Maranatha; kom Here, kom!!


Bij de bespreking van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) zijn we nu bij het laatste artikel uitgekomen. Artikel 37 van de NGB gaat over het laatste oordeel. Het spreekt over de Jongste Dag: de wederkomst van onze Heer en Heiland.
Als we de Bijbel lezen gaat het vaak over de geschiedenis. Over het verleden. De schepping, zondeval, het volk Israël. De koningen en profeten, wat uitloopt op de komst van onze Here Christus in het vlees. De rondgang op aarde en het werk van de apostelen. Dit is allemaal verleden tijd. Maar heel de Schrift, vanaf het Oude Testament, wijst op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. De rode lijn loopt van het paradijs over Golgotha naar het nieuwe Jeruzalem. In het Nieuwe Testament, de brieven van de apostelen, wordt daarom ook veel geschreven over de dag van de komst van de Here.
Wij, als Nieuwtestamentische kerk, leven in de verwachting van die komst. In de verwachting van eeuwige heerlijkheid. Deze keer willen we daar bij stil staan.


Wanneer


We leven in verwachting, zo zeiden we in de inleiding. We verwachten iets dat nog moet gaan gebeuren. En wat is dan de nieuwsgierigheid van de mens groot. We kennen verhalen over berekeningen wanneer de aarde zal vergaan. En we hebben al veel van dergelijke “vergaandata” achter de rug. En dat kan ook niet anders, want de mens is niet in staat om dat te berekenen. Het zal gebeuren op de door de HERE bepaalde tijd. Het is niet uw zaak om de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich heeft gehouden, zegt de Here Christus vlak voor zijn Hemelvaart (Hand. 11: 7). En Paulus herhaalt dit in zijn brief aan de Thessalonicenzen (1 Thess. 5:1). Hierbij zegt Paulus nog meer, want de Jongste Dag zal komen als een dief in de nacht (vs. 2).

Bijbelse gegevens


Het is dus niet nodig voor ons om te weten wanneer onze Here zal weerkomen. Voor ons is die dag onbekend, maar de HERE weet op welke dag het zal zijn. We kennen meerdere bijbelteksten over gebeurtenissen die voorafgaand aan de Jongste Dag moeten plaatsvinden. In Matt. 24: 12 staat dat de liefde van velen zal verkillen, omdat de wetsverachting toeneemt. Dat wil zeggen dat de wetteloosheid zal toenemen. Men leeft wet-loos, zonder wet. De mensen zullen steeds minder naar Gods geboden, die goed zijn voor alle mensen, leven en luisteren. We weten ook dat er oorlogen en geruchten van oorlogen zullen komen, en dat is het nog niet het einde (Marc. 13: 7). Daarbij komt dat voordat de Here zal weerkomen, er grote afval zal zijn. Niet alleen wetteloosheid en godloosheid, want de mensen zullen zichzelf tot god zijn. Zij zullen alle eer voor zichzelf opeisen (vgl. 2 Thess. 2:3-8). En als je je zo’n wereld en zo’n samenleving voorstelt, waar vele volken door satan worden verleid (Openb. 20: 8), dan besef je dat er zware tijden zullen komen. Mensen zullen helemaal gericht zijn op zichzelf, gierig, arrogant, met modder gooiend naar de ander, ongehoorzaam aan ouders, politie en overheid, ondankbaar, onheilig, zonder liefde of trouw en ga zo maar door (vgl. 2 Tim. 3: 1 ev.). De aangeboren verkeerdheid van de mens, de erfzonde, waaruit steeds nieuwe zonden voortkomen als uit een fontein, komt tot volle ontplooiing. De slechtheid van de mens zal steeds duidelijker en duidelijker te zien zijn. Het zijn de consequenties van onze val in het paradijs.

Rust en vrede?


Is dit waar de Here op wacht? Totdat de slechtheid van de mens overal bekend wordt? Nee, niet in de eerste plaats. Wel zal de zondige aard van de mensen zich steeds meer openbaren, waardoor de schuld van de mens steeds duidelijker wordt. Maar de Here werkt bovenal toe naar de volheid van het volk van Hem. Hij werkt toe naar het moment waarop het getal van dat volk vol is. Dat volk is volmaakt wanneer het symbolische getal van de 144.000 uit Openb. 7:4 is bereikt. En wij weten dat de Here niet twijfelt of op zich laat wachten. Integendeel, Hij komt spoedig! (Openb. 22: 7, 12 en 20).

Petrus waarschuwt in zijn brief al dat er spotters zullen komen. Jullie hebben het over spoedig, zullen die zeggen, maar waar blijft die wederkomst? Het leven gaat gewoon door en er gebeurt verder niets (2 Petr. 3: 3 ev.). Vanuit het oogpunt van de wereld zal het zo zijn. Het lijkt alsof alles zijn gewone gang gaat. Men eet, drinkt en trouwt en het leven gaat gewoon door. Net als in de dagen van Noach (Matt. 24: 37, Luc. 17: 26 ). De mensen merkten er niets van, totdat Noach in de ark ging en de zondvloed kwam. De mensen zullen zelfs zeggen dat alles rust en vrede is (1 Thess. 5: 3). Iedereen raakt gewend aan oorlogen, aan aardbevingen en overstromingen. Het dagelijks leven van de meeste mensen wordt er niet anders van. Hieruit weten we dat er vanuit het werelds oogpunt in de laatste dagen geen ontzettend wereldschokkende rampen zullen gebeuren.
Wij zien het echter vanuit Bijbels perspectief. Wij zien alle aardbevingen, tsunamis, vulkaanuitbarstingen en revoluties niet als “gewone” gebeurtenissen, maar als de oordelen van God die over de wereld gaan (vgl. de bazuinen die worden beschreven in Openbaring 8). Het is de Here zelf, de Koning der Koningen en de Here der Heren, die de mensen laat zien dat Hij alle dingen regeert. De mensen zullen zich niet bekeren van hun moorden, hun toverijen, hun hoererij en hun dieverijen (Openb. 9: 21). Inderdaad, voor de mensen ziet alles er normaal uit en gaat alles zijn gewone gang, maar wij weten dat het gebeurtenissen zijn die voor de Jongste Dag moeten gebeuren.

Hoe zal de Here weerkomen?


In artikel 37 NGB belijden we ook hoe de Here Jezus Christus zal weerkomen. Hij komt namelijk lichamelijk en zichtbaar, op dezelfde wijze als Hij naar de hemel is opgevaren, met grote heerlijkheid en majesteit. Hij zal komen op “een teken, bij het roepen van de aartsengel en bij het geklank van een bazuin van God” (1 Thess. 4: 16). Hij komt om de bruidegom, dat is zijn kerk, op te halen om met Hem de nieuwe hemel en aarde te betreden, nadat de levenden en de doden geoordeeld zijn.

Wat gebeurt er?


Met artikel 37 NGB belijden we vervolgens dat dan dé Rechtszaak zal beginnen. Alle mensen, iedereen die ooit geleefd heeft, zal moeten verschijnen voor de Rechter. Jong en oud, mannen en vrouwen. Iedereen die al gestorven is krijgt zijn lichaam verheerlijkt terug. De mensen die dan nog leven worden in een ogenblik, in een vingerknip veranderd (1 Kor. 15: 51, 52). Een ieder, gestorven of nog levend, krijgt op dat moment onsterflijkheid. De een, zoals artikel 37 NGB verderop zegt, wordt onsterflijk om eeuwig gepijnigd te worden. De ander wordt onsterflijk om op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde voor eeuwig samen te leven met Hem.

In dé Rechtszaak zal elke verdachte worden gehoord. Alle ongelovigen zullen rekenschap moeten afleggen. Rekenschap afleggen, dat is dat je gevraagd wordt om uit te leggen waarom je gedaan hebt zoals je gedaan hebt. Waarom heb je je huiswerk niet gemaakt? Hoe komt het dat je op je tentamen een onvoldoende hebt gehaald? Dat is rekenschap afleggen over de dingen die in deze wereld zijn gedaan. Over elk ijdel, leeg woord dat gesproken is moet dit worden gedaan. Lege en ijdele woorden. Een goed voorbeeld staat in Spr. 26: 19. Iemand bedriegt zijn naaste en zegt, als het uitkomt dat hij liegt: “ach joh, het was allemaal bedoeld als grapje”. Maar al die kleine dingen, zoals lege grappen, nutteloze opmerkingen, kleine pesterijtjes en plagerijtjes tot aan de grootste dwalingen en godslasterlijkheden, ja, van alles moet rekenschap worden afgelegd. Dan komen ook alle dingen naar boven, die hier op aarde het daglicht niet konden verdragen. Alle huichelarij en hypocrisie worden aan de openbaarheid gebracht.
Van de gelovigen zal de onschuld worden erkend, want hun Jezus Christus heeft hen verzoend door zijn bloed. De Rechter rekent hen de gerechtigheid toe alsof zij zelf niet hadden gezondigd (2 Kor. 5: 21).

Angstaanjagend?


Wat een dag zal dat zijn! Het is schrikwekkend! Angstaanjagend! Alle mensen die niet van God hebben willen weten, van hen wil God nu niet weten. Hij zal ze van zich weg sturen en hen veroordelen tot de eeuwige verdoemenis. Wie zal hier schamper en licht over denken? Onze God is immers een verterend vuur (Hebr. 12: 29). Hij kan geen onheiligheid verdragen. Niemand is bestand tegen Zijn heilige toorn over de zonde van de mensen.

En God zelf zal wreken hen die de onschuldigen hebben getiranniseerd, verdrukt en gekweld. Wat een woorden gebruikt de geloofsbelijdenis hier in een tijd waarin de geur van brandstapels regelmatig op te snuiven was. Waar mensen levend werden verbrand vanwege hun geloof in de levende God. Waar gelovige kinderen van God werden gemarteld, omdat de satan andere mensen volledig in zijn macht had. Uit die tijd stamt dit artikel, en wat is het een les voor ons. Want wij mogen onszelf niet wreken, want aan God zelf komt de wraak toe. Hij zal vergelden aan allen, die Zijn kinderen hebben verdrukt (Rom. 12:19). En die vergelding zal de eeuwige verdelging zijn. Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God.

Angstaanjagend en schrikwekkend, maar niet voor de rechtvaardigen. Zij verlangen vurig naar dat moment. Wat zien zij uit naar die dag. Een einde aan alle zonde. Een einde aan het bespotten van Gods Naam. Een eind aan alle gevolgen daarvan. Dood, moeiten, tranen: ze zijn niet meer. De rechtvaardigden zullen het loon van hun moeitevolle (Gen. 3: 15) ontvangen, door het geloof in de Here Jezus. Zij worden gerechtvaardigd, dat wil zeggen dat God die mensen rekent als volkomen eerlijk, als goed, niet aangetast door de zonde. Hun worden de verdiensten van Christus toegerekend alsof ze die zelf hadden gedaan (vgl. art. 23 NGB).

Uit de NGB blijkt dit ook op een andere manier. Immers, het beeld van de rechtszaal is al vaker naar voren gekomen. Bijvoorbeeld in artikel 26, waar wij belijden dat Christus onze enig enige Voorspraak, onze Advocaat is. In artikel 37 komt weer dat beeld van de rechtszaal naar voren. Maar, de Rechter, Jezus Christus, is dezelfde als onze enige Voorspraak. De Rechter is dezelfde als Hij die voor ons de straf heeft gedragen. En wie in die Rechter en Advocaat gelooft, wie op Zijn beloften van vergeving van zonden, opstanding van het vlees en een eeuwig leven vertrouwt, zal niet veroordeeld worden (Joh. 3: 18).

Klaar staan als de meisjes


Dé Rechtszaak, de Jongste Dag, kan ieder moment aanbreken. Wees daarom waakzaam (Luc. 12: 35 ev.) . Elke dag moet je klaarstaan om hem te ontvangen. Een duidelijk bijbelgedeelte hierover is Matt. 25: 1-13. Dit gaat over de vijf wijze en de vijf dwaze maagden. Alle tien maagden trokken de bruidegom tegemoet. Maar het duurde lang voor hij kwam en zij vielen allemaal in slaap. Toen de bruidegom kwam, stonden de meisjes op en brachten hun lampen in gereedheid. Maar de dwaze maagden hadden geen olie meegebracht en moesten deze eerst kopen. Toen zij alsnog bij de bruiloftzaal aankwamen, zei de bruidegom: “voorwaar, ik zeg u, Ik ken u niet”. En daarna volgt de oproep “Waakt dan, want u weet de dag noch het uur”.
En dan wij. Leven wij, leef jij in die verwachting? Kun jij alles hier op aarde achterlaten? Ben jij gehecht aan al het aardse? Aan je bezittingen? Aan je geld? Kun jij alles achterlaten voor Hem? Doe je dat nu al? Ben je voorbereid op de Dag van de komst des Heren. Bid jij om de komst van de Here, ook al betekent dat dat we de gerichten en oordelen over de wereld afbidden? Strijd jij mee door te bidden en Gods Woord uit te dragen voor de komst en doorwerking van Gods Koninkrijk? Bid jij de Here om Zijn erbarming over al die mensen die op die angstaanjagende en schrikwekkende Rechtszaak afgaan? Bid jij de HERE om het geloof en vertrouwen om deze dag tegemoet te gaan?
Ook jij mag die dag verwachten, vertrouwende op de beloften van Gods verbond. Want van onszelf zouden wij die dag ook als angstaanjagend en schrikwekkend moeten beleven. Maar in Hem hoeven wij niet op te zien naar die Dag, maar mogen wij, als zijn Bruid, tot Hem uitgaan om Hem blijmoedig en dankbaar te ontvangen.

Maranatha, kom Here Jezus, kom haastig!