In de nummers 34 t/m 40 van De Bazuin (3e jaargang, 2009) heb ik in een zevental artikelen een aantal zaken aangaande kerk, deformatie en reformatie besproken. Van een aantal lezers heb ik een paar belangstellende vragen gekregen die ik graag beantwoord.
Onzichtbare kerk?
Hoe zit het nu eigenlijk precies als we spreken van zichtbare en onzichtbare kerk? Is er wel een onzichtbare kerk?
Het is goed om ons in de eerste plaats te realiseren dat het maken van dit onderscheid - zichtbaar/onzichtbaar - in veel gevallen leidt tot verwarring en onduidelijkheid. Bij heel veel christenen is dit de aanleiding om een onduidelijk standpunt ten aanzien van de kerk van Christus te hebben. De onzichtbare kerk is immers de kerk zoals God die ziet. En God weet en ziet altijd meer dan wij. Hij ziet het hart en weet of je bij Zijn kerk behoort of niet. Ongeacht waar je bij bent aangesloten....(?)
In enkele zinnen zien we al dat we verkeerd uitkomen. De ene, ware, zichtbare kerk, waar onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zo mooi van spreekt, verdwijnt. De prediking en de sacramentsbedieningen die God aan Zijn kerk heeft toevertrouwd door middel van Zijn ambtsdragers, ja, wat moeten we ermee. Buiten de ware kerk is ook goede prediking. Buiten de ware kerk kan ook het heilig avondmaal gevierd worden als een gemeenschapsmaaltijd. En de doop als teken van het verbond is voor een ieder die dat zelf wil. Het gaat immers in de eerste plaats om je persoonlijk geloof en je persoonlijk leven. In nr. 34 van De Bazuin noemde ik dat kortweg de kuyperiaanse leer. Ook wel aangeduid als de leer van de pluriformiteit van de kerk. Het betekent eigenlijk dat overal waar wij gelovigen zien, daar is de kerk. En als we zo tegen de kerk aankijken dan kunnen we zeggen: de kerk is onzichtbaar. Zij is verspreid over allerlei kerken en sekten. Is dat nu niet de kerk van art. 27 NGB waar staat dat de kerk katholiek en algemeen is en dat ze verbreid en verstrooid is over de hele wereld? Dr. Abraham Kuyper had en heeft in deze vele volgelingen.
Uiteraard hebben we hiermee lang alles niet gezegd van Abraham Kuyper, van de pluriformiteitsleer en van de onzichtbare kerk. Dat willen we nu ook niet. Wel moet het duidelijk zijn dat we uitdrukkelijk hebben gewezen op de zichtbare ware kerk. Als we de Heilige Schrift goed verstaan en in navolging daarvan de NGB goed lezen, dan wordt ons ook maar één weg gewezen en dat is de zichtbare kerk van Christus. Immers, de ambtsdragers zijn aangesteld om de sleutelmacht van het Koninkrijk der hemelen te bedienen. Hoe kunnen ambtsdragers deze macht uitoefenen als de gelovigen niet bij elkaar vergaderd zijn? Het heilig Avondmaal is een voorafschaduwing van de grote Bruiloft van het Lam. Als we hier op aarde niet met elkaar avondmaal kunnen of willen vieren, wat blijft er dan over van die voorafschaduwing? En als de prediking niet zuiver bediend wordt, hoe kunnen echte kinderen van de HEERE dan toch daar bij blijven?
We hebben inderdaad gesproken van een zichtbaar en een onzichtbaar deel van de kerk (De Bazuin nr. 35, pag. 461). Niet van een onzichtbare kerk. Maar van een onzichtbaar deel. Om dat te verduidelijken hebben we een aantal voorbeelden gegeven. De kerk van gisteren. Die is geweest en voor ons niet meer zichtbaar. Evenzo de kerk van morgen. En de kerk in het buitenland. Echter, dat wil niet zeggen dat er toen op dat moment en op die plaats geen zichtbare ware kerk was. Overal ter wereld en altijd en op elke plaats is de kerk van Christus zichtbaar en aanwijsbaar. Dat er landen zijn waar dat niet zo eenvoudig is doet daar niets aan af. De kerk kan op sommige plaatsen bestaan uit één of enkele personen, maar ze is er. Nooit zal iemand zich kunnen verontschuldigen dat het Woord van God inzake de kerk en de roeping zich bij haar te voegen voor hem of haar niet van toepassing is.
We willen ons graag van harte aansluiten bij de woorden van prof. B. Holwerda:“De Israëliet ontleent zijn zekerheid des geloofs hieraan, dat hij behoort tot het volk Gods. Hij oreert niet over zichtbaar of onzichtbaar, maar hij zegt: ik behoor bij dat volk welks God de Heere is. Hij behoort bij de kerk, en dat maakt hem zo blij. Bij de zichtbare kerk slechts? Neen, bij de zichtbare kerk die tegelijk de onzichtbare is. Bij de kerk die de mensen zien, inderdaad; maar dat is tegelijk de kerk die God ziet”. (De betekenis van verbond en kerk voor huwelijk, gezin en jeugd. Prof. B. Holwerda, Goes 1958)
Het vierde gebod
Een andere vraag gaat over het vierde gebod als aanleiding tot daadwerkelijke reformatie. Wanneer is het moment bereikt dat de kerk elders moet worden voortgezet? Stel dat het vierde gebod het enige punt was in de GKv waarin een verkeerd besluit was genomen?
Met de eerste vraag zijn we allemaal geconfronteerd. En daarop hebben we allemaal, als leden van De Gereformeerde Kerken, een antwoord gegeven. Dat antwoord staat ons helder voor ogen. Als er in besluitvorming wordt afgeweken van Gods Woord en de belijdenis van de kerk, en als de wegen om te komen tot herziening van die besluiten zijn bewandeld en afgesloten, dan is het moment daar. Dat er velen zijn, ook nu nog onder de verontrusten, die menen dat het anders is, ten spijt. Onder andere het Oude Testament geeft ons veel te leren. Telkens moest het volk Israël zich volledig bekeren tot de HEERE. Hij nam geen genoegen met een gedeeltelijke bekering. Alles wat aan afgodendienst herinnerde, zowel binnen als buiten Israël, moest telkens geheel vernietigd worden. De HEERE tolereerde geen half werk en al helemaal geen goede bedoelingen. Deze keer willen we een voorbeeld aanhalen uit de geschiedenis van koning Saul. In 1 Sam. 15 krijgt Saul de opdracht van de HEERE om Amalek uit te roeien. Helemaal. Echter, Saul verslaat wel Amalek maar laat o.a. het beste van het vee gespaard. Als Samuël daar naar vraagt zegt Saul dat het volk het beste van het vee heeft gespaard om het aan de HEERE te offeren. Vervolgens lezen we de bekende tekst, vers 22: “Maar Samuël zeide: Heeft de HEERE evenzeer welgevallen aan brandoffers en slachtoffers als aan horen naar des HEEREN stem? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen.”
Wat blijkt ook uit dit Schriftgedeelte weer overduidelijk dat de HEERE het Zelf is die bepaalt hoe Hij gediend wil worden. De mens heeft daarbij slechts in gelovige gehoorzaamheid zich te onderwerpen. Wat wordt er toch vaak, bij alles wat de mensen bedenken in de dienst aan de HEERE, gezegd en ook bedoeld: het is voor de HEERE, het is om de HEERE te dienen, of, het is om de HEERE nog béter te dienen. Echte, ware geloofsgehoorzaamheid is niet meer van deze tijd. Christus heeft immers de gehoorzaamheid volbracht? Voor ons , als Nieuw-Testamentische gelovigen is er christelijke vrijheid. Jazeker, christelijk. Maar ook vrijheid.
Zeg maar niets van een ander en al helemaal niets van zijn goede bedoelingen. Per slot van rekening zijn we allemaal gelovigen.
Van zo veel zaken moeten we helaas zeggen dat de bedoeling misschien wel goed is, maar dat ze toch in strijd zijn met Gods Woord. We noemen dat eigenwillige godsdienst. Het is een zonde waar we allemaal wel mee te maken hebben, maar waar we ons ook van moeten bekeren. Zo is het ook met de verschillende opvattingen over het vierde gebod. Waar de HEERE Zelf duidelijk één dag rust in de week heeft geboden, met ten overvloede nog een verwijzing voor ons naar de rustdag van God Zelf bij de schepping én ziende op de eeuwige rust, wil de mens een slag om de arm houden. En wel met een verwijzing naar de vervulling van de wet door Christus. Alsof Christus de wet heeft afgeschaft.
Om antwoord te geven op de gestelde vraag zullen we als eerste goed moeten bedenken dat het tolereren van een dwaling niet op zichzelf kan staan. En dat is ook duidelijk gebleken. Als het ene gebod van God op een andere manier kan worden geïnterpreteerd, waarom dan niet een ander gebod evenzo? Als Christus het vierde gebod heeft vervuld en afgeschaft, dan toch ook de andere geboden? Het loslaten van Gods Woord, van Zijn geboden, op één punt betekent ook het loslaten op een ander punt. Is het niet direct, dan later wel. We weten toch dat als we tegen één gebod zondigen, en dat doen we dagelijks, dat we daarmee tegen alle geboden van God zondigen? Hoeveel temeer, als we binnen de grenzen van de Schrift (NB!!) achten, dat het gebod van God geen goddelijk gebod is? Zien we op degene die er achter zit, namelijk de satan, dan wordt het ons nog duidelijker. Want het houden van Gods geboden is Gods werk, het verlaten van Gods geboden is duivelswerk. En waar de mens zich moedwillig overgeeft aan de duivel, daar geeft God waar de mens zelf om vraagt. Een gemeenschap die er zelf voor kiest Gods geboden los te laten, al is het eerst maar een begin, die zal uiteindelijk aan zichzelf worden overgelaten. De Geest werkt niet in het loslaten van Gods geboden. En waar de Geest niet werkt zal Gods Woord geen stand houden. Dat ligt dan niet aan de Geest maar aan de mens die daar voor kiest.
We kunnen dan ook eigenlijk de vraag niet beantwoorden, dat, als er alleen maar afwijking was op het punt van het vierde gebod, of dan vrijmaking gerechtvaardigd was. Ons inziens is het onmogelijk om één gebod van God los te laten en de andere te handhaven. Voor ons en een ieder geldt, dat de gerechtigheid die voor Gods gericht kan bestaan, geheel volmaakt en in alle opzichten met Gods wet in overeenstemming moet zijn (Zon. 24 HC). En bovendien dat wij met een ernstig voornemen niet slechts naar sommige, maar naar alle geboden van God moeten leven (Zon. 44 HC).Geweten
Nog een vraag. In het artikel “Deformatie in de prediking (1)”, geplaatst in De Bazuin nr. 37 van 4 nov. 2009, schrijven we over het verwarrende in de besluiten van de GS van de GKv. Er wordt ruimte gelaten aan de één om het vierde gebod als goddelijk gebod te zien en aan de ander om het als een menselijke instelling te zien. “Er was en is dus geen binding aan onschriftuurlijke synodebesluiten, zo werd en wordt er gesproken. Vooral ook door verontrusten die niet de stap tot vrijmaking willen zetten. Ze draaien zichzelf een rad voor ogen om hun geweten vrij te spreken.” Wat wordt daar mee bedoeld?
Kijk, als we spreken over ons geweten dan dringt ons de vraag: staan we recht tegenover de HEERE? Kunnen we onze daden rechtvaardigen voor God? Betrekken we dit op de synode-uitspraken over het vierde gebod, dan wordt er gezegd dat het vierde gebod als een menselijke instelling gezien kan worden; dat betekent dus dat het niet dwingend wordt opgelegd. Er mag evenzo door anderen vastgehouden worden aan het gebod als gebod van God. Is daarmee de zaak rond het vierde gebod opgelost en afgedaan? Is daarmee het geweten vrij? Is het recht van de HEERE daarmee verdedigd? Het antwoord lezen we aansluitend. We citeren dat nogmaals. “Want ook al wordt de mening van ds. Ophoff niet bindend opgelegd, de vrijheid om zo’n mening te hebben en uit te dragen als Gods Woord is net zo verkeerd”. Het is werkelijk onmogelijk dat Gods geboden voor tweeërlei uitleg vatbaar zouden zijn. Daarmee zouden we God Zelf te kort doen. Laten we het toch geheel bij ons zelf zoeken. Wij zijn van nature geneigd om de mazen van de wet te zoeken in plaats van een hartelijk houden van en leven naar Gods geboden. Nogmaals: laten we met een ernstig voornemen niet slechts naar sommige maar naar alle geboden van God leven.