Bij de jaarwisseling mogen wij in dankbaarheid terugzien op alle gaven en krachten ontvangen van de HERE. Hij gaf ons Zijn zegeningen op het gebied van ons geloofsleven, de kerk, en ons alledaagse levensonderhoud. Reden voor grote dankbaarheid aan Hem, onze Schepper en Verlosser in de Here Jezus Christus. Toch is er een mengeling van blijdschap en verdriet. Want ook verdrietige zaken deelde de HERE ons toe met Zijn Vaderhand. We denken bijvoorbeeld aan het verdriet in de gezinnen bij uiteengaan in geloof of kerk. En aan de moeiten rond de eenheid met verontruste broeders en zusters, met zelfs diepinsnijdende kerkelijke verwikkelingen in Zwolle. De vraag kan dan zelfs ontstaan: HERE, hoe moet het verder? We mogen daarvoor het antwoord krijgen in het boek Habakuk
Habakuk
Habakuk was profeet van de HERE toen ook Jeremia in Juda zijn werk deed. De tijd van koning Jojakim. Het tienstammenrijk was al in ballingschap. Het tweestammenrijk leefde in de dreiging van de komst van Nebukadnezar, koning van de Chaldeeën, de Babyloniërs. Jeruzalem was nog niet verwoest, maar het gevaar van overmeestering door dat veel machtiger volk was zeker reëel. Habakuk is verbijsterd over wat er gaande is in Juda, Gods overgebleven verbondsvolk. De eerste reden voor zijn klagen is de verbondsverlating van de HERE, de Verbondsgod. De tweede reden is de straf, de verbondswraak die er gekomen is over die verbondsverlating. Die straf wordt uitgevoerd door een meedogenloos en goddeloos volk, door de Chaldeeën, die als ze hun gang kunnen gaan, niets overlaten van de kerk. Dat alles verontrust de profeet zo, dat zijn hart zich in hem omdraait. Hoe kan de HERE het één en het ander toelaten? Hoe kan de HERE toestaan dat Zijn volk Hem Zijn eer en Zijn recht ontzegt? Dat is het eerste.
Maar dan ook: hoe kan de HERE nu toelaten dat de wereld de kerk overspoelt, dat de wereld de kerk ten onder brengt? Dat is het tweede.
Wat was er precies aan de hand? Habakuk leefde nadat er, na de reformatie onder koning Josia, weer een samenzwering was geweest onder het volk (Jer. 11) Men was toen weer teruggevallen in de zonden en de overtredingen van de vaderen: eigenwillige godsdienst en rechtsverkrachting. Daarbij gingen de herders voorop: de priesters en valse profeten zongen in het éne koor van het compromis met de wereld van hebzucht, genot, lusten en onreinheid. De wereld waar het recht van de sterkste heerste, waar de arme, de weduwe en de wees verdrukt werden. Zo werden de wetten en inzettingen van de HERE geminacht.
Habakuk heeft het daar als godvrezend man heel moeilijk mee. Hij ziet in dat verval de Hére niet aan Zijn eer en aan Zijn recht komen. Hij ziet dat er geen hartelijke liefde voor Hèm is. Maar dat men in plaats daarvan liefde heeft voor zichzelf en zijn buik. Ook bij het volk ziet hij een brede afval van de HERE: als de mens maar aan zijn trekken komt.Waarom en hoelang?
Habakuk klaagt:Waarom doet Gij mij ongerechtigheid zien? (...) Ja, onderdrukking en geweld zijn voor mijn ogen, en er is twist, en tweedracht verheft zich. Daarom verliest de wet haar kracht (1: 3, 4).
Het recht van de HERE wordt vertrapt. Onrecht wordt recht gepraat. Gods wet wordt verkracht. Het gevolg daarvan is dat ook de mensen die God wel vrezen daaronder moeten lijden. Zij, die willen opkomen voor de eer en het recht van de HERE in de kerk wordt de mond gesnoerd. Habakuk zegt dat in 1:4 zo:nimmer komt het recht te voorschijn, want de goddeloze omsingelt de rechtvaardige, daarom komt het recht verdraaid te voorschijn.
Een beroep op het Woord van God werkt niet meer. De rechtvaardige wordt monddood gemaakt. Er is vervreemding ontstaan, een totale verwijdering tussen degenen die de HERE willen vrezen en dienen en de rest die in de kerk de overhand heeft. Er is een wereldse levensstijl in de kerk: geweld, bedrog, onrecht, zondige praktijken. Maar niets lijkt de ontwikkelingen te kunnen stoppen. Er komt geen inkeer, geen ommekeer. Waar is de HERE? HERE grijp toch in!Hoelang HERE, roep ik om hulp en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U, geweld en gij verlost niet?
Straf
De HERE heeft geantwoord op de klacht van Zijn profeet (1:5-11). Hij zal de niemand en niets ontziende Chaldeeën laten komen. Schrikkelijk en vreselijk (1:7). Alles zou omvergeworpen worden in Israël. Juda zou overspoeld worden door goddeloos geweld. Als straf van de HERE Zelf, als Zijn verbondswraak:Ik verwek de Chaldeëen.
Het is Zìjn aanzegging. En daarom zàl dit ook gebeuren, dat weet de profeet zeker. Maar ook dáár is Habakuk door verontrust. Want wat blijft er dan nog over van de kerk? Hoe kan de HERE er nu op uit zijn dat goddeloosheid van buiten de kerk, de kerk zelf totaal wegvaagt? Dan is het vervolg toch nog erger dan het begin?
Er wordt aangenomen dat er tussen 4: 11 en 4:12 een aantal jaren liggen, waarin de voorzegging van de HERE werkelijkheid was geworden. De Chaldeeën waren intussen gekomen en hadden Gods volk bruut overrompeld. De profeet moest constateren dat de rechtvaardigen ook hiervan de dupe werden. Daarom is zijn vertwijfeling: zo’n verwoestende strafexpeditie past toch ook niet bij de HERE? Ook die tweede klacht kwam recht uit het hart van de profeet die worstelt met de werken van de HERE, met Zijn beleid. Hoe kan dat ooit goed komen?
Waar Habakuk zo verbijsterd over is, zien wij ook terug in de kerkgeschiedenis. Wanneer de kerk ontrouw wordt door de leugen en de zonde een wettige plaats te geven en het recht te verdraaien, zien ook wij de HERE komen met Zijn straf van verblinding, ongeloof en ontkerkelijking. Ook in het afgelopen jaar werden we ons weer bewust van deze ontwikkelingen in Nederland. De leegloop van de kerken ging voort. De satan zette zijn verwoestende werk voort juist in de kerken.
Maar in het afgelopen jaar steeg ook het gebed naar boven van hen, die de HERE trouw willen blijven. De klacht van Habakuk mag daarom ook onze klacht zijn: HERE, waarom, waartoe?Wachten op antwoord
Maar Habakuk weet ook: God is toch de trouwe God, HERE, mijn God, mijn Heilige (vers 12)! Habakuk blijft als kind opzien naar zijn Vader. Daarom blijft er voor Habakuk maar één ding over: bìdden en pleiten op de trouw van God.
Zoals Mozes dat eens deed op de Sinaï toen de HERE het volk Israël van de aardbodem wilde wegvagen na de zonde met het gouden kalf. Habakuk ging met zijn klachten tot de HERE, lezen we in 2:1:Ik wil gaan staan op mijn wachttoren en mij stellen op de wal, ik wil uitzien naar wat Hij, de HERE, tot mij spreken zal en wat ik moet antwoorden op mijn klacht.
Habakuk uitte zijn klacht tot de HERE. Niet met gebalde vuist, maar met gevouwen handen. Hij ging geduldig wachten op het antwoord dat hij als profeet van de HERE mocht verwachten.
En dan antwoordt de HERE:Schrijf het gezicht op en zet het duidelijk op tafelen, opdat men het in het voorbijlopen zal kunnen lezen (2:2).
Habakuk moest van de HERE horen: dit is nu Mijn beleid. Ook al begrijp je het niet, het gezicht van de verwoestende straf is en blijft Mijn beleid. Dat moet nu ook aan iedereen bekend gemaakt worden. Waarschijnlijk moest Habakuk de gerichtsaankondiging van de Chaldeeën (1:5-11), die opnieuw zouden komen, op een groot bord schrijven. In onze vertaling staat "tafelen", meervoud, maar de meeste uitleggers kiezen de vertaling één groot bord. Habakuk heeft waarschijnlijk met dit bord midden in het drukke Jeruzalem gestaan. Zodat iedereen die nieuwsgierig was het kon lezen: het gericht van de Here komt zeker! (2:3)Want wel wacht het gezicht nog tot de bestemde tijd, maar het spoedt zich zonder falen naar het einde
De HERE volvoert zijn raadsbesluit. Hij kent daarbij geen oponthoud, geen vertraging, geen misrekening. Ook wat betreft zijn verbondwraak niet. Juist ook daarin toont Hij zich de trouwe en de heilige God. Ook daarin is Hij echt de Verbondsgod van Zijn volk.als het vertoeft verbeidt het, want komen zal het gewis; uitblijven zal het niet.
‘Als het vertoeft verbeidt het’, betekent: al is het oordeel er nog niet, blijf het daarom wel verwachten. Want het komt echt, dat is zeker!
Habakuk lijkt geen antwoord te hebben gekregen op zijn klacht aan de HERE. Want de HERE antwoordde: Ik zet Mijn straf door, verkondig dit nu maar zo aan mijn volk. Laat ze het allemaal maar weten. Waarom? Om daarin Zijn verkiezing en verwerping uit te voeren. En concreet, omdat de HERE Zijn volk nog wil waarschuwen, en hen niet allemaal wil laten omkomen. Door Zijn verbondsdreiging zoekt Hij nog bekering (Ez. 33:11). Ook in Zijn verbondsdreiging, zelfs in het uitvoeren van Zijn straffen, is de HERE nog genadig. Zo gedenkt Hij nog aan Zijn verbond, en zoekt Hij met Zijn tuchtigende Hand nog Zijn volk tot in het uiterste.Gericht
Zo moeten ook wij dat zien wanneer de afval en verwereldlijking in de kerken om zich heen grijpen. Wanneer dat tot in onze eigen huisgezinnen zichtbaar wordt. Ook dat gaat niet buiten de HERE om. Ook daarin houdt Hij vast aan zijn verbondsdreiging en verbondswraak.
De HERE wil ook dàt onder de aandacht van al Zijn gedoopte kinderen brengen. De HERE werkt schiftend in Zijn beleid. Hij zoekt het behoud van hen die geloven. Maar Hij verwerpt hen die ondanks Zijn liefde en Zijn waarschuwing, niet willen geloven. Over die laatste spreekt 5:4:Zie, opgeblazen, niet recht is zijn ziel in hem.
Opgeblazen, dat is: hoogmoedig en niet ootmoedig. Zijn ziel 'verheft zich', zegt de Statenvertaling. Hij zoekt als kind van het verbond toch niet de eer en het recht van de HERE, maar eigen eer en daarom eigen recht. Dat zie je niet altijd aan de buitenkant. Maar de HERE ziet het hart aan. De ziel verheft zich tegen de HERE. Daarover komt, bij volharding, Gods oordeel.
Er is voor Gods volk nog steeds een heden van genade. Er is nog terugkeer mogelijk ook voor hen die Gods wet zijn gaan verachten of afgedwaald zijn van de kerk. Daarom moet hen de dreiging van het oordeel, ook van het laatste oordeel voorgehouden worden. Zo wil God nog terugkeer, nog inkeer bewerken. We moeten zien dat de HERE zó, met deze indringende woorden van oordeel en gericht een laatste appèl wil doen, op hen die eigen wegen gaan en die Zijn liefde daarmee verwerpen.Door geloof alleen
Misschien denkt u: is dàt nu een bemoediging, al die woorden van oordeel en dreiging? Is het dan toch niet hopeloos met een God, die Zijn gerichten aankondigt en uitvoert juist ook over Zijn kerk? Maar vergist u zich niet, God wijst hier wel degelijk de enige weg van behoud aan. Die kan alleen bestaan in geloof, in waar geloof, dat verbonden is met liefde en volharding. Het vaste geloof in de beloften van God en in de God van de beloften. Het geloof dat alles van de HERE alleen verwacht. Alleen in die weg is er behoud. Dat moet Habakuk ook leren in het antwoord van God. Dat zijn de woorden van het evangelie van Jezus Christus. Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God! (Ef. 2: 8). Habakuk en alle rechtvaardigen, moesten zich in die moeilijke tijden van uiterste beproeving vastklemmen aan hun God en HERE. Zeker weten: wat Hij belooft, zal Hij ook geven. Hij geeft niet alleen de vloek, maar ook de zegen, voor wie Hem vrezen. Zij moesten in alle gerichtsdreiging weten: toch zorgt de HERE voor mij. Door alles heen zoekt Hij mijn behoud. Maar wel alleen in die weg van vertrouwen en geloof in Hem. Zo is er voor mij ontkoming. Habakuk hoort daarom de HERE zeggen in vers 4b:maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven
De rechtvaardige, dat is hij die Gods eer en recht zoekt, de HERE vreest en in Hem oprecht gelooft. Voor die rechtvaardige is er verlossing door de gerichten heen. De HERE zal een overblijfsel overhouden. Ook in de gerichten zoekt de HERE de rechtvaardigen: De Here kent de weg van de rechtvaardige (Ps.1: 6). Opdat zij volharding zullen tonen. Opdat zij gelouterd worden en weten: alleen door geloof is er uitkomst in deze zondige en wetteloze maatschappij. Alleen door geloof kan de kerk worden behouden. Alleen door het geloof in Jezus Christus, dat al zijn heil en welvaart van Hem verwacht. Het geloof dat afziet van eigen werken en prestaties. Het geloof dat leeft van genade.
In een tijd van massale kerkverlating en toenemende wetteloosheid mag de gelovige ook nu weten: de HERE wil mij ook hierin en juist hierdoor aan Zich binden en beproeven op de echtheid van mijn geloof.Beproeving
Zo heeft de HERE dat gedaan in het afgelopen jaar.
Er was door moeiten en druk heen steeds weer de beproeving om geloof en geloofsgehoorzaamheid te tonen. Substantiële groei van de kerk bleef uit, sommigen verlieten verbitterd de kerk vanwege opstand tegen de uitspraken van het kerkverband. Bij anderen dwaalden kinderen weg. Nog weer anderen kregen smaad te verduren vanwege hun kerkgang. Zo ervoeren we allemaal het verdriet van de gevolgen van afval en afdwaling.
En om ons heen zien we een samenleving waar de heidenen de toon aangeven.
Dit alles kan bij ons tot een aanvechting zijn: waarom toch HERE? Komt u zó aan uw eer en uw recht?
Maar we mogen weten: het is allemaal door de HERE voorzegd. Ook de Here Jezus zegt in Matt. 24:11-13:En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. Maar – en dàt verbindt de Here nu aan deze trieste en verbijsterende ontwikkeling als een grote tegenstelling: - wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
Wie volhardt tot het einde
Laten we niet zeggen: HERE, komt er dan nooit een einde aan uw gerichten? Moet dan alles kapot? Want de HERE heeft gezegd: er komt een einde! Dat einde komt zeker. Maar de HERE wil onze volharding tot dat einde. Hij wil niet dat we tussentijds afhaken. Of de moed laten zakken. Hij wil ook niet dat we daarom maar eigenwillige wegen bewandelen om zaken naar ons toe te trekken.
Als u gelooft en de beloften van de Here blijft vasthouden, zorgt de HERE ervoor dat u behouden wordt, ook al wordt het nog zo zwaar.
De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft bij zijn bemoediging en vermaning in hoofdstuk 10, de bovenstaande woorden uit Habakuk gebruikt.
Hij zegt eerst vanaf vers 32 tot de gelovigen die beproefd werden: u hebt in het verleden al zo vaak lijden doorworsteld, smaad en verdrukking ondergaan en met gevangenen meegeleden en geaccepteerd dat ze u alles hebben afgenomen, omdat u wist dat u zelf een beter en blijvend bezit hebt. U hebt volharding nodig. Om de beloften van God te blijven omhelzen. Om de wil van God te blijven doen, om rechtvaardig te blijven, want zo zult u krijgen wat beloofd is.
En dan volgt in Hebr. 10:37Want een korte, korte tijd, en Hij die komt zal er zijn en niet op zich laten wachten, en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven
Het einde, de wederkomst van Christus komt en zal niet op zich laten wachten. Alles wordt door de HERE in gereedheid gebracht voor die wederkomst. En mijn rechtvaardige, zal uit geloof léven. Uit de volharding van het geloof, het blijven vasthouden aan de beloften, zo zal er behoud zijn. Léven met Christus in de eeuwige heerlijkheid.
Zo mogen we ons laten bemoedigen door de woorden van God, gesproken in een tijd waarin ook wij verbijsterd staan over de afval. Een tijd waarin ook wij voortdurend beproefd worden om het geloof vast te houden. En om dat anderen voor te houden. Alleen zó is er redding.
Dan haken wij niet af als het zwaar wordt. Dan worden we niet nalatig, dan deserteren we niet uit de strijd, dan onttrekken we ons niet, want dat leidt tot verderf, zegt de Hebreeënschrijver (10: 38, 39).
Laten we bidden of de HERE ons het geloof wil laten behouden, of Hij ons wil vasthouden in het geloof. Want dat geloof dat tot behoud is, is uitsluitend een gave van God. Het is geen eigen werk, het is niet uit onszelf (Ef. 2:8).
Voor ons ligt, zo de HERE wil, een nieuw jaar. Een nieuw jaar van bidden en werken. Een jaar van hopen en verwachten. Een jaar waarin misschien de moeiten en verdriet zich opnieuw kunnen opstapelen. Maar ook een jaar waarin de HERE ons op ons gebed Zijn genade en het geloof wil blijven geven. Laten we ons dan door Hem ook zo laten bemoedigen.