Met dit artikel besluiten we de bespreking van het verschil tussen de cultuur van de kerk en die van de wereld. Tegenover de beweringen van dr. S. Paas die met oog op het ‘winnen’ van de moderne mens bepleitte dat de kerk haar cultuur aanpast aan die van de wereld spreekt de Schrift van de antithese tussen die beide.
De antithese
Ook over de antithese tussen kerk en wereld heeft Schilder heel duidelijk de Schrift doen spreken.
Het Schriftuurlijke begrip van cultuur betekent dat het cultuurwerk dat niet uit het geloof plaats vindt, niet in echte zin cultuur genoemd kan worden.
We zagen al, dat de mensen inderdaad bezig kunnen zijn met de oude scheppingsopdracht om de schepping te ontwikkelen. En ook, dat zij nog steeds door God in zijn weerhouding ervoor bewaard worden, dat de krachten van verderf, die in hun cultuurarbeid liggen, ongeremd doorwerken. Ook heeft God de mensen nog resten gelaten van de paradijsgaven. Daardoor kunnen er van hun kant nieuwe cultuurbijdragen komen. Denk maar aan wat ongelovigen presteren.
Maar deze cultuurbijdragen kunnen niet echt vernieuwend werken. Omdat dit werk zonder Christus verricht wordt en niet op God is gericht, kan het niet zuiver gericht zijn of de stijl van Gods koninkrijk vertonen. Het eerbiedigt zelfs niet eens de natuur. Want de mens is in zijn handelen en werken en in zijn cultuurarbeid pas dàn trouw aan de natuur, als hij in zijn zedelijke leven trouw is aan de Maker van de natuur. Een cultuur, die zich buiten God om handhaven wil, en die op die door haar ingeslagen weg voortgaat, kan de voltooiing van haar programma's en plannen niet bereiken. Zij komt nooit tot eenheid, zij wordt nooit rijp, zij verteerd en verstrooid zichzelf alle eeuwen door. De ongelovige houdt ten onder wat hij behield aan resten van Gods gaven, en daarom komt hij nooit tot één doorgaande stijl.
Kortom: Dat ongelovigen met datzelfde werk bezig zijn is waar. Maar welke motieven zij daarbij ook hebben, je kunt beslist niet zeggen, dat zij bezig zijn om de vrucht van al hun werk neer te leggen voor God en voor Zijn voeten. Zij doen het beslist niet tot de eer van God.
Betekent dat dan, dat al die cultuurarbeid verloren is en vergaan zal in het gericht dat komt? Schilder heeft dat beslist niet beweerd. God laat door het gericht van de jongste dag niets verloren gaan van wat er in Zijn schepping aanwezig is aan cultuurarbeid. Wat in de loop der eeuwen door de mensen gedaan is voor de ontplooiing van Gods schepping blijft bestaan. Die catastrofe zal geen zaad vernielen of wegdoen, maar zuiveren en louteren en schoonbranden. God gebruikte zelfs vijanden van Israël om Zijn werk te doen, en nog steeds is het zo dat hij zelfs de duivelen gebruikt om zijn goede en rechtvaardige werk te doen. Zou Hij dan de vrucht van het werk van ongelovigen niet kunnen gebruiken? Ook het werk van niet-gelovigen zal God zuiveren en bewaren.
De goddeloze mensen worden door God weerhouden om de lust, die in hun hart woont, uit te leven. Zij worden door Hem verhinderd in hun cultuurarbeid zich te buiten te gaan aan hun satanische vijandschap tegen God en tegen Hem te razen.
Om die reden staat het er dan ook zo voor, dat er op het oog zo weinig verschil te zien is tussen cultuurarbeid van wie God dient en van wie God niet dient. Dat is dus een gevolg van de weerhouding door de HEERE. Het betekent ook, dat door Christus' regering de mogelijkheid geschapen wordt, dat gelovigen en ongelovigen in hun samen-zijn in de wereld ook tegelijk bezig zijn aan één onderdeel van de cultuurarbeid; wie God dient en wie God niet dient, werkt tegelijk met en aan zijn schepping. Ze leven met elkaar in de wereld, Christus Zelf houdt hen nog bijeen.
In deze gemengde wereld, waarin we allen leven onder de weerhouding door Christus, is er dus de mogelijkheid om de schepping te ontwikkelen, ook waar zij die daarmee bezig zijn geen mensen van God zijn.
Geen enkele ark werd ooit gebouwd door Noachs familie alleen. Daarbij worden steeds hand- en spandiensten verricht ook door hen, die voor de dood bestemd zijn.De cultuur van de antichrist
We kwamen dus tot de conclusie dat niemand bekwaam is tot echte, blijvende cultuur, tot ontwikkeling van de schepping voor de eeuwigheid, die niet uit God leeft en werkt.
Dat is duidelijk te zien in de afloop van de cultuur van de mensen die niet met God rekenen. Die mondt immers uit in de cultuur van de antichrist.
God laat die antichrist toe zoveel ontdekkingen te doen als nodig zijn voor zijn 'bedrieglijke wonderen'. Hij zal ermee pronken: dat wat in de schepping zit, de grondstoffen die God erin gelegd heeft, opdat de mens die eruit zou halen - het wordt door de antichrist gebruikt en verwerkt in het grootse spel van de uiteindelijk georganiseerde zedeloosheid.
De door God aan de mens gestelde taak van het bebouwen en ontwikkelen van de schepping, en dat tot Gods eer, wordt verworpen. De mens-zonder-God heeft geen doel meer op langere termijn. De mens zwelgt in wat hij vandaag kan genieten, hij misbruikt de schepping voor zichzelf. Dat wat God in de schepping heeft gelegd, het wordt er wel uit gehaald, maar het is enkel en alleen bestemd voor de mens. Het is het carnaval der zedeloosheid, onbeschaamd en God noch mens ontziend. Er is alleen lof van de mens voor de mens, dat betekent: de mens gaat prat op zijn ontdekkingen en zijn cultuur, hij leeft voor zichzelf en heeft zichzelf lief. Van cultuur, zoals God die de mens heeft opgedragen, is geen sprake meer. Deze zal straks alle materiaal en alle toegang tot dat materiaal in handen krijgen. En daarmee zal de christen die toegang ontzegd worden in de laatste grote boycot.
En het zijn alleen de laatste vervolgde christenen, de kerk die heel klein is geworden en ogenschijnlijk verdwenen is, die deze harde werkelijkheid doorzien en erkennen. Maar daarom worden zij ook vervolgd: zij zingen niet mee in het koor van de grote daden van de mens van de laatste dagen; en wie niet meezingt, is als spelbreker gevonnist: dictators kennen geen genade.Vreemdelingschap
Ook over de vreemdelingschap sprak Schilder. Hij heeft beslist niet beweerd, dat alles ten onder zou gaan op de jongste dag. Er zal geen vernietiging komen van wat we op aarde mochten opbouwen in dienst van God, in gehoorzaamheid aan het cultuurgebod. De HEERE bewaart het door het gericht heen. De laatste wereldbrand is zuivering en geen vernietiging.
Er is dan ook geen sprake van een vreemdelingschap ten opzichte van de schepping. Zij is er wel ten aanzien van de zondige wereld.
We spraken hierboven over de gemeenschap van degenen die cultuur beoefenen uit de kracht van de Geest van Christus, en over het bouwen dat de HEERE in het paradijs de mens oplegde, het ontginnen van zijn schepping. Ook zulke zaken zijn ten volle geloofszaken. Als de Belijdenis daarover niets te zeggen zou hebben, dan was ze geen echte Belijdenis van de kerk.
Dit standpunt is het enige Bijbelse standpunt. Dat geloven wij, daar staan wij voor. Daarom aanvaarden wij geheel en al de consequenties van dat Bijbelse standpunt en schrikken wij daar niet voor terug. Wij herhalen dan ook: wij gelóven, dat cultuur niet anders mag zijn dan het 'bouwen', zoals de HEERE dat in het paradijs aan de mens opdroeg. En ook: wij gelóven, dat die cultuurarbeid alleen maar mogelijk is daar, waar de HEERE door zijn Geest mensen uit de dood levend maakt, 'tot alle goed werk volkomen toegerust'. En verder: wij gelóven, dat God hen en hun werk onderling verbindt in een hechte gemeenschap.De blijdschap van de gehoorzame ambtsdienst
Uit het slot van Schilders boek (Christus en cultuur) geven we de volgende diep-gelovige, profetische en daarom zo vertroostende passages door:
Jezus Christus en de cultuur. Nu voor het laatst.
Nu gaat ons hart open en onze mond; onze handen gaan aan het werk en onze voeten haasten zich tot de dienst. En door die dienst aan God en in het volgen van Christus is de christenmens prachtig en gezond. Hij heeft wel geleerd dat hij zelf midden in de dood ligt. Met name wanneer hij aan het Heilig Avondmaal aangaat belijdt hij dat telkens weer. Toch is het nieuwe leven er. Wie in Christus is, die is een nieuwe schepping (2 Kor. 5:17).
Ook is die nieuwe mens heel praktisch geworden in zijn doen en laten en praten. Niet in een onbewuste stemming of alleen maar in een gevoel moeten we de HEERE dienen, maar in het gewone leven van elke dag. God luistert naar ons bidden, maar Hij let ook op ons doen en laten. Hij ziet of wij in ons werken het doel in het oog houden, dat Hij gesteld heeft. Wij moeten ons dan ook altijd weer goed bewust zijn van de roeping in ons leven. Daarom zijn we 'kinderen van de dag' en behoren we niet aan de nacht toe (1 Tess.5: 5v.). Christus kent Zijn soldaten - ze blijven niet stemmig in de nacht bidden, maar ze gaan vervolgens overdag op weg. Hij ziet dan toe, hoe wij de schop hanteren en de hamer en het boek en de naald en het penseel, en wat voor instrumenten er mogen zijn om Gods bevel te gehoorzamen. Gods bevel namelijk, om uit de wereld - óók dus uit onszelf - te halen wat God er in gelegd heeft.
Men vraagt om eschatologische preken, preken die rekening houden met de komst van Christus en die de mensen voorbereiden op die komst. Het is goed dat we daarom vragen. Maar dan ook tegelijk weten, dat we ook eschatologisch moeten werken, dat is: Christus' komst verwachten en er naar toe leven en 'wakker en nuchter zijn' (1 Tess.5:6) - ook in ons naaien en zagen en vliegen en telegraferen . Eschatologische theologie moet beoefend worden. Nog beter is het te zeggen: eschatologische cultuur. Dat betekent in alle cultuurarbeid bezig zijn Christus te verwachten.
Midden in de strijd van elke dag dienen wij God en ontmoeten wij Hem. Niet in een afgezonderd hoekje, een rustig plekje, waar een ziel God ontmoet en zo godsdienstig bezig is, in een apart stuk van ons denken en gevoelen. Maar de hele wereld is nu werkplaats en strijdperk en bouwterrein. Dáár ontmoeten wij onze God. Gods tempel, waar we met de HEERE mogen samenzijn, dat is vandaag de werkplaats, de fabriek, het laboratorium, de studeerkamer, het atelier. Kortom elk terrein, waar de mens van God, tot alle goed werk volkomen toegerust (2 Tim.2:17), Gods schepping ontplooit. Waar hij in Gods tuin de knoppen en de bloemen verzorgt, maar ook het onkruid wiedt. En de woestijn ontgint.
Dat lijkt wel een onbegonnen werk. Dat is inderdaad onze cultuurtaak achter Jezus Christus. Maar Christus zal alle cultuurarbeid tot voltooiing brengen.
We waren telkens weer bezig met die ene stelling, die we uit de Bijbel hebben afgelezen: echte christelijke cultuur is alleen mogelijk daar, waar de HEERE door Zijn Geest mensen vernieuwt. En ook: de HEERE verbindt hen met hun werken in een duurzame en vaste gemeenschap. Die cultuurarbeid wordt dan ook door het Hoofd van de kerk tot haar voltooiing gebracht. Want Hij is het, Die de krachten tot die arbeid in rijke mate uitgedeeld heeft door Zijn Geest.
Daarom mogen we zeggen, dat van al het gehoorde het slotwoord is:
Gezegend mijn verstandige wijkouderling, die goed huisbezoek doet: een cultuur-kracht, al weet hij 't waarschijnlijk zelf niet. Laat ze maar om hem lachen: ze weten niet wat ze doen - die cultuurslampampers van de overkant.