Moeiten
Een gemeente legde zich niet neer bij een classisbesluit, ging in beroep bij de generale synode, werd in het ongelijk gesteld en weigerde vervolgens de uitspraak van de synode te aanvaarden, weigerde ook verder de kerkelijke weg te gaan, maar beriep zich rechtstreeks op o.a. de leden van de kerk, daarmee zichzelf buiten het kerkverband plaatsend .......
Een andere gemeente meende voor deze gemeente te moeten opkomen en deed dat op een zodanige wijze dat de gemeente gescheurd werd .......
In verschillende kerken haakten mensen af, ze onttrokken zich omdat ze het niet eens waren met de gang van zaken of omdat ze weigerden zich te onderwerpen aan tucht .........
En zo is er meer. Denk aan de recente scheuring in de gemeente te Zwolle.
Er werd en wordt veel geroddeld, er werden en worden kwade geruchten verspreid, in en buiten de kerk, door kerkléden, er werd verdeeldheid gezaaid, soms klonk het als “weg met ons, hier is het niet” .......
Wat zou de oorzaak kunnen zijn van de moeiten?
We kunnen wijzen op de les van de kerkgeschiedenis: altijd tijdens en na een reformatie is de satan geweldig in de weer om mensen tegen elkaar op te zetten en het werk van de HERE in de reformatie van zijn kerk teniet te doen. Dat is ons ook voorzegd in de Bijbel en we zijn daartegen gewaarschuwd.
Dat is de grote Bijbelse lijn, de lijn van de heilshistorie: slangenzaad tegen vrouwenzaad. Een strijd die doorgaat tot de Jongste Dag.
Maar daarnaast kunnen we wellicht, tegen de achtergrond van de antithese, ook concrete oorzaken aanwijzen voor het ontstaan van de geschetste moeiten. Om daaruit lering te trekken. Om ons te wapenen tegen nieuwe afval en onchristelijke verdeeldheid. Om wat beter te begrijpen wat de Here van ons vraagt.
Hieronder een poging om een drietal oorzaken van de onenigheid en de afval aan te wijzen.1. Gebrek aan gelovige motivatie
We menen dat in de afgelopen jaren heel duidelijk zichtbaar is geworden dat niet allen die zich hebben vrijgemaakt van de besluiten van Zuidhorn en de GKv daarvoor dezelfde motieven hadden. Velen waren ernstig verontrust over de afval in de GKv. Ze hadden oog voor de breedte en de diepte van de afval. Ze zagen hoe ten diepste het Woord werd losgelaten en hoe waarheid en leugen een erkende plaats naast elkaar kregen. Zij zagen in geloof dat zij in de GKv niet meer gehoorzaam konden zijn aan de HERE en lieten zich gehoorzaam wegroepen.
Maar we moeten ook vaststellen dat dit niet gold voor iedere broeder en zuster die zich heeft vrijgemaakt. Sommigen hadden grote moeite met slechts één of enkele aspecten van de kerkelijke afval. Bijvoorbeeld moeite met de veranderende liturgie. Of met de invoering van nieuwe liederen. Of met een dominee die anders ging preken. Voor hen werd dan de onvrede over één of enkele aspecten van de liturgie of de prediking het motief om zich vrij te maken. Ook kwam het voor dat door sommigen heel sterk “gefocust” werd op één aspect van de leer van de kerk. Dat was dan het één en het al. Alleen op dat punt zocht men zijn gelijk. Soms zelfs éigen gelijk, met minder aandacht voor het recht van de Here. Andere aspecten van de deformatie bleven buiten beeld. Dergelijke broeders en zusters misten toen, zo is gebleken, het gelovig zicht op de breedte en diepte van de deformatie. Dat bleek o.a. bijvoorbeeld uit het feit dat ze over andere onderwerpen geen of weinig kennis hadden. Het bleek soms uit het feit dat ze weigerden om de GKv valse, dat is onwettige kerk te noemen, en ook rustig daar nog naar de kerk konden gaan. Dat menen we ook te mogen afleiden uit het soms ontbreken van schuldbesef en het steeds maar blijven hangen aan wat sommige predikanten en ouderlingen toch wel voor verschrikkelijke dingen deden in hùn GKv-gemeente.
We menen dat het goed is om verschil te maken tussen gelovige verontrusting en ontevredenheid. Ontevredenheid over veranderingen en vernieuwingen is geen goede motivatie voor vrijmaking. Gelovige verontrusting over het verlaten van Gods Woord wel. Dat is zelfs de enige Bijbels verantwoorde motivatie.
“Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist. Let op uzelf, dat gij niet verliest wat wij verricht hebben, maar uw loon ten volle ontvangt.
Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken.” (2 Johannes:7-11).
Daar ging en daar gaat het om, dat is de Bijbelse motivatie voor vrijmaking: zorg, schuldbesef en verdriet omdat in de leer van Christus niet gebleven wordt.
In het kerkelijk leven werd en wordt helaas zichtbaar dat sommige van de broeders en zusters die zich hebben vrijgemaakt op grond van een onvoldoende motivatie zeer gevoelig waren voor nieuwe “ontevreden geluiden”, daarin gemakkelijk meegingen en vaak niet openstonden voor onderwijs en vermaning. Dat er bleef een “omzien naar de vleespotten van Egypte”, een hang naar het grotere getal. Ten diepste werd zichtbaar dat er een onvoldoende tonen van vertrouwen op de HERE was. Een onvoldoende bereid zijn de weg te gaan waarop Hij ons geroepen heeft.
Ook menen we dat hier een verband ligt met het feit dat velen niet inzien dat doorgaande reformatie noodzakelijk is. Kerkelijke afval en wereldgelijkvormigheid doortrekken immers ook het hele leven. Na een reformatie kan Gods volk niet het leventje van voor de reformatie gewoon maar voortzetten. Voortdurende doorgaande reformatie is een belangrijke roeping voor Gods volk. Die roeping niet zien leidt er eveneens toe dat kerkleden soms niet openstaan voor nadere onderwijzing. En dat men zich soms juist stoot aan prediking waarin heel eenvoudig opgeroepen wordt tot gehoorzaamheid aan Gods Woord.2. Gebrek aan wapenrusting
In de afgelopen vijf jaren is ook zichtbaar geworden (in feite was het al vele jaren voor onze vrijmaking zichtbaar) dat het met de geestelijke wapenrusting van velen van ons niet erg goed gesteld is. Met name op het gebied van kennis van Gods Woord, de betekenis van dat Woord voor ons, vandaag, kennis van de belijdenisgeschriften, kennis van de kerkgeschiedenis, kennis van kerkorde en kerkrecht en kennis van het werk van voorgangers uit het verleden, was en is het hier en daar niet best gesteld. En dat gebrek hebben we met ons meegenomen toen we ons vrijmaakten.
“Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden. Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid, de voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes; neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmede gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven; en neemt de helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God.” (Efeziërs 6:13-17).
Gebrek aan kennis leidt tot gebrek aan onderscheidingsvermogen. Zonder goede kennis, niet alleen verstandelijk beredeneerd maar ook met een gelovig hart aanvaard, zijn we niet goed in staat te onderscheiden wat waarheid is en wat leugen. Als we de kennis van Gods Woord en Gods grote werken niet langer tot ons nemen kunnen we ook de gordel van de waarheid, het pantser van de gerechtigheid en het zwaard van het Woord niet goed gebruiken. Decennia lang zijn we in de GKv langzamerhand vergiftigd met verkeerde kennis en met de overtuiging dat kennis eigenlijk helemaal niet zo nodig is. Op catechisatie en op de verenigingen is het armoede geweest. De geestelijke wapenrusting werd ontmanteld.
Dit gebrek aan kennis, gevoegd bij de invloed van de moderne tijd, de opvatting dat je over alles een “eigen” mening mag , ja, moet hebben en de overtuiging dat een ander die mening zonder meer behoort te respecteren, leidde er volgens ons toe dat te snel standpunten werden ingenomen die niet juist en niet houdbaar zijn, maar eenmaal ingenomen toch moeilijk weer los zijn te laten.
Die gebrekkige kennis leidde er ook toe dat sommige broeders en zusters geen goed en gelovig zicht hadden op het kerkvergaderend werk van Christus, op de ambten en op het kerkverband. En dat meerderen de liefde die de HERE van ons vraagt afzetten tégen de ambtelijke roeping om het recht van de HERE te doen; alsof daarin een tegenstelling is en de liefde juist niet moet uitkomen in het houden van àlle geboden van de HERE (2 Johannes : 6). Gods liefde sluit zijn recht niet uit. Juist in de weg van het recht, van Zijn heilig recht, heeft de HERE ons zijn grootste liefdesgave geschonken. Aan Gods gerechtigheid moest voldaan worden om onze verlossing mogelijk te maken. God betoonde zijn ontzaglijke liefde, niet door de zonde te vergeten, maar door Zijn eigen Zoon te laten betalen!
Als we het hebben over recht en liefde mogen we dat nooit uit het oog verliezen. Ook in het kerkelijk leven staan liefde en recht niet tegenover elkaar. Integendeel, vermaning en tucht dienen om zondaren te behouden en de kerk van Christus veilig te bewaren.
Te weinig kennis en een gebrekkige wapenrusting leidden er toe, zo menen we, dat de geesten niet voldoende werden beproefd, dat mensen gemakkelijk meegingen met de waan van de kerkelijke dag en zomaar een wereldse houding aannamen in kerkelijke zaken, ook al zagen ze wel de afval in de GKv en hadden ze in eerste instantie zich wel door reformatie gehoorzaam laten roepen tot de kerk van Christus.3. Gebrek aan anti-revolutionaire houding
Christenen, gelovigen, gereformeerden, horen een anti-revolutionaire houding te tonen in hun leven. Revolutionair, dat is de houding van Kaïn en Lamech, van Nebukadnezar en Herodes. Revolutionair is ten diepste: Ik! Mijn mening! Ik weet zèlf en ik beslis zèlf. Ja, nog dieper: Ik ben mijzelf tot god! Ik ben baas over mijzelf. Gezag van anderen aanvaard ik voorzover en zolang ik dat nuttig acht, voorzover ik dat zelf legitimeer. Revolutionair is de grondhouding, al vele decennia, van een grote meerderheid in onze westerse maatschappij. Die revolutionaire houding heeft het leven volkomen doortrokken.
Anti-revolutionair is: De HERE de eerste en de laatste. Meningen hebben en beslissingen nemen in afhankelijkheid. In diep besef van schuld en genade. De HERE is God. Zijn recht en zijn liefde moeten het leven bepalen.
Ook kerkmensen ontkomen vaak niet aan de invloed van de revolutie, dat is de omkering van alles wat de HERE heeft geboden.
Revolutionair in de kerk is: het gezag van de ambtsdragers negeren, het afgeleide gezag van kerkelijke vergaderingen negeren en ontkennen, trachten op doperse wijze de kerkelijke besluitvorming bij de gemeente te leggen i.p.v. bij de ambtsdragers en de door de kerken ingestelde meerdere vergaderingen.
Revolutionair in de kerk is: tegen wettige besluiten in, zonder geldige Schriftuurlijke en confessionele argumenten vasthouden aan eigen gelijk, en je onttrekken aan het Schriftuurlijke gezag als je dat gelijk niet krijgt.
Anti-revolutionair in de kerk is: bereid zijn je te laten onderwijzen en te buigen voor Gods Woord, te buigen voor de samen afgesproken kerkelijke rechtsregels, besluiten van ambtsdragers en van kerkelijke vergaderingen aanvaarden, ook als dat tegen eigen gevoel in gaat. Ook als ik het er niet mee eens ben. Ook als ik meen dat de “tegenpartij” best wel fouten heeft gemaakt.
We moeten heel helder voor ogen hebben het verschil tussen een wettig besluit en een mening. Kerkelijke vergaderingen nemen wettige besluiten en we hebben afgesproken ze voor vast en bondig te houden tenzij ze in strijd zijn met Gods Woord of de kerkorde. Dan kan ik best hartgrondig van mening zijn dat zulke besluiten verkeerd zijn maar dat maakt ze niet onwettig! In onze kerken, zo menen we, struikelden sommigen juist daarover. En ze vielen, vaak met de beste bedoelingen, daar willen en moeten we van uit gaan, maar tòch, in de valkuil van de revolutie. De revolutie die zegt: als mijn mening een andere is dan die van hen die gezag over mij hebben, dan verwerp ik dat gezag.
“Wat eist God in het vijfde gebod?
Dat ik aan mijn vader en moeder en aan allen die gezag over mij ontvangen hebben, alle eer, liefde en trouw bewijs, mij aan hun goede onderwijzing en tucht met gepaste gehoorzaamheid onderwerp en ook met hun zwakheid en gebreken geduld heb, omdat God ons door hun hand wil regeren.” (Heidelbergse Catechismus Zondag 39).
We menen dat ook gebrek aan anti-revolutionair besef, aan een Bijbelsgehoorzame houding, een gebrek dat “gevoed” wordt door gebrekkige kennis en wereldgelijkvormigheid, zichtbaar is als oorzaak van de moeiten in onze kerken.
Zichtbaar niet alleen in het verwerpen van besluiten zonder voldoende onderbouwing, maar ook in de wijze waarop ambtsdragers en kerkelijke vergaderingen werden benaderd: met gebruik van zeer grote woorden, massieve redeneringen en teksten waarin al vast stond dat de éisende partij gelijk had en alleen nog maar wilde horen dat dit ook zo was, de kerkelijke vergaderingen daarbij geen enkele ruimte gevend voor nuancering, nadere onderwijzing of afwijzing.
Zichtbaar ook in het feit dat sommigen zich afkeerden van de kerk en bereid bleken het voortbestaan van de gemeente en van het kerkverband (voorzover afhankelijk van mensen) op het spel te zetten , echter zònder op te roepen tot reformatie, wat toch het eerste diende te zijn als werkelijk de leer van de Bijbel in geding zou zijn.
Zulk handelen dient de vrede in de kerken niet en is niet liefdevol. Niet gericht op vrede. Vrede, dat is niet afwezigheid van strijd. Dat is niet de “rust” van het gelijk krijgen. Dat is van harte ons toevertrouwen aan Christus, ziende op zijn offer aan het kruis, en daarom en daarin van elkaar heel veel verdragend.Samenvattend
Als oorzaak van de moeiten in de kerken menen we te kunnen aanwijzen een zondige houding, die berust o.a. op een gebrek aan gelovige motivatie voor vrijmaking, gebrek aan kennis en inzicht en onvoldoende zicht op (geloven van) de kerk; en een grote mate van wereldgelijkvormigheid waar het gaat om recht en gelijk krijgen. Het gevolg was en is eigenwilligheid. In tegenstelling tot gelovige onderwerping aan de Schrift.
De oorzaak kan alleen weggenomen worden door bekering. Dat is: terug naar de Schriftuurlijke gehoorzaamheid die de HERE vraagt. Daarmee begint ook ieder herstel van breuken.Bidden en werken
We zijn ons er van bewust dat we in bovenstaande wellicht scherp overkomen. Maar we hebben er niets aan als we moeilijke zaken verhullen en niet bespreken met elkaar. De gebeurtenissen van de afgelopen jaren, waarbij zoveel broeders en zusters toch weer afscheid van ons namen, moeten voor ons ook lessen zijn. Ze mogen en moeten ons leren hoe belangrijk het is om te blijven studeren. Om te blijven werken aan doorgaande reformatie. Ja, om ons allemaal dagelijks te bekeren en te bidden om gelovig inzicht en bewaring bij het Woord. In alles niet vertrouwend op eigen kennis en gevoelens maar alleen ziende op onze Here Christus.