1 Kon. 18: 17, 18
17 Zodra Achab Elia zag, zeide Achab tot hem: Zijt gij daar, gij, die Israël in het ongeluk stort?
18 Doch hij zeide: Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar gij en uws vaders huis, doordat gij de geboden des HEREN hebt verzaakt en de Baäls zijt nagelopen.Droefheid van de wereld
Als God zijn volk straft, zijn er twee mogelijke reacties. Droefheid naar Gods wil of droefheid van de wereld (2 Kor. 7:9-11). Droefheid naar Gods wil is wat de HERE als gelovige reactie wil zien. Het is vrucht van het geloof, gewerkt door Gods Geest (DL I, 12). Het betekent dat door de straf er inkeer is gekomen, de oorzaak van Gods straf wordt erkend en er wordt ingezien dat men God Zelf heeft bedroefd. In die droefheid wordt dan de liefde tot God getoond door belijdenis van schuld tegenover de HERE (zie bv. Ps. 51 van David). Daarin wordt de eigen onwaardigheid en schuldigheid beleden en gevraagd om vergeving van de begane zonde. Ook wordt dan Gods Geest en Gods hulp gevraagd om weer naar Zijn wil te kunnen leven.
Maar daarnaast bestaat er ook de droefheid van de wereld. Dan is men wel bedroefd vanwege Gods straf en zijn gevolgen, maar dat uit zich in zèlfbeklag, eventueel nog in wroeging. Men voelt de nood, maar dat heeft niet tot berouw en bekering geleid. De liefde tot God komt daarin niet tot uiting. Men peilt de diepe oorzaak niet. Mijn blijft steken in zèlfliefde, en toont zo een wereldse houding. Deze droefheid van de wereld als reactie op Gods bestraffing is dan ook vrucht van ongeloof, van verharding in plaats van inkeer. Die reactie komt ook in de kerk voor: Saul en Judas zijn daar voorbeelden van. Ook Achab toont een dergelijke reactie, zelfs vol verontwaardiging en verwijt richting Elia, de profeet van de HERE. Dat bleek wel uit zijn begroeting van hem in vers 17.Oorzaak van de ellende
Maar Elia reageert direct op de daarin geuite aanklacht tegen hem: “Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar gij en uws Vaders huis, doordat gij de geboden des HEREN hebt verzaakt en de Baäls zijt nagelopen.” (vers 18). Zo handhaaft Elia Gods verbond tegenover de zelfhandhaving van Achab. Hij stelt messcherp wat er in werkelijkheid aan de hand is. Heel anders dan Achab die in het gericht blijft steken in de gevolgen van de zonde en daar zijn beklag over doet, stoot Elia door naar de oorzaak van dat gericht. Het gericht zelf is geen ongeluk, is geen onheil, het is de reactie van de HERE op ongeluk en onheil. De droogte zelf is niet de bron van ellende. Maar dat is de zònde, de verbondsverlating en het dienen van de afgoden, de Baäls. Elia handhaaft Gods Woord met Zijn verbondsbeloften en verbondseisen, met Zijn verbondszegen bij nakomen van zijn verbond, en met Zijn verbondvloek bij het verlaten ervan. Zegen bij het houden van Gods geboden, vloek bij het verzaken, het volhardend niet houden van Gods geboden en het vervallen tot eigenwillige godsdienst en afgodendienst.Gods trouw ook in Zijn vloek
Gods gericht en vloek is niet willekeurig, is niet zomaar afgeroepen door Elia. Maar in dat gericht van droogte en die vloek van onvruchtbaarheid toonde God Zijn verbondstrouw. Het was God Zelf die daarin Zijn liefde en Zijn trouw toonde. Het was juist vanwege het ongeluk van het massaal en volhardend verlaten van Gods geboden door Gods verbondsvolk dat het gericht van God nodig was. God had al direct bij de verbondssluiting daarover zijn vloek uitgesproken. We lezen daarvan in Deut. 11: Neemt u ervoor in acht, dat uw hart zich niet laat verlokken zodat gij afwijkt, andere goden dient en u voor hen neerbuigt. Dan zou de toorn des HEREN tegen u ontbranden en Hij zou de hemel toesluiten, zodat er geen regen komt, en de bodem zijn opbrengst niet geeft en gij weldra te gronde gaat
De Israëlieten moesten deze woorden in hun hart en in hun ziel leggen en tot een teken op hun hand binden en als een voorhoofdsband tussen hun ogen. Ze zouden deze woorden aan hun kinderen leren en daarover spreken.Zie, Ik houd u heden zegen en vloek voor: zegen wanneer gij luistert naar de geboden van de HERE uw God, die Ik u heden opleg, maar vloek indien gij naar de geboden van de HERE uw God, niet luistert en afwijkt van de weg die ik u heden gebiedt,
Zo indringend had de HERE deze verbondswoorden van zegen en vloek heeft overgebracht. Niet één keer, maar telkens weer klonken deze woorden, met name als het verbond vernieuwd werd (Deut. 11, Deut. 28-30, Joz. 8, Joz. 24, 2 Kron. 6, Mal. 2).Verbondsgehoorzaamheid als liefde
Godsdienst wordt steeds vaker gezien als een vorm van beleving, van gevoel, van behoeftebevrediging. Maar de Schrift laat steeds zien dat de dienst aan God in zijn verbond, verbondsgehoorzaamheid vraagt als uiting van verbondstrouw, en liefde in concrete geloofsdaden. Die daden zullen in overeenstemming moeten zijn met Gods wil. Gods Woord zal daarbij de norm moeten zijn. Niet ons gevoel. Niet onze eigen inschatting.
Vaak hoor je: dit zal God toch niet erg vinden. Of: dit heeft God op mijn weg geplaatst, dat zal Hij wel goed vinden. Maar als die gedachten niet getoetst zijn aan Gods Woord, dan gaan ook wij onze eigen wegen. Dan misbruiken we Gods Woord zelfs voor eigenwillige zaken. Als we daarin volharden en alle waarschuwing en vermaning in de wind slaan of ons zelfs over die vermaning opwinden, dan handhaven ook wij onszelf. Daar zal dan geen zegen van de Here op kunnen rusten. Heel Gods Woord is daar duidelijk over.
Dat horen we ook in het onderwijs van onze Here Jezus Christus. Hij Zelf is ons voorgegaan om te tonen hoe het in onze dienst aan de HERE aankomt op trouw, op getrouw en gehoorzaam Gods wil doen. Daarin toonde onze Here Christus ons Zijn liefde tot de Vader. Daar rust dan ook de zegen van de HERE op.
Elia brengt het conflict tussen Achab en hem als Gods profeet terug naar de juiste vraagstelling: is er verbondsgehoorzaamheid òf verbondsbreuk; is er zelfhandhaving òf onderwerping aan Gods Woord; is er liefde tot God òf haat tegen Hem. Als de oorzaak van Gods verbondsgericht mag worden ingezien als de zonden tegen de God van het verbond, dan is er ook een weg terug mogelijk. Want dan kan de vrucht van deze door de HERE bewerkte inkeer zijn dat deze zonden worden beleden.
Wanneer door de straf, door de tucht van de HERE, Gods Geest het inzicht doet groeien, dat men de HERE heeft vertoornd, dan kan er ook droefheid naar Gods wil zijn. Dan kan er ook inkeer komen. Dan kunnen er in de weg van verootmoediging en bekering weer de juiste keuzen gemaakt worden. Vóór de HERE en zijn Woord en tégen de zonde. Vóór de HERE en tégen de wereld. Vóór de HERE en tegen de afgoden.