8 Toen kwam het woord des HEREN tot hem:
9 Maak u gereed, ga naar Sarefat, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, Ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen.(...)
15 Daarop ging zij heen en deed, zoals Elia gezegd had, en een tijdlang at zij evenals hij, en haar huis.
16 Het meel in de pot raakte niet op, en de olie in de kruik ontbrak niet, naar het woord des HEREN, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had. (1 Kon.17: 9-16)
De Here heeft aan Elia en ons in 1 Kon.17 duidelijk getoond hoe Hij reageert over het handelen in zijn verbond. Zijn reactie getuigt van verbondsrecht en verbondstrouw. Hij is getrouw in vloek en zegen (Deut. 28). Die vloek en zegen komen hier samen. Want Achab en het volk dat Achab volgt, ondergaan nu Zijn gericht van hitte en droogte. Maar tegelijk toont de Here behoud in Zijn gericht aan Zijn trouwe dienstknecht Elia.
Elia moet van de HERE daarbij leren om geduld te tonen ten aanzien van het beleid van de HERE. Ook moet hij leren hoe afhankelijk hij is van de HERE. Maar tegelijk ervaren hij en de vrouw die hem verzorgt rijke zegen van de HERE, opnieuw door een wonderlijk ingrijpen van de HERE.
Dat hebben we in de vorige overdenkingen bezien.God verkiest vrijmachtig
We zien nu uit deze geschiedenis dat Elia, en wij ook, moet leren dat God souverein, vrijmachtig, is om te verkiezen wie Hij wil. God is niet afhankelijk van de elementen van de natuur, van droogte en hitte. Hij is ook niet afhankelijk van de mens.
De HERE zegt daarvan door de dienst van Paulus in Rom. 9:15,16,18Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig zijn. Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt. (...) Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil.
Paulus schrijft dat in verband over de verkiezing van de heidenen. Daarvan is wat nu gebeurt een voorafschaduwing. Want Israël heeft de Here verworpen. Nu wendt de HERE Zich met Zijn genadige goedheid tot een buitenlandse vrouw. Hij passeert daarbij Zijn eigen volk. Hij gaat daarbij niet naar zo maar een buitenlandse plaats. Maar naar een plaats die hoort bij het centrum van het goddeloze heidendom. Een plaats bij Sidon, de hoofdstad van Fenicië, de stad waar Izebel vandaan komt. Waar de afgodsdienst tot hoogtepunt is gekomen. Die op één lijn staat met Egypte, Sodom en Babel. Naar Sarfat dat hoort bij Sidon, zend de HERE zijn ambtsdrager Elia. Naar de weduwe die daar woont. God gaat daarbij voorbij aan Zijn eigen volk, omdat het Hem is voorbij gegaan.
Het is Zijn keuze, maar wel in verband met het verbreken van de trouw door Israël. De HERE was helemaal niet gedwongen om juist deze vrouw op te zoeken. Ook in Israël waren toch weduwen genoeg. Misschien wel onder de 7000 getrouwen. Maar al deze weduwen worden door God gepasseerd, vanwege het algemene ongeloof. Hij gaat met zijn wonderlijke beloften en zegeningen naar een heidense weduwe.
Hij gebiedt deze vrouw om dienstbaar te zijn aan de voortgang van Gods rijk. En maakt Zich daarbij aan haar bekend, als "de God van Israël", vers 14, tot beschaming van Israël, Zijn ontrouwe volk.Alleen gehoorzamen
God deed dat door aan deze vrouw nu rijke beloften van redding aan te bieden. Zó maakte God deze vrouw gewillig en bereid, om Hem gehoorzaam te zijn. Om in geloof Zijn beloften aan te nemen, die inhielden dat de God van Israël voor haar zou zorgen. Zo is deze vrouw al een type, een voorafschaduwing van het heil dat tot de heidenen zou gaan, als Israël Gods heil in Jezus Christus zou afwijzen. Als ze de Here Jezus als haar Verlosser zou verwerpen. Dat zien we beginnen in het leven van onze Heiland op het moment, dat Hij wordt verworpen in zijn eigen woonplaats Nazareth. Wanneer Hij Zich daar bekend maakt als de grote Profeet en Leraar, die Gods beloften komt vervullen. Dan blijkt dat ze Hem daar niet willen, dat ze Zijn Woord niet willen aannemen. Juist dan haalt de Here déze geschiedenis van Elia naar voren om zijn volk te onderwijzen en ernstig te waarschuwen (Luc. 4: 24-26).Voorwaar, Ik zeg u, geen profeet is aangenaam in zijn vaderstad. Doch Ik zeg u naar waarheid, er waren vele weduwen in de dagen van Elia in Israël, toen de hemel drie jaren en zes maanden lang gesloten bleef en er grote hongersnood was over het gehele land, en tot geen van haar werd Elia gezonden, doch wel naar Sarepta, bij Sidon, tot een vrouw, die weduwe was.
God toont in dit alles aan Elia, Zijn volk, en de vrouw uit de heidenen, tegelijk Zijn onveranderlijke verbondstrouw èn Zijn vrijmachtig welbehagen. Hij doet dat door tot uitvoering te brengen Zijn verbondswraak aan hen die hoogmoedig en ontrouw zijn, èn Zijn verbondszegen aan hen die ootmoedig geloven. Hij toont daarbij de genade van Zijn Woord aan wie Hij wil. Daar heeft Hij Zijn volk niet voor nodig.
Dat moet Elia rust geven. Als hij in dienst van deze God mag werken, dan mag hij zich in alles van Hem afhankelijk weten. Dan hoeft hij ook alleen maar te gehoorzamen. Niet Elia, maar de HERE zorgt ervoor dat alles naar Zijn raadsplan verloopt. Niet het volk kan God daarin belemmeren als het de tegenstander, de satan wil dienen. Ook het volk kan Gods Woord niet uitschakelen. Daar zorgt God Zelf voor door Zijn goddelijke almacht.
Voor ons als kerk van deze dagen mag dat rust geven, nu het Woord van God naar de rand van de samenleving is verdrongen. Nu de dienaren van het Woord tot een minimum zijn beperkt. We weten het ook nu: God gaat voort! Hij zorgt daarvoor in alles. Het enige wat wij hoeven te doen is Zijn roeping volgen. Dat moesten de raven, dat moest de vrouw van Sarfath, dat moest Elia doen.
De Here Jezus Christus is ook hierin, als de meerdere van Elia, volkomen gehoorzaam geweest. Hij was dat in dienst van God zijn Vader tot in de dood van het kruis. Hij ging alleen verder, verstoten door Zijn volk. Hij werd vervolgens verstoken van alles wat God op aarde wil schenken. Maar Hij heeft Zijn roeping als ambtsdrager volledig vervuld. In alles zijn Vader vasthoudend, zelfs toen Deze Hem verliet aan het kruis, toen Hij uitriep: “Mijn God, Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten”, opdat wij nooit meer door God verlaten zouden zijn.
Zo mogen wij nu weten bij onze roeping: God is ons nabij. Hij zorgt voor ons wat er ook gebeurt. Als wij maar trouw mogen blijven door vast te houden aan Zijn beloften en Hem te gehoorzamen.