De HERE bepaalt de taak van Zijn dienstknechten - Elia 4


    Daarna kwam het woord des HEREN tot hem: Ga vanhier, wend u oostwaarts en verberg u bij de beek Krit, die in de Jordaan uitmondt. Gij kunt uit de beek drinken, en Ik heb de raven geboden u daar van spijzen te voorzien. Daarop ging hij heen en deed naar het Woord des HEREN; (1 Kon. 17: 2-5).


Dit is de vierde aflevering van overdenkingen n.a.v. 1 Kon. over het optreden van de profeet Elia (zie jg. 3 nr. 42, 43 en jg. 4 nr. 1).

Elia's dienst


Toen Elia zijn gebed uitsprak richting Achab om de vloek over het Tienstammenrijk af te roepen, toonde hij zich daarin een rechtvaardige, die zich in dienst van de HERE wilde stellen. Hij zag dat Gods recht op Zijn volk met handen en voeten was geschonden door de invoering van de Baäldienst en door de verloochening van Jahwe als God van Israel. Hij oordeelde dat bij zoveel afval na eindeloze waarschuwingen van de kant van Gods profeten de tijd voor Gods oordeel was aangebroken.
Mocht Elia dat zeggen? Ja, want hij wilde niet anders dan Gods Woord op zijn lippen nemen. Gods verbondswoorden, die inhielden Zijn verbondswraak bij de invoering van de afgodendienst door Zijn verbondskinderen. Het was een bliksemend optreden geweest. Plotseling had Elia daar gestaan met zijn vernietigend oordeel. Hij legitimeerde dat met een eed op Jahwe. En vervolgens kwam zijn verwoestende woord:
    Zo waar de HERE, de God van Israel leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord (17:1).

De aangekondigde en afgebeden vloek zou zijn grote uitwerking krijgen op de opbrengst van het land. Honger en dorst zouden het gevolg zijn van verzengende hitte. Er zou geen verkoeling zijn. Het zou helse kwelling worden voor velen.

Elia's gebed verhoord


Dit gebed van Elia werd verhoord door God (17:7). Elia had naar Gods hart gesproken. Er werd daarom door de HERE hemelse kracht aan verleend. Elia had als het ware vuur uit de hemel gebeden. God toonde in de vervulling van het woord dat Elia namens Hem spreekt, zich hier de Almachtige aan Zijn volk en aan Achab. Ze hebben de vruchtbaarheid, de welvaart, en de genietingen van het land en het leven niet uit Zijn hand willen ontvangen. Ze hebben Hèm er niet om willen danken. Ze hebben zich op hun eigen handen of het maaksel van hun handen willen beroemen. En hun eigen goden uitgekozen, terwille van hun aardse geluk. En zo hadden ze versmaad hun VerbondsGod, veracht Zijn liefde, verloochend Zijn bescherming en trouw. In één klap heeft God dat alles hun nu duidelijk gemaakt. Dat Hij alles in handen heeft, dat Hij de gever is van dauw, van vroege en late regen, van de vruchtbaarheid en de opbrengst van het land. En dat Zijn toorn nu betekent dat Hij ze dat alles niet meer zal geven. Alle verzuchtingen en smeekgebeden van volk, priesters en koning zouden niets baten.
Alléén bij oprechte bekering, zou het verlossende woord van Gods profeet verandering in de situatie kunnen aanbrengen. "Tenzij op mijn woord", had Elia erbij gezegd. Dat was de enige voorwaarde, dat de situatie nog ten goede kon keren. Dat Woord dwong tot een keuze: Jahwe of Baäl. Dat zou een radicale keuze vragen, want met minder zou de HEERE geen genoegen nemen. Dat had Zijn Woord duidelijk genoeg aangegeven. Geen twee heren zouden gediend kunnen worden. De HERE wilde door het woord van Elia Zijn Woord spreken bij het teken van Zijn wraak. Zodat het volk weer wist: Jahwe is, die Hij was. Hij is de Heilige die heiligheid vraagt. Hij is getrouw aan Zijn woord. Hij heeft Zijn woord gesproken. Een woord van vloek en wraak. Maar juist omdat Hij ook Zijn woord heeft gesproken, is de HERE nog genadig geweest. Want dat Woord verklaart het teken, waardoor Woord en teken nu samenwerken, om het hart van Zijn volk te bewerken tot een reactie. Dat Woord zal nooit ledig terugkeren. Elia’s woord werd Gods Woord, gesproken in Zijn dienst. Want Elia sloot zich aan bij Gods Woord en bracht dat voor de Koning.
De uitwerking van Elia’s woorden was de onderstreping dat het Gòds Woorden waren. Het woord werd vervuld, direct, ogenblikkelijk. Er kon niet meer aan ontsnapt worden, want alles in het land zou nu liggen onder de uitwerking van dat woord. Droogte en voedselschaarste en ontwrichting van de economie, nood onder het volk, het zou allemaal als een onvermijdelijk en onverbiddelijk teken van Gods gericht gevoeld en beleefd worden. Dag aan dag. Onafgebroken, als er geen bekering zou volgen.

Elia weggeroepen


Maar, nu is het bijzondere dat Elia nauwelijks deze zwaargeladen woorden tot Achab had gesproken of Hij werd door de HERE wèggeroepen. Nu sprak de HERE tot hem. Maar niet om in zijn profetisch optreden het volk verder te kunnen toespreken. Om het volk verder te bewegen tot bekering. Of om verder op Achab in te spreken. Nu de HERE Elia voor het eerst - voorzover wij dat kunnen nagaan in Gods Woord - rechtstreeks aanspreekt, nu wordt hem het verder spreken ontzegd. Zijn profetische taak is geëindigd met zijn vloekbede, en daar moet hij het voorlopig bij laten. Hij moet weg. Weg bij het hof, maar ook weg bij het volk. Hij moest naar een schuilplaats. Daar zou hij veilig zijn voor hen die hem misschien kwaad zouden doen. Maar hij moest vooral weg als profeet. Weg van zijn volk. Het woord dat had geklonken, zou moeten verstommen.
Waarschijnlijk is de opdracht van de Here moeilijk te aanvaarden geweest voor Elia die zich zojuist zo heldhaftig heeft getoond in zijn optreden voor Achab. Als de Here met hem was, wat had hij dan te deren? De Here was toch machtig genoeg om hem te beschermen. Hij had nog zoveel goeds kunnen doen. Hij had het volk kunnen oproepen, hij had Achab en de
Baälpriesters kunnen vermanen. Maar nu loopt dat heel anders. Op bevel van de HEERE moet hij zich terugtrekken. Voor lange tijd zou hij Gods Woord niet meer kunnen brengen. Ja, mèt Elia zou de openbaring van Gods Woord worden verborgen. Daarmee zou de Here ook Zijn aangezicht voor Zijn volk verbergen. Want Hij sprak door Zijn profeten, Zijn ambtsdragers.
Voor Elia was dit waarschijnlijk een moeilijke weg, ook al weet Hij dat de Here het zo wil. Het ging in tegen zijn geloof en ervaring dat de rechtvaardige bergen kan verzetten. Nu moest hij zich terugtrekken. Het liep anders dan hij gedacht had, maar het was de weg die de Here wilde gaan met hem en met Zijn volk. Dat moest hij aanvaarden, en in geloof deed hij dat ook. De Here zou hem in zijn schuilplaats voorzien van het nodige. Zo zou hij daar als ambtsdrager de gevolgen van de vloek die over heel Israël kwam kunnen dragen.

Elia gehoorzaamt


Elia ging direct heen en deed naar het Woord des Heren. Hij ging verblijf houden bij de beek Krit die in de Jordaan uitkomt. Hij toonde zich een gehoorzaam dienstknecht van God, die luistert naar Zijn God en doet naar zijn Woord.
En zo zou het volk in vertwijfeling achterblijven. De profeet die had gesproken dat de droogte ook kan ophouden, maar alleen op zijn woord, die profeet was nu weg uit hun midden. Kon dus dat Woord ook niet nader tot hen spreken.
En zo werd steeds duidelijker dat inderdaad de vloek jarenlang zou blijven rusten op het land. De Here zorgde zo in Zijn ondoorgrondelijk bestel voor een situatie waardoor koning en volk alleen nog werden geconfronteerd met het teken van de vloek en de woorden van de vloek.
Die laatste woorden van Elia zouden blíjven werken, ten goede of ten kwade.
Gods volk zou tot bekering moeten komen, maar ook moeten wachten op de HERE die leven en dood in Zijn hand heeft. Gods volk zou weer de afhankelijkheid aan Hem moeten zien als voorwaarde voor het leven. Gods volk zou de HERE weer als haar Verbondsgod, als haar Man en Maker moeten aanvaarden en liefhebben, dan pas zou er weer echt leven mogelijk zijn. Ook op aarde. En Elia als ambtsdrager van God zou ook moeten leren, dat hij als dienstknecht afhankelijk is van zijn zender. Hij zou moeten aanvaarden welke mogelijkheden de HEERE hem zal geven op Zijn tijd. De Here die wonderen werkt, werkt deze ook op Zijn tijd en op Zijn wijze.

Wanneer de Here roept tot Zijn dienst wil Hij gehoorzaamheid en afhankelijkheid zien.
Dat wil Hij door Zijn Woord ook léren aan Zijn dienstknechten. Dit moet hen ervoor behoeden dat zij denken dat het om hèn draait, zodat ze hoogmoedig zouden worden. Ook wij zijn zomaar teleurgesteld als de dingen anders lopen dan wij in ons hoofd hebben m.b.t. het werk van de Here, met Zijn kerk, met de ontwikkelingen in de wereld.
Wij moeten uit Gods Woord leren ons alleen te richten op de geopenbaarde wil van de HERE, Zijn wetten, Zijn geboden. En tegelijk moeten we ook aanvaarden hoe Hij ons Zijn verborgen wil doet ervaren in ons leven. Zijn leiding aannemen.
Voor beide zaken is gehoorzaamheid nodig, en moeten we ons afhankelijk weten van onze HEERE. Als we zo leven, dan mogen we ook weten dat we alles van de HERE ontvangen zullen, wat we nodig hebben voor Zijn dienst. Zo zoeken we eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en ontvangen vervolgens alles wat daarvoor nodig is. Zo leven we werkelijk ootmoedig uit Gods hand, in vertrouwelijke omgang. Dat bewaart ons voor hoogmoed èn voor moedeloosheid.