Met deze maand zijn we aan een nieuw kalenderjaar begonnen. Dat is een feit dat om enige bezinning vraagt. We gaan na wat we het afgelopen jaar allemaal hebben meegemaakt en mochten doen. Dat is een bezinning waard. 365 dagen lang in leven gebleven. Achteraf bekeken is het wellicht vlug gegaan. En nu naar voren kijken: 365 hele dagen voor de boeg. Dat is best wel veel. Maar, als we er over een jaar weer achter mogen staan, zeggen we misschien wel weer tegen elkaar: dat ging eigenlijk best wel vlug. Misschien wel iets sneller nog dan het jaar ervoor.
We beleven het ieder op onze eigen manier en op onze eigen plaats. We zijn bezig met ons werk en onze opleiding, levend in de wereld en de kerk.
We zijn lid van de kerk omdat we geloven in het verzoenend lijden en sterven van Jezus Christus. Hij vraagt van ons een waar geloof en eenheid met allen die Hem liefhebben.
De kerk, ja dat is heerlijk om daar lid van te zijn, maar daar is wel heel wat aan de hand. Elke dag weer. Er is beweging in de kerk. En dan kan zo gauw de vraag opkomen, of we daar nu echt wel goed zitten. Kunnen we er zeker van zijn dat we daar het Woord van God kunnen vast houden?
Hierover is nagedacht door onze jongeren tijdens de bijeenkomst Goed Begin op 2 januari, onder het thema: De kerk in de praktijk.
We stonden stil bij wat nu eigenlijk de kerk is, met welke mensen we te maken krijgen, hoe het komt dat er zo vaak onenigheid is in de kerk, hoe we kunnen omgaan met aanvallen van buiten de kerken en ook van binnen de kerken, wat onze zekerheid is en wat onze toekomst is.
Daarvan maken we u graag deelgenoot door u, de nagenoeg ongewijzigde, inleiding te geven. Vanwege het spanningsveld tussen de lengte van een inleiding voor onze jongeren en de beschikbare ruimte in De Bazuin publiceren we de inleiding in twee gedeelten. Vandaag het eerste deel. De kerk
Wat is nu eigenlijk de kerk?
De kerk. Ja, dat is een heilige vergadering van de ware gelovigen (NGB art.27).
De kerk, is een vergadering, dat is een verzameling van mensen die bij elkaar samen wonen. Dat is een gemeente (1 Thessalonicenzen1:1). Een gemeente is een zichzelf besturend, zelfstandig onderdeel van een staat of van een koninkrijk.
Wie geeft leiding aan die gemeente?
Dat is degene die aan het hoofd staat. En dat is Christus zelf. Want Christus is het Hoofd van zijn gemeente; Hij is het die zijn lichaam in stand houdt (Efeze 5:23). Hier hebben we nog een beeld van de kerk. De kerk is namelijk ook een lichaam, en wel het lichaam van Christus (Colossenzen 1:24) en de afzonderlijke gelovigen zijn daarvan de leden. Iedere gelovige is één deel van het lichaam van Christus (1 Corinthe 12:27).
Dat is wel heel bijzonder. Want dat betekent dat elke gelovige rechtstreeks door Christus bestuurd wordt. Dat moet ook wel, want welk schepsel zou in staat kunnen zijn zoveel mensen tegelijkertijd te kunnen aansturen? Daar is goddelijke macht voor nodig. De Zoon van God bestuurt zijn gemeenteleden door Zijn Geest en Woord in eenheid van het ware geloof. Daar gaat het om. De kerk blijft bij elkaar omdat de gelovigen zich laten leiden door het ware geloof. Door dat geloof weten de gelovigen zeker dat alles wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft betrouwbaar is. Daar vertrouwen zij op, vast en zeker. Door deze werking van Geest en Woord in de gelovigen blijven ze elkaar opzoeken en willen ze ook bij elkaar blijven. Samen optrekken. Ze willen samen een eenheid vormen omdat ze samen een eenheid zijn. Hoewel er onderling zeer veel verschillen zijn. Immers in een lichaam is een grote diversiteit aan lichaamsdelen. Een bloedvat is niet gelijk aan een nagel. Een lever is heel wat anders dan een ellepijp. Een talgklier is onvergelijkbaar met maagsappen. En toch: ze horen bij elkaar, ze vormen samen één lichaam. Ze hebben elkaar nodig. Het ene lichaamsdeel kan niet voor honderd procent goed functioneren zonder het andere lichaamsdeel.
Dat is nu de kerk. Een prachtige schepping. Elk lid heeft een eigen specifieke functie. Niemand is overbodig. Allen moeten meewerken. Iedereen staat onder goddelijke leiding. Dat moet goed gaan.
Dat lichaam blijft bestaan. Dat kan niet anders. Het is van God Zelf.De mensen
Dat klinkt mooi. Maar met wat voor mensen krijgen we te maken?
We zijn geneigd om deze vraag met één antwoord te beantwoorden, namelijk: zondaren. Maar dan doen we aan de werkelijkheid tekort. Want er wonen al heel veel broeders en zusters van ons in de hemel.
Ons aanvankelijke antwoord is wel begrijpelijk. Want we leven in een zondige wereld en we maken momenteel alleen maar zondige mensen mee. We ervaren het elke dag. Er gaat zoveel anders dan we willen. Er gaat zelfs veel verkeerd.
We weten de oorzaak. Dat komt door de val in zonde van de mens. Toen de mens zichzelf wilde gaan besturen, toen ging het verkeerd. Sinds die tijd, daar in het paradijs, is de zonde ons aangeboren. De mislukking zit in onze genen. Zelfs zo diep dat we, naar onze aard, erop uit zijn om God en onze naasten te haten (HC2, v+a5).
En dan komt de vraag op of het nu echt zo erg met ons gesteld is, dat we helemaal ongeschikt zijn om iets goeds te doen en alleen maar erop uit zijn om verkeerde dingen te doen. Daarop moet ons antwoord zijn: ja, dat is zo, en dat kan alleen maar veranderen als we door de Geest van God opnieuw geboren worden (HC3, v+a 8).
Kijk, dat opent perspectief. Want de Geest wil het geloof in mijn hart werken, zonder enige verdienste van mijn kant. En door dat geloof gaan we wèl deel uitmaken van het lichaam van Christus. De gemeente.
Dat geeft moed aan de zondaar. Want de zondaar gaat nu strijden om trouw te blijven aan zijn Hoofd, dat is de Christus. Hij gaat strijden, als hij aangevallen wordt doordat verkeerde gedachten in zijn hoofd opkomen. Bijvoorbeeld, als hij gaat twijfelen aan het nut van de doop; of als hij het niet meer echt nodig vindt om belijdenis te doen, omdat het er toch maar om gaat of je gelooft of niet. Strijden om trouw te blijven kan ook nodig zijn als je beheerst dreigt te gaan worden door verkeerde trekken in je karakter. Zoals graag op de voorgrond willen treden. Dat is een eigenschap die gevaarlijk kan worden. Want dan bestaat de kans op hoogmoed, dat is jezelf verheffen. Alleen omdat je jezelf beter vindt dan elke andere. Dat was de eerste zonde. Het heft in eigen hand nemen. De Bijbel geeft hier concreet richting aan onze strijd tegen karakterfouten door te openbaren dat de HERE hoogmoed verafschuwt (Amos 6:8). Daar kan geen zegen op rusten, want na de hoogmoed komt de val (Spreuken 16:18). En dit is lang niet het enige. We hebben ook op te passen voor losbandigheid, ruzie zoeken, jaloezie, partijschappen, drankmisbruik (Galaten 5:19,20).
Alert blijven is de boodschap. We hebben te strijden om de waarheid te behouden. En die strijd om behoud van de waarheid begint bij onszelf. In ons eigen hart en in onze eigen gedachten.Onenigheid en eenheid
Hoe komt het nu dat er zoveel onenigheid is in de kerk?
De duivel zal proberen om ons van Christus af te trekken. Daarvoor heeft hij een veel toegepast middel. En dat is de leugen. De duivel zal proberen om een onjuiste gedachte in je te laten opkomen waarover je gaat nadenken. En daarna zal hij proberen om je zover te krijgen dat je de daad bij je gedachte voegt. Net zoals dat bij Adam en Eva het geval was. Eerst de verkeerde gedachte en dan de verkeerde daad. De leugen heeft als doel om te misleiden. Mis-leiden, dat is verkeerd leiden. Dat is weg-leiden bij Christus, dat is weg-lopen van de eeuwige heerlijkheid.
En dat komt ook in de kerk voor. In het Oude Testament zien we priesters bij de kalverdienst in Bethel. In het Nieuwe Testament zijn Hymeneüs en Filetus voorbeelden van mensen die uit het spoor van de waarheid zijn geraakt (2 Timotheüs 2:17,18). Het blijft opletten in de kerk.
Dat bleek ook bij de kruisiging van de Here Jezus. De omstanders waren hoofdzakelijk kerkmensen. Zelfs de kerkleiding was erbij: overpriesters, schriftgeleerden en oudsten (Mattheüs 27:41). Lastertaal en spot kreeg de Here Jezus te horen. Laster en spot, dat is de aanval op de persoon om te tergen om in actie te komen. Laster en spot om de Christus te bewegen van het kruis af te komen. Maar dat deed Hij niet. Hij weerstond de verleiding. Hij hield vol. Hij bleef trouw aan het woord van Zijn God.
De hoofdman zag dat de mens Jezus rechtvaardig was (Lucas 23:47).
De Bijbel leert ons dat een discipel niet staat boven zijn meester, of een slaaf boven zijn heer (Mattheüs 10:24, Johannes 15:20). We zijn gewaarschuwd. Christenen moeten erop rekenen dat zij zullen lijden en dat ze dat lijden moeten verdragen. Dat brengt de duivel tot razernij. Het zal zijn aanvallen verhevigen. Want hij wil de gelovigen tot afval brengen. En zal geen middel schuwen om dat te bereiken. En hij kent de zwakke plek van iedereen. Daar zal de aanval op de standvastigheid van het geloof het hevigste zijn.
Dat weet onze Here ook wel. De Bijbel zegt ons mede daarom dat we ons best moeten doen om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede (Efeze 4:3). Daarmee wijst de Here ons aan, om acht te geven op elkaar en om elkaar te helpen bij het bewaren van de geestelijke eenheid in een toestand van rust en acceptatie.
Het is dringend nodig om gezamenlijk elkaar bij te staan in het vasthouden van de waarheid. Want er komen bedreigingen van buiten en van binnen. Een voorbeeld daarvan is de gemeente van Pergamum (Openbaring 2:12-17). Deze plaatselijke kerk had last van aanvallen van buiten. De leer van Bileam. Dat houdt de verleiding in om met de wereld mee te doen. Dat lijkt heel aantrekkelijk. Heerlijke maaltijden, mooie muziek, knappe mannen, knappe vrouwen. En deze gemeente had ook last van aanvallen van binnenuit. De leer van de Nikolaïeten, dat is denken dat je sterk staat door het geloof en dus de verleiding wel kunt weerstaan. Dat is vertrouwen op eigen kracht en dat maakt een mens nu juist vatbaar om aan dwaling en afgoderij toe te geven.Gevaren van buiten
Vandaag is het niet anders dan in de tijd van de zoëven genoemde voorbeelden.
Wij leven in een wereld die hoe langer hoe meer zich verwijdert van de enige ware God. De invloeden van een samenleving die zonder het Woord van de Here wil leven, nemen toe.
Op ons komt af een geest van individualisme. Zelf uitmaken wat goed is of wat kwaad is. Zelfverheffing. Vertrouwen op eigen inzicht.
Dat lijkt prachtig. Dat vond Judas ook. Hij ging rekenen. Het gevolg was echter fataal.
Maar individualisme gekoppeld aan materiële welvaart doet gauw de ogen dicht. Bijvoorbeeld voor het gevaar van de islam. Dat is een godsdienst die vertrouwen stelt op een verre en onbewogen god en toelaat dat met geweld de eigen wil gerealiseerd wordt. Een eigen wil die uit is op eigen voordeel, al dan niet ten koste van een ander. Waarom zou een individualist zich zorgen maken over het welzijn van een ander, zolang het hem zelf goed gaat?
Of wat te denken van het boeddhisme? Afstand nemen van jezelf. Uitstijgen boven jezelf, in hoger sferen geraken en onaantastbaar worden voor verdriet. Dat lijkt aantrekkelijk in een wereld waar zoveel persoonlijk leed is, mede dankzij zoveel verbroken relaties.
De wereld trekt. Het heft in eigen hand nemen, dat lokt velen aan.
Dat heeft de apostel Paulus ook ervaren, hij schrijft het aan Timotheüs: Demas heeft mij verlaten uit liefde voor de tegenwoordige wereld (2 Timotheüs 4:10).
Vandaar dat de Bijbel elders zegt: Wie meent te staan zie toe, dat hij niet valle (1 Corinthe 10:12).Gevaren in het verleden
Binnen de kerk zit de duivel ook niet stil. Reken er maar op dat hij daar aan het werk is. En ook hier is zijn wapen de leugen. Hij is een meester in het hanteren van de leugen. Hij is er de uitvinder van (Johannes 8:44).
Binnen de kerk gedraagt hij zich met schijn van vroomheid. Hij vermomt zich. Hij doet zich voor als een engel des lichts (2 Corinthe 11:14). Dat betekent dat hij zich voordoet als een boodschapper van het goddelijk Woord. Heel kras bleek dat bij de verzoeking in de woestijn. Hij probeerde de Here Jezus tot zonde te brengen door Hem te verleiden om van het tempeldak te springen. Met het oog daarop citeerde de duivel een Bijbeltekst, Psalm 91:11-12, waar staat: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot (Mattheüs 4:6).
Zo ging het ook bij de Vrijmaking van 1944.
Met een beroep op veel Bijbelplaatsen werd door de Generale Synode het kerkvolk bijgebracht dat er twee soorten doop zouden zijn. Alsof het mogelijk zou zijn dat onze God zijn kinderen in het onzekere zou laten omtrent de echtheid van zijn belofte. Onze God, wiens Naam is HERE, Hij doet wat Hij belooft.
Zo ging het ook in 1967.
Toen werd in twijfel getrokken of de Gereformeerde Kerken wel de ware kerken waren, op wereldniveau. Alweer onzekerheid zaaien. In twijfel trekken of je bij de zuivere bediening van het Woord wel op de goede plaats bent. Dat is regelrecht in tegenspraak met ons belijden in artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (Galaten 1:8, 1 Timotheüs 3:15).
Zo ging het ook in 2003 en 2004.
Opnieuw aanvallen van binnenuit die ons wilden doen geloven dat de geboden van de Here niet zo behoeven te worden nageleefd als de Here Zelf zegt. Het is wel bekend: het vierde gebod zou in onze tijd een andere inhoud mogen hebben dan ten tijde van het Oude Testament. En ook het zevende gebod zou niet zo strikt opgevat behoeven te worden als de Here ons geleerd heeft, want, alweer, we leven in een andere tijd.
En zo gaat het verder.
En telkens blijkt weer de actualiteit van de waarschuwing tegen valse profeten. In het Oude Testament klonk de waarschuwing tegen de priesters die de wet van de HERE geweld aandoen en Zijn heilige dingen ontwijden, en werd van de overpriesters gezegd dat zij roofgierige wolven zijn, die bloed vergieten en mensen in het verderf storten om zichzelf te bevoordelen (Ezechiël 22:26,27). In het Nieuwe Testament waarschuwt Christus Zelf ons voor valse profeten, die in schapevacht tot ons komen, maar van binnen roofgierige wolven zijn (Mattheüs 7:15). We zijn gewaarschuwd. Het komt voor dat leidinggevenden in de kerk een verkeerde weg wijzen. Daarom worden we opgeroepen om altijd weer de Schriften na te gaan om de geesten te beproeven of zij uit God zijn, want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan (1 Johannes 4:1).
Volgende week hopen we u te dienen met het tweede deel.