De oproep van Gods verbondsgericht dwingt tot een keuze – Elia 12


    1 Kon. 18: 19-21:
    19  Nu dan, laat heel Israël tot mij bijeenroepen naar de berg Karmel, ook de vierhonderd vijftig profeten van de Baäl en de vierhonderd profeten van de Asjera, die van de tafel van Izebel eten.
    20 Daarop zond Achab heen onder alle Israëlieten en riep de profeten naar de berg Karmel bijeen.
    21  Toen naderde Elia tot het gehele volk en zeide: Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de HERE God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na.
    Doch het volk antwoordde hem niets.


Twee heren dienen


Nadat Elia tot Achab heeft gesproken wil hij nu ook het volk aanspreken. Want het verbond is niet alleen met de koning, maar met het volk gesloten. Het vòlk is daarom aanspreekbaar op zijn daden. Achab kan daarin zijn volk niet vertegenwoordigen. Het volk had destijds ja gezegd tegen de zegen op de berg Ebal en tegen de vloek op de berg Gerizim (Deut. 27). Het volk zal dat na moeten komen. Het waren duurgezworen eden. Nu hij die eden niet is nagekomen zal hij zich opnieuw tegenover de HERE moeten verantwoorden en uitspreken
Niet de koning, niet de priester, niet de predikant regelt het geloofsleven van de kerkleden. Iedereen is zèlf verantwoordelijk voor zijn of haar geloofsleven, al hebben ambtsdragers ook een verantwoordelijkheid in de leiding en verzorging. Maar elk kerklid zal zelf staande voor de troon van God verantwoording moeten afleggen van zijn of haar daden (Rom. 2:6-11; 14:12; 1Kor. 3:13; 1 Petr. 1:17; Openb. 2:23; 20:13).
Zo gaat Elia nu regelen om het héle volk Israël te ontmoeten (vers 19-21). Dan houdt hij het hele volk de volgende vraag voor:
    Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan?

Daarmee bedoelt Elia te zeggen: hoelang zult u nog de dienst aan God combineren met de dienst aan de Baäl? Hoe lang zult u zich nog in allerlei bochten wringen om de ware godsdienst aan de HERE, de God van het verbond, te combineren met afgodendienst? Hoe lang zult u naar twee kanten overhellen, een gedeeld hart hebben, en zo twee onverenigbare zaken proberen te verenigen?
Het volk wilde twee heren dienen: Baäl èn Jahwe. Maar dan mag en kan niet. God eist Zijn verbondskinderen helemaal op. God wil Zijn volk als Zijn bruid helemaal. Hij is een jaloers God. Hij geeft Zich aan zijn volk, maar vraagt ook Zijn volk zich aan Hem te geven. Helemaal en ongedeeld. Niet naar twee kanten hinkend, niet mank aan beide zijden. Dat is overspel. Het is het één of het ander. De HERE vraagt een radicale keuze.
Hoe actueel is deze vraag nu in kerken de wereld massaal is binnengeslopen. Waar er alom tweeslachtigheid is. En waardoor de naam van de HERE wordt misbruikt als dekmantel voor wereldse praktijken. Maar ook nu geldt: Hij wil u helemaal of u helemaal niet. Geen halve levens.

Radicale keuze gevraagd


Er moet een radicale keuze komen. Daarom zegt Elia vervolgens
    Indien de HERE God is, volgt Hem na, Doch indien het de Baäl is, volgt hem na.

Wat Elia in feite doet is herhalen wat Mozes vlak voor zijn sterven in Deut. 30:19 het volk oplegde als verbondsvernieuwing na de Horeb:
    Ik neem heden de hemel en de aarde tot getuige, het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven opdat gij leeft, gij en uw nageslacht door de HERE uw God lief te hebben, naar zijn stem te horen en Hem aan te hangen.

Hetzelfde heeft Jozua, voordat hij ging sterven aan het volk Israel opnieuw als verbondsvernieuwing voorgehouden (Jozua 24):
    Vreest dan de HERE en dient Hem oprecht en getrouw; doet weg de goden die uw vaderen gediend hebben aan de overzijde van de rivier en in Egypte en dient de HERE. Maar indien het kwaad is in uw ogen de HERE te dienen, kiest dan heden wie gij dienen zult of de goden die uw vaderen hebben gediend, of de goden van de Amorieten, in wier land gij woont. Maar ik en mijn huis wij zullen de HERE dienen.

Aan Jozua had het volk toen heel positief geantwoord:
    wij zullen de HERE dienen, want Hij is onze God. Het zij verre van ons de HERE te verlaten.

Maar Jozua zei toen:
    Gij zult niet in staat zijn de HERE te dienen, want Hij is een heilig God

Maar toch antwoordde het volk weer:
    Nee, maar de HERE zullen wij dienen!

Niets leek hen van dat voornemen te kunnen afbrengen. Maar Jozua onderstreepte toen nog eens de ernst door hen zelf aan te wijzen als hun eigen getuigen. En het volk antwoordde:
    wij zijn getuigen.

En toen werd er bij de verbondssluiting zelfs nog een grote steen tot getuige aangewezen, “opdat gij uw God niet verloochene”, Jozua 24:27. Het was een indrukwekkend getuigenis dat het volk gaf op de klemmende woorden van Jozua. Éven klemmend zal de vraag van Elia zijn overgekomen in deze tijd van droogte en verzengende hitte.

Gods trouw aan ontrouwe verbondskinderen


Koning Achab toonde zijn verharding ondanks het verbondsgericht van de HERE, maar misschien heeft het vòlk nu zelf wel ingezien dat deze droogte een terechte straf is. Misschien gaat het volk zich nu wel verootmoedigen. Is er bij háár wel inkeer te merken? Zou zij zich schamen voor de noodzaak dat er nu opnieuw, een keus moet worden gemaakt?
Elia maakt het hele volk duidelijk: het is òf voor de HERE kiezen en Hem dan ook alleen volgen, òf voor de Baäl kiezen maar dan ook alleen de Baal volgen. Die keus moet nu opnieuw gemaakt worden. Eigenlijk is het schandalig dat Israel opnieuw deze verbondskeus moet maken. Want ze hád toch een eed gezworen bij het sluiten van haar huwelijk? Ze had toch met de HERE een eeuwig verbond gesloten? Ze had toch eeuwige trouw beloofd? Met getuigen!
Maar nu is het volk zo afgedwaald dat alleen herinneren aan de eed van destijds niet voldoende lijkt. Ze moet als het ware opnieuw een huwelijksverbond sluiten.

Maar het voorstel dat Elia doet, wijst ook op de geweldige ontferming van de HERE. Want zover gaat het geduld van de HERE, zover reikt zijn liefde, dat Hij toestaat, dat zijn volk opnieuw voor die keuze wordt geplaatst. Zo wil Hij hen uiteindelijk toch nog naar Zich toetrekken.
Steeds als Gods Woord klinkt, als het wordt bediend aan het verbondsvolk, wordt het een ieder voorgehouden: “kies dan heden wie gij dienen zult”. Steeds is er nog een heden van genade. De genade die er in Christus is. De mogelijkheid om terug te keren door Zijn Geest.
Zolang Gods Woord nog klinkt tot ontrouwe kerken, zolang tegenover hen de Schrift nog geopend wordt, worden daar afvallige verbondskinderen aangesproken en gedrongen tot een keuze, tot een beslissing. Zo is de HERE nog met hen bezig.

Geen keus gemaakt


Maar wat is de reactie van het verbondsvolk Israël op de woorden van Elia? Zullen ze spreken en kiezen voor de HERE, die hen Zijn trouw aan Zijn verbond heeft voorgehouden door hun Zijn verbondstoorn te tonen? We lezen in vers 21 als reactie:
    Doch het volk antwoordde hem niets.

Niets! Terwijl het volk bij Jozua niet ophield trouw te betuigen, wordt het hier stil rond Elia. Er was niemand die in reactie op het appèl uitriep, zoals Jozua eens deed: “maar ik en mijn huis, wij zullen de HERE dienen”. Nee, er kwam niets.
Dit is misschien wel de meest teleurstellende reactie die denkbaar is op één van de meest indrukwekkende oproepen die in de Bijbel staan, waarin de HERE omziet naar een ontrouw volk. Niet alleen de eerste liefde was verdwenen, er leek helemaal geen liefde meer te zijn voor de HERE! Of was het angst? Angst voor Izebel en haar dienaren? Angst om gedood te worden? We weten dat niet zeker. Maar wat we wel moeten afleiden is dat in Israël de trouw aan de HERE èn het vertrouwen in de HERE, diep en diep weggezonken waren.
Het volk maakt geen keus. Niet voor de HERE èn niet voor Baäl. Maar niet kiezen voor de HERE is in feite kiezen tégen de HERE. Hier moet gelden, “wie niet met Mij is, die is tegen mij” (Matt. 12:30).

De HERE wil een keus


De HERE neemt daar echter geen genoegen mee. Hij zal zijn volk dringen tot een keus. De HERE wil niet dat ze op dit dode punt blijven staan. Zijn Woord dringt altijd tot een keus. Het is aannemen òf verharden. Nu, die keus gaat de HERE bewerken d.m.v. de Woorddienst van Elia bij het grote brandoffer op de Karmel. De HERE wil alle neutraliteit doorbreken. Voor Hem is neutraliteit onbestaanbaar. Dat was toen zo, dat is nu nog zo. De HERE wil ons hele hart. Geen lauwheid, geen halfhartigheid. Hij blijft dat van zijn kinderen vragen, ook als ze afdwalen. Tot het laatste moment toe. Men zal moeten kiezen tegen de HERE of vóór de HERE. De HERE zal zijn verbondskinderen blijven zoeken met Zijn Woord, ten goede voor wie hem liefhebben, ten kwade voor wie hem haten.
Zo zal de HERE tot aan de jongste dag Zijn Woord laten profeteren ook in de straten van de grote stad, waar ze ook de HERE Christus hebben gekruisigd, (Openb. 11:8. Dus ook tot de valse kerken! Dat Woord zal oproepen tot bekering. Dat Woord zal met gerichten gepaard gaan, zoals dat bij Elia en Mozes het geval was (Openb. 11:6).
Ook nu er zoveel verbondskinderen afdwalen en de stem van hun HERE niet meer volgen maar eigen wegen gaan waarbij ze het compromis met de wereld zoeken, zal er geprofeteerd moeten blijven worden. Daar ligt een grote taak voor ouders van kinderen die afdwalen. Om hen Gods Woord voor te blijven houden. Ouders zullen daarbij niet moeten denken: het heeft geen zin, mijn kinderen moeten hun keus zelf maken. Dat moeten ze wel, maar de HERE wil wel dat ze geconfronteerd worden met het Woord van Zijn verbond, het Woord van Zijn verbondstrouw en verbondsliefde. Het Woord ook van Zijn verbondsdreiging en Zijn verbondswraak.
Het is Gods Woord dat schift en scheidt. Als geur ten leven of als geur ten dode (2 Kor. 2: 15,16).