Elia wijst met het herstel van het altaar op de ware kerkgemeenschap – Elia 14


    1 Kon. 18: 30b-32a:
    30 (...) Daarop herstelde hij het altaar des HEREN, dat omvergehaald was.
    31 Elia nam twaalf stenen naar het getal van de stammen der zonen van Jacob, tot wie het woord des HEREN gekomen was: Israël zal uw naam zijn.
    32 Hij bouwde met de stenen een altaar in de naam des HEREN, (...)


Bethel en Dan


We lezen bij het herstel van het altaar op de Karmel een bijzondere bepaling: “Elia nam twaalf stenen naar het getal van de stammen van Jacob”. Dat is een opvallend gegeven. Want dit altaar werd gebouwd in het gebied van het tien-stammenrijk.
De splitsing van de twaalf stammen in tien en twee stammen was een scheiding die destijds door de HERE Zelf was aangebracht. Als straf op de zonden van Salomo had Hij tien stammen afgenomen van zijn zoon Rehabeam en gegeven aan Jerobeam. Waarom dan nu een altaar voor twaalf stammen? Dat is niet voor niets. Want staatkundig had de HERE dan wel een scheiding gemaakt tussen Juda en Benjamin enerzijds en de tien andere stammen anderzijds, maar die scheiding gold zeker niet voor de dienst aan Hem. In de tempeldienst had de HERE beslist geen scheiding aangebracht. Daartoe was Hij Jeruzalem blijven verkiezen. Daar bleef Hij het héle volk vergaderen rond de dienst van de verzoening. Het volk zowel van het twee- als het tien-stammenrijk. De eenheid van alle gelovigen, was toen al de grote opdracht van de HERE. Die opdracht bleef gelden ook in geval van de staatkundige scheiding, als gevolg van zondig gedrag van koning Salomo en Rehabeam. Maar de zonde van Jerobeam was, dat hij de scheur die in het staatkundige leven bestond, doorgetrokken had in het godsdienstige leven. Dat was niet iets onvermijdelijks of iets van minder groot belang. Dat was voor de HERE een zeer ernstige zonde, die daarom heel grote consequenties had. Want de scheur in de ware gemeenschappelijke eredienst, betekende voor Israël tegelijk afval van de HERE. Want er kwam geen gelijkwaardige eredienst in Israël vergeleken met die in Jeruzalem. Het kwam tot eigenwillige eredienst in Bethel en Dan. Deze werd door alle volgende koningen van Israël in stand gehouden. Maar het werd nog erger. Want de openlijke zonde tegen dat ene gebod van de éne gemeenschappelijke tempeldienst met zijn eigenwilligheid, werd gevolgd door het tolereren van andere zonden. Zo gaat dat altijd bij het bewust loslaten van de geboden van de HERE. Het loslaten van één gebod staat nooit op zichzelf (Jak. 2:10). Want dat zegt iets over de grondhouding tegenover de HERE. Bovendien, als je denkt het wel te kunnen ‘maken’ om die ene zonde te doen, en je zo bewust zonde dóet, dan ontken je Gods zeggenschap en liefde. En dan volgt heel gemakkelijk het toelaten van andere zonden.

Gods gebod tot de ware eenheid


Het gebod van de HERE voor de ware eenheid was voor Israël een heel centraal gebod. Bij het negeren van Gods Woord op dit punt, viel de verbondsgemeenschap uit elkaar. Maar de Here wilde op dit punt niet toegeven. Zo bewees Hij opnieuw Zijn liefde en trouw jegens Zijn volk. Hij bleef trouw aan Zichzelf ook m.b.t. de eis van de eenheid in de waarheid. Dat werd al heel spoedig aangezegd aan Jerobeam door de man Gods uit Juda, die profeteerde tegen het altaar in Bethel. We lezen in 1 Kon. 13 dat deze profeteerde op het uur dat het offer door Jerobeam zou worden ontstoken.
Na Jerobeam bleef de roep bestaan om naar Jeruzalem op te trekken. Aan deze stem gaven Levieten en sommige andere trouwe Israëlieten gehoor. Ze trokken naar Juda met achterlaten van hun vele bezittingen en familie. Om gehoorzaam te willen blijven aan de God van het verbond. Zij offerden have en goed op, zelfs familiebanden. Om hun liefde en trouw te blijven tonen aan de God die ook aan Zijn kerkvergadering Zijn eisen bleef stellen. Goddelijke eisen ten leven.
Ook al kwam zo maar een minderheid samen in Jeruzalem, de roep bleef uitgaan naar allen die achterbleven: laat u hier bijeenbrengen, dient hier de HERE op een Hem welbehaaglijke wijze. Ontvang hier tezamen met heel Zijn volk Zijn zegen, hoor hier naar Zijn stem. Verkrijg hier de verzoening met uw God en HERE.
Sommigen gaven daaraan gevolg, maar de overgrote meerderheid bleef achter in het tien-stammenrijk met zijn eigenwillige erediensten. Zij volgden de meerderheid in het kwaad.

Twaalf stenen


Maar nu op de Karmel wil de HERE door de dienst van Elia aan Zijn volk weer laten zien, wie Hij is. Nu wil Hij het weer tonen welke macht Hij heeft. En tegelijk hoe ver Zijn liefde, geduld en trouw gaan, zelfs nu Zijn volk zo afvallig en overspelig is geworden. Maar ook laat Hij Zijn volk opnieuw zien wat Zijn eis is m.b.t. Zijn kerkvergaderend werk: Met twaalf stenen, moet het altaar worden gebouwd. Dat verwijst rechtstreeks naar de eenheid in de waarheid. De eenheid die Gode welgevallig is. De eenheid die Hij geboden heeft en die Hem aangenaam is.
Heel de kerk is zo betrokken bij dit moment van Gods vermaan en betoon van Zijn trouw en liefde. Door die twaalf stenen moet ook het twee-stammenrijk zich verbonden weten met wat hier gebeurt. De HERE roept iedereen op om Hem naar waarheid te eren. Om Hem te erkennen als het ene Hoofd. Om Hem te dienen in de eenheid van de ware kerkgemeenschap. Zo verwijzen deze stenen van het altaar op de Karmel al naar de eenheid waar de HERE op aarde naar toe werkt: het nieuwe Jeruzalem met twaalf poorten waarop de namen geschreven staan van “de twaalf stammen der kinderen Israëls” (Openb. 21:12)

Onmogelijk voor de Israëlieten? Onmogelijk voor ons in onze tijd? Nee, wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God (Luk. 18:27). God is bij machte oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen (Ef. 3:20). Dat is ook gebleken uit de geschiedenis: onder koning Hizkia is de door God gevraagde eenheid echt verwezenlijkt (2 Kron. 30 en 31). Toen is men door een ware reformatie van de kerk weer gekomen tot een gezamenlijk Paschaviering van tien- en twee-stammenrijk in gehoorzaamheid aan Gods Woord, wat door de HERE rijk gezegend werd.

Door middel van het hier opgetekende spreekt God nu ook ons aan. God dienen in waarheid, kan alleen goed door Hem te dienen in ware eenheid. Maar ook andersom Hem dienen in éénheid kan alleen in waarheid. De waarheid gaat voorop: de ware eredienst, naar Gods Woord. In gehoorzaamheid aan Gods geboden. Vasthoudend aan het ene zoenoffer, aan de ene Verlosser Jezus Christus, aan het ene Hoofd van de kerk, aan Zijn ene Woord. Maar zo zal er dan ook eenheid mogen en moeten zijn.