Rubriek: Voor de Jongeren
Schrijver: Anneke ter Velde-Heres
Jaargang: 4
Nummer: 12
Datum: 2010-03-31
TerugDe vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Dit is een bekende tekst. Misschien heb je deze woorden wel ergens aan de muur hangen in je slaapkamer. Geen slecht idee. We zouden er allemaal wel aan willen voldoen. Zo zou het moeten zijn, op die manier zouden we moeten leven. Maar kunnen we daar wel aan voldoen? En, waarom is het een vrucht? Is het geen opdracht? Laten we eerst eens kijken wat de Schrift hierover zegt.
De wijngaard
Een vrucht staat niet op zichzelf. Een vrucht groeit aan een boom. En voor die boom is het belangrijk op welke plaats deze staat. Daarom kijken we eerst naar de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom die in een wijngaard stond. Dit lezen we in Lucas 13:6 – 9. Het feit dat die vijgenboom in een wijngaard is geplant, is al een bijzonder feit. In een wijngaard groeien wijnstokken. Meestal groeien vijgenbomen in het wild. Maar, uiteindelijk gaat het om de vruchten die het opbrengt. Daarom zorgt de wijngaardenier goed voor de vijgenboom. Hij staat op vruchtbare grond, waar hij goede verzorging geniet. Een betere plek is er niet, zou je zeggen. De eigenaar van de wijngaard wil dan ook vruchten vinden. Daarom kijkt hij regelmatig of deze al te vinden zijn. Hij zoekt goed, want hij wil ook de kleinste vruchtjes, verborgen onder de bladeren, vinden.
De Here zoekt ook bij ons of Hij vruchten vindt. Hij heeft ons geplant in zijn wijngaard: de gemeente van Christus. Daar genieten we verzorging: de prediking van Gods Woord, waaraan we ons kunnen laven; zoals een boom het nodige water en grondstoffen opzuigt uit de grond om te kunnen groeien. Beschut binnen de muren van de kerk en niet zomaar in het wild, waar de bomen maar zelf voor voedsel moeten zorgen. De wijngaardeniers zijn de ambtsdragers. Zij zorgen voor de ‘bomen’, zodat ze vrucht zullen dragen. Dat doen ze voor de Eigenaar: de Here. Hij heeft er recht op te genieten van de vruchten. Toch overvraagt Hij ons niet: de slechts kleine vruchtjes ziet Hij niet over het hoofd. Maar dan krijgt die boom wel extra verzorging, zodat hij meer vrucht gaat dragen. Ook jonge gelovigen wil Hij de tijd geven om te groeien. Maar dan moeten ze in de loop van de tijd wel vruchten gaan dragen. In de genoemde gelijkenis lezen we dat de boom na drie jaar nog steeds geen vruchten opleverde. De eigenaar beval de boom om te hakken. De boom nam enkel kostbare grond in beslag. Maar de wijngaardenier wilde het nog een jaar proberen. Hij zou de boom extra verzorgen met extra mest en water. Als hij dan het jaar daarop nog geen vruchten zou voortbrengen zou hij worden omgehakt. Als vruchten na vele jaren geduld nog steeds niet komen, als ook slechts het kleine begin van een oogst uitblijft, dan is er geen plaats voor zo’n boom in de wijngaard; geen plaats voor zo’n christen in Gods rijk.
De meesten van ons groeien van huis uit op in deze ‘wijngaard’. We worden in de huidige kerkelijke omstandigheden volop bewust gemaakt van die wijngaard. God geeft ons die plek om te groeien. De gelovigen zijn daar bij elkaar geplant. Niet zomaar in ruige aarde of in onvruchtbare grond. Zonder de wijngaard, zonder de kerk, ontvangen wij niet wat wij nodig hebben om vrucht te kunnen dragen. Het is daarom heel belangrijk te beseffen wat de betekenis van de kerk is. We kunnen en mogen er niet zonder meer buiten gaan staan. Ook belangrijk is het om te weten, dat de Here verwacht dat wij binnen de kerk vruchten gaan dragen, tot eer van God en ten dienste van onze naaste.Werken of groeien
Onze Eigenaar zoekt vruchten. Welke vruchten dat zijn, lezen we in Galaten en op nog meer andere plaatsen in de Bijbel. In Galaten 5:22 wordt gesproken over de vrucht van de Geest. Deze vrucht is ons misschien wel heel bekend: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
Het zijn geen eigenschappen van een persoon. Zo van: je hebt het of je hebt het niet, of van sommige een beetje. Ook zijn het geen eigen werken die we verkrijgen door goed ons best te doen. Gelovigen dragen die vruchten als vanzelf door de werking van de Heilige Geest. Als je vers 22 in de context van de voorgaande verzen leest, zie je dat het inderdaad geen eigen werken zijn. De apostel Paulus gaat namelijk ook in op de werken van het vlees: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven.
(vers 19-21). Paulus noemt dat ‘werken van het vlees’, terwijl hij het andere rijtje ‘de vrucht van de Geest’ noemt. Die werken worden gedaan met opzet, boos opzet, terwijl het bij de werking van de Geest gaat zoals bij groeien: het gaat vanzelf, het wórdt gewerkt. We moeten ons dan wel door de Geest laten leiden. Het ligt niet aan een onvolkomen werking van de Geest wanneer er geen vruchten komen. Er is ook een opdracht, die luidt: “Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt.” (Mat. 3:8). Dit zei Johannes de Doper tegen de Farizeeën, die zich eerder lieten leiden door de duivel dan door de Geest. Zij moesten zich eerst bekeren, pas dan kon de vrucht groeien.Eén vrucht
Let er in Galaten 5:22 op, dat er niet gesproken wordt over vruchten, in het meervoud, maar vrucht, in het enkelvoud. De onderdelen van deze vrucht zijn zo nauw met elkaar verbonden, dat ze samen één geheel vormen. Ze geven allemaal uitdrukking aan dat grote beginsel van de liefde. Waar Galaten 5 ook in vers 14 over spreekt: Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Deze vrucht komt openbaar in onze verhouding met de naaste. Het komt voort uit een rechte verhouding met God. Zo’n verhouding kan er alleen zijn in oprecht geloof. De vrucht kan dan ook alleen groeien uit het geloof, door de werking van de Heilige Geest. Daarvoor is wedergeboorte nodig. De Dordtse Leerregels spreken hierover in hoofdstuk III/IV, artikel 11: Maar Hij dringt ook door tot in het diepst van de mens met de krachtige werking van diezelfde Geest, die wedergeboorte werkt; Hij opent het gesloten hart, Hij maakt het harde zacht, Hij besnijdt het onbesnedene, Hij vernieuwt de wil: van dood maakt Hij hem levend, van slecht goed, van onwillig gewillig, van weerbarstig gehoorzaam. Hij brengt de wil zover en geeft deze zoveel kracht, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
Gaven
Het gaat de laatste jaren in veel kerkgenootschappen over het werk van de Heilige Geest. ‘Daar moet meer ruimte voor komen in de kerk,’ zegt men dan. En inderdaad: het werk van de Heilige Geest is ook heel belangrijk en mag niet worden belemmerd. Maar in evangelische kringen wordt te vaak gedacht dat het dan dus gaat om de gaven van de Geest. Vooral de goed zichtbare en bijzondere gaven staan daarbij in het middelpunt. Nu is het zo, dat we de gaven die we ontvangen hebben inderdaad ook moeten inzetten in de gemeente van Christus. Maar de gáven van de Geest zijn niet hetzelfde als de vrùcht van de Geest. In 1 Corinthiërs 12 spreekt Paulus die gemeente van Corinthe hierover aan. Zij hadden veel gaven in hun midden. Hij noemt onder andere gaven van profetie, van het onderscheiden van geesten en tongentaal. Maar de gaven dreigden belangrijker te worden dan de versterking van de gemeente. Degenen die geen of weinig gaven ontvangen hadden, waren niet in tel. Vandaar dat het tweede gedeelte van dat hoofdstuk gaat over het samen één lichaam zijn; elk lid telt mee en heeft een plaats ontvangen van God.
Dit hoofdstuk in de Bijbel is geen model van gaven, waaraan gelovigen zouden moeten voldoen. Het is juist een gedeelte waarin iets rechtgezet moet worden. De gemeente moet namelijk beseffen dat de gaven dienen om de vrucht van de Geest in de gemeente te laten groeien. Stel het in die wijngaard eens voor als werktuigen die de wijngaard, de akker van God, bewerken, zodat het meer vruchten oplevert. Wanneer die werktuigen werkeloos in de schuur liggen, heeft geen boom er wat aan. Maar ook wanneer die werktuigen worden bewonderd en van alle kanten bekeken en toegejuicht, zonder dat men weet hoe ermee gewerkt moet worden, heeft het geen nut. Met gaven moet verstandig gewerkt worden. Het doel is de oogst.Liefde
Maar hoe moet er nu met die gaven worden gewerkt? Als we nog even bij Corinthe blijven, zien we in het hoofdstuk erna (13) welke weg er wordt gewezen om met die gaven te werken. De liefde, dat is een ‘weg die nog veel verder omhoog voert.’ Zojuist zagen we de liefde als een onderdeel van de vrucht van de Geest. Ook zagen we dat de liefde het beginsel is van alle onderdelen van deze vrucht. In 1 Corinthiërs 13 wordt de liefde echter niet als gave of vrucht genoemd, maar als ‘weg’. Dat betekent dat de liefde boven alle gaven staat. Men kan beter die weg begaan, dan naar de gaven streven. De liefde is onmisbaar om de gaven goed te gebruiken en om de vrucht te laten groeien. Zonder de liefde? ‘Ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal. Ik ware niets. Het baatte mij niets.’ Onze gaven moeten we in liefde gebruiken. In hoofdstuk 13 herkennen we dan ook al iets van de vrucht van de Geest: lankmoedig, goedertierenheid, blij met de waarheid. De gaven zullen verdwijnen, maar de liefde vergaat nimmermeer. Zo kan de gemeente gaan bloeien en vrucht dragen.Zaaien en oogsten
Als we Galaten er weer bij halen, maar dan even verder lezen in hoofdstuk 6, zien we iets wat logischerwijs volgt op het groeien van vruchten: er kan worden geoogst! Maar er staat allereerst een waarschuwing bij: ‘Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten.’ Hij zal geen verkeerde vruchten aanzien voor de vrucht van de Geest. Door een schijnvertoning of door een bedrieglijke beredenering laat Hij zich niet misleiden. Christus heeft Zelf gezegd in Mattheüs 7:19 dat ‘iedere boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.’ Hij voegt eraan toe: ‘zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen.’ Deze waarschuwing moeten we ons dus goed ter harte nemen. Het voortbrengen van vruchten is maar niet iets wat ons willoos overkomt of niet overkomt. ‘Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.’ (Gal 6:7). God stelt ons er zelf verantwoordelijk voor: want wie op (de akker van) zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op (de akker van) de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten.
Wie dus investeert in zijn vlees, wie zijn gaven gebruikt voor aardse, tijdelijke dingen, wie zichzelf niet dienstbaar stelt in Gods koninkrijk, die ontvangt niet die eeuwige vrucht van zegen. Hij heeft giftige vruchten in zijn hart gekweekt en zal dus ook verderf oogsten. Het vergiftigt zijn eigen leven, levens van anderen en ook zijn eeuwige toekomst wordt eeuwige ondergang. Maar wie in zijn leven zaait op de akker van de Geest, stelt zich in dienst van Gods koninkrijk. Hij investeert in zijn geestelijk leven, leest in Gods Woord, neemt de tijd voor Bijbelstudie en gebed en wandelt in de Geest. Hij zal eeuwig leven oogsten. Niet als iets wat hij om die reden verdiend heeft. Ook dat is een vrucht die de Geest liet groeien en die geoogst mag worden voor het tijdelijk en het eeuwige leven. Wat hangt er veel vanaf!De vrucht van de Geest
Hoe wordt nu de vrucht van de Geest zichtbaar in een mensenleven, in ons leven? De chaos, geschetst in de werken van het vlees (Gal. 5:19), is er niet, maar er is juist harmonie. De liefde zal de boventoon voeren en daarin zullen blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing naar voren komen. Misschien word je nu wel vertwijfeld. Dat kan ik nooit! Ik vecht tegen mijn zonden, mijn dagelijkse gebreken, maar overwinnen doe ik het niet. Hoe kan ik dan al die vruchten laten zien in mijn leven? Maar geef het niet op: ‘Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen.’ (Gal. 6:9). Je moet ook blijven vechten tegen de verleidingen van het vlees, tegen de zonde in je hart en leven. Maar besef dat je dit niet alleen kunt. De Geest moet in je hart werken. Hij werkt het geloof, dat door liefde werkt (Gal. 5:6). En dan komen er vruchten. Verslap niet, maar bid er elke dag om. En dank God als Zijn Geest die vruchten werkt. Door oprecht gelovig te leven, kun je de vruchten laten zien. Dan komt jouw leven tot het doel dat God met je voor heeft. En mag je samen met de gemeente uitzien naar de eeuwige heerlijkheid, waarvan wij al iets mogen lezen in Openbaring 22:2: Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende.
Overvloed van vruchten!