Hij is waarachtig. Hij is waar in al zijn spreken. In zijn beloften en in zijn dreigingen. Hij leeft volkomen in overeenstemming met de wil van God en is volkomen betrouwbaar. Wat Hij zegt is waar en wat Hij doet is goed. Deze Christus heeft de sleutel van David. Hij heeft de sleutel in handen die toegang geeft tot het Koninkrijk van God. En Hij bedient die sleutel volkomen juist. Dat is Zijn werk. Volkomen en zonder ook maar enige smet van zonde. Hij opent en Hij sluit. Hij opent, dat betekent dat Hij mogelijkheden geeft tot verkondiging; hij opent harten; hij opent de deuren van de kerk. Hij sluit ook. Hij laat harde zondaren opgesloten in de volharding van hun zondig hart; hij sluit de deur van de kerkgemeenschap voor ongelovigen. Hij laat de dwaze maagden hun dag verdoen door deze al slapend door te brengen; hij laat hun onnadenkendheid, ongeïnteresseerdheid en geestelijke afwezigheid bij het verwachten van de Bruidegom overgaan in een permanente afwezigheid bij de bruiloft van de Bruidegom.
Christus werkt vrijmachtig. Hij opent en Hij sluit. Hij alleen werkt het willen en het werken.
Onze kracht ligt in Christus, de Overwinnaar. Het is onze taak zijn Woord onveranderd vast te houden.

Goede moed


Dat geeft ons moed. Veel moed. Goede moed. Want nu weten wij dat we onze opdracht niet op basis van onze eigen kracht behoeven te voltooien. Want dat kunnen we niet. Dat is wel duidelijk. Zo een kleine kerkgemeenschap en dan zo een grote opdracht: de eenheid zoeken met allen die Christus in een waar geloof liefhebben.
Onze kracht is geen wereldse kracht. Onze gemeenschap is klein en onaanzienlijk in de ogen van de wereld. Grote geestesgaven met opvallende verschijningen zijn er niet. Eerder het tegendeel. We zijn voorwerp van bestrijding en minachting. Christus bemoedigt ons, door ons de gemeente te Filadelfia voor ogen te zetten. Dat was een gemeente met kleine kracht.
Maar wel een gemeente die het woord van de Here bewaarde.
Dat was hun kracht.
Geestelijke kracht, en die is meer dan wereldse kracht.

Vrees niet, want zij, die bij ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn (2 Kon. 6:16).

Wij hebben kleine kracht.
We staan onder druk. Maar iedereen die het Woord van de Here bewaart mag weten dat de Heilige en Waarachtige ondersteuning geeft. En dan zijn we blij als we een klein beetje licht mogen verspreiden. Want we weten dat een klein beetje licht in een grote en donkere zaal veel duisternis kan verdrijven. We behoeven ons niet uit het veld te laten slaan. Want het veld, het slagveld, is handen van de Heilige en Waarachtige. Hij bewaart zijn zevenduizend. Door één getuigenis temidden van een dwalende wereld laat God zijn aanwezigheid zien.
We beseffen dat we op weg zijn naar de stad met de twee getuigen.
God toont zijn aanwezigheid, niet door opvallende verschijningen in mensenogen, maar Hij toont zijn aanwezigheid door het leven naar Zijn Woord, in gehoorzaamheid en vol vertrouwen.
Dat houdt in dat we elke dag beginnen met vertrouwen op Christus, dat we Hem niet willen verloochenen maar getuigen als we de gelegenheid krijgen om te spreken. En ook in ons doen en laten, laten we blijken dat we leven uit het onvervalste evangelie en breken met alles wat niet van Christus is.

Doen wat je hand vindt


Waar zullen we dan beginnen?
Is er eigenlijke wel een beginnen aan?
Als we onszelf zien in deze wereld, dan lijkt het haast onbegonnen werk.
Ook als deze vraag bij ons opkomt, komt de Schrift ons tegemoet met een eenvoudig advies dat door iedereen kan worden opgevolgd: Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat, want er is geen werk of overleg of kennis of wijsheid in het dodenrijk, waarheen gij gaat (Prediker 9:10).
Dit advies van de Schrift wil ons ontspanning geven. Doe datgene wat in je vermogen ligt.
De Here vraagt niets wat onze kracht te boven gaat. Gewoon doen wat je kan. Meer niet. Minder ook niet. Evenwicht. Vrede in je hart. Dankzij Jezus Christus. Ook Hij deed wat in zijn vermogen lag. Hij gaf niet op. Hij rustte niet eerder dan voordat Hij alles gedaan had wat Hij kon.
Vanuit die rust mogen wij nu ook leven. Dat betekent dat we ons gaan richten op de zaken van ons leven zolang als het hier duurt, dat we het mooie ervan gebruiken en dat we het willen gebruiken ten dienste van onze God en tot redding van onze naaste en daarmee tot vreugde voor onszelf. Dat is het beste wat we hier kunnen doen (Prediker 2:9).
Deze wereld is een wereld van werken. Deze wereld is een wereld waarin we op de proef gesteld worden, opdat zal blijken of we nu echt het Lam willen volgen, overal waar Hij gaat, òf dat we toch liever onze eigen weg in eigenwilligheid volgen. Kiezen we uiteindelijk toch het liefst onze eigen weg, òf kiezen we voor De Weg. Hier in dit leven valt de beslissing voor het toekomende leven. Wordt dat het leven van de eeuwige beloning òf wordt dat het leven van de eeuwige betaling. We zijn hier gesteld om mee te werken aan het bouwen en bewaren van deze wereld. En de Schrift openbaart ons dat de gelegenheden die zich voordoen door ons benut moeten worden. Doen wat je hand vindt om te doen. Waar de nood of de behoefte roept, daar zullen we trachten om te doen en de barmhartigheid van Christus uit te stralen. Naar ons vermogen. Met zorg, kracht, vastberadenheid. En dan zullen we er rekening mee houden dat moeilijkheden ons in de weg worden gelegd. De beproeving van de ontmoediging zullen we ondervinden. Verdrukking, een meewarig lachje. Het is ons deel. En zal ons deel zijn. We leven in de oogsttijd en dat is een drukke tijd, we moeten de oogst binnenhalen als deze rijp is. Niet aarzelen, doorgaan en volhouden: God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf, dat geldt elke dag.
Wij mogen werken, zolang het dag is. Er komt voor iedereen een keer een moment dat het werken op deze tijdelijke wereld ophoudt. Dan breekt het moment van het oordeel en de beloning aan.
Heerlijk zal het dan zijn als deze woorden klinken: “Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer.”(Matth. 25:21,23).

Niets erbij, niets eraf


Dat doen wat je hand vindt om te doen geldt voor ieder van ons persoonlijk. Het geldt ook voor ons als plaatselijke kerk. Het geldt ook voor ons als kerken in ons land. Ook ten aanzien van onze opdracht om de eenheid te zoeken met allen die in een waar geloof de Zaligmaker van deze wereld willen volgen.
Dat was de diepste drijfveer van onze Generale Synoden toen besloten werd om brieven te schrijven aan de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) en aan de Hersteld Hervormde Kerk (HHK). Dat is aandacht vragen voor het volgen van Jezus Christus. Het Woord volgen. In gehoorzaamheid aan de opdracht: Gij zult daaraan niet toedoen en gij zult daaraan niet afdoen (Deut. 12:32). Dit is toch wel een heel belangrijke opdracht. Helemaal aan het einde van het Nieuwe Testament, aan het einde van de Bijbel, wordt deze opdracht ons nogmaals op het hart gebonden. Deze opdracht om de waarheid onveranderd vast te houden is zó belangrijk dat Christus Zelf de diepe werking van dit gebod nader aangeeft en aan iedereen betuigt die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn (Openb. 22:18,19).
Het Woord van God is volmaakt. Een zondig mens kan dat niet verbeteren. God wil dat zijn volmaakte Woord blijft klinken. Zijn Woord is de Waarheid. En dat zullen we vasthouden. Als de Waarheid niet onveranderd bewaard wordt, is het gedaan met de eenheid waarvoor Christus gebeden en geleden heeft. Voor het bewaren van de Waarheid zetten wij ons in. En schrijft de Generale Synode brieven.

De eerste brief aan de GKv heeft als datum 15 april 2006, deze brief is opgenomen in de Acta van de Generale Synode van Mariënberg, pagina 253-258. De eerste brief aan de HHK werd verzonden op 21 augustus 2008, deze is opgenomen in de Acta van de Generale Synode van Zwolle, pagina 414-422. Beide kerkverbanden zonden een antwoordbrief aan ons. Een samenvatting van de ontvangen antwoordbrieven van deze kerkgenootschappen is elders in dit nummer opgenomen. De bespreking daarvan door de Generale Synode van Emmen is vermeld in het verslag van de vijfde zitting van deze synode dat geplaatst is in De Bazuin nr. 10 van 17 maart.
De Generale Synode van Emmen heeft besloten om de GKv en de HHK een tweede brief te zenden. Deze brieven gaan in op de ontvangen antwoorden en staan in het teken van het volgen van De Weg.
Want de Schrift dringt er op aan om de goede koers vast te houden en te blijven volgen. De apostel Paulus, de gezant van de Here die zo zwaar beproefd is in zijn leven als boodschapper van het goede nieuws, leert ons met nadruk dat alle christenen alles moeten doen, om al de geboden van Christus geheel en al te doen (2 Cor. 2:9). Dan leven we met volle toewijding in deze wereld, en zetten we ons hart op een andere wereld. De volmaakte wereld waarnaar wij reikhalzend uitzien.
Daaraan zullen we werken.
Dat begint met een oprechte genegenheid voor het Woord van de Here en voor elkaar. Dan kan men komen tot de door God gewilde eenheid, omdat er eenheid is in gevoelen en eenheid in koers.

In dat spoor verder


In de brief aan de Filippenzen, hoofdstuk 3:15-16, wordt ons geleerd dat de verscheidenheid die er is geen afbreuk mag doen aan de eenheid en geen schade mag toebrengen aan datgene wat reeds eerder bereikt is.
Datgene dat bereikt is, dat is het geloof in het onfeilbare Woord van God, zoals we dat belijden en daarnaar leven volgens onze belijdenisgeschriften en de aangenomen kerkorde. De belijdenisgeschriften en de kerkorde zijn Schriftuurlijk volledig verantwoorde documenten. Door de Here in een zware kerkstrijd, ten tijde van de grote reformatie, aan zijn kerk gegeven in haar diepgelovige strijd om het Woord te bewaren. Kostelijke bewijsstukken van een rijk gezegende geloofsstrijd. Onopgeefbaar. Die moeten we vast houden, opdat niemand onze kroon neme (Openb. 3:11).
Datgene dat bereikt is, dat is onze geloofskennis en de levensgemeenschap met Jezus Christus, onze Here (Filipp. 3:8). We zijn ons bewust dat onze toewijding aan de Here hier onvolmaakt is (Filipp. 3:12), maar ons streven zal gericht zijn op het volmaakte. Immers, de redding voor het eeuwige leven door Jezus Christus is absoluut. Honderd procent.
We richten ons naar hetzelfde Woord. Vanuit deze gezindheid zoeken we één koers: naar Christus. Daarbij bemoedigen we elkaar, want er mag geen terugval zijn en ook geen afwijking van datgene dat we reeds verkregen hebben. We zijn op weg naar de finish en bewegen ons in dezelfde richting en wijken niet af naar rechts of naar links, niets erbij en niets eraf. Dat heeft betrekking op ons hele denken en geloven en levensgedrag.
De Schrift wijst ons de regel waarnaar wij ons geloof en onze wandel behoren te richten: Het Woord van de Here zonder daaraan toe te doen en zonder daaraan af te doen.

De Generale Synode van Emmen schreef de brieven aan de Hersteld Hervormde Kerk en aan de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt vanuit deze aansporing:

Maar hetgeen wij dan bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!