De lankmoedigheid van de liefde in de gemeente


De liefde is lankmoedig 1 Kor.13:4

In de vorige Schriftoverdenking hoorden we hoe de apostel ons aanwijst dat Gods kinderen Hem moeten afbeelden in Zijn liefde. Ja, dat zij aan het beeld van de Zoon gelijkvormig moeten worden, vooral wat betreft Zijn liefde voor de Zijnen.
We zagen hoe die liefde tot God en dus tot elkaar in de gemeente samenbindend werkt. Zij uit zich niet in allerlei bijzondere dingen, waar de gemeente van Korinthe prat op ging, maar in de heel gewone zaken in de kerk, in de dagelijkse gang van het kerkelijke leven. En verder zegt de Schrift, anders dan het geval is met geloof en hoop: de liefde is blijvend.

Nu willen we uit de Schrift aanwijzen wat het betekent wanneer die liefde in de gemeente wordt aangewezen als lankmoedig.
Wij moeten de HEERE afbeelden in Zijn liefde. En daarover spreekt de Schrift in het Oude en Nieuwe testament heel duidelijk, dat in het volvoeren van Zijn raad over de Zijnen Zijn lankmoedigheid openbaar wordt.

Het woord lankmoedig is een ouderwets woord, dat in de gewone spreek- en schrijftaal niet meer gebruikt wordt.
Het is moeilijk een ander woord te vinden dat hetzelfde uitdrukt. Zowel de Herziene Statenvertaling als de Nieuwe Bijbelvertaling geven het weer met het woord geduldig. Maar die vertaling doet tekort aan de eigenlijke betekenis van het woord.
Zowel in de taal van het Oude als van het Nieuwe Testament bestaat het woord uit twee onderdelen, namelijk: langzaam en toorn.
Het gaat wel terdege over de toorn van God. Die is er: Psalm 7:11 God is een rechtvaardig Rechter en een God, Die te allen dage toornt.
Dat element van de toorn is niet meer aanwezig in het woord geduld. Een zieke moet geduld hebben en wachten op de genezing.
Getrouwden moeten soms lang wachten op de komst van een kind. Abraham moest geduld oefenen en wachten op de vervulling van Gods belofte. Maar dat is iets heel anders dan wat er in het woord lankmoedigheid opgesloten is. Daar zit het element van toorn niet in.
Het betekent dat de HEERE Zijn toorn inhoudt en wacht met de volle openbaring van Zijn toorn.
Dat wachten van de HEERE bracht Asaf er toe om in Psalm 73 daarover te klagen. Maar, zegt hij, totdat ik het heiligdom binnenging en op hun einde lette. De HEERE zet hen op gladde plaatsen.
In Matt.11 lezen wij hoe Johannes de Doper aanstoot nam aan het uitblijven van het gericht. Hij had met zoveel ernst Israel gewaarschuwd dat het gericht nabij was, de bijl ligt al aan de wortel van de boom, maar er leek niets van te komen. Christus leek niets anders te doen dan werken van barmhartigheid. Maar de Heere Jezus Christus noemt dat: aanstoot nemen aan Hem.
Maar wie denkt dat de HEERE niets doet en dat Zijn toorn niet of nauwelijks aanwezig is of zelfs denkt dat die toorn helemaal niet bestaat, wordt door de HEERE gewaarschuwd in de brief aan de Romeinen 2:5: in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods.
In de Statenvertaling staat het nog kernachtiger: zulke mensen vergaderen zich de toorn van God als een schat. Zoals iemand zijn geld geregeld inlegt bij de spaarbank en het saldo steeds groeit, zo is het met deze ongelovigen: hun ‘schat’ in de hemel, het saldo van Gods toorn over wat zij elke dag tegen de HEERE misdrijven wordt met de dag groter!
En de Heere Jezus Christus zegt zelfs dat voor zulke mensen het beter zou zijn geweest als er een eind aan hun leven kwam, zodat zij niet nog meer toorn opsparen: Mrk.9:42 Luk.17:2 En wie een van deze kleinen, die geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen.

Toch is de HEERE langzaam tot toorn.
De Heere Jezus Christus zei Matt.5:45: God laat Zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Maar dat betekent niet dat wij de lankmoedigheid van God moeten beschouwen als een soort algemene genade voor alle mensen, dus ook voor de ongelovigen. Wie zo redeneert, gaat uit van de feiten zonder de Schrift te kennen en te verwerken.
We komen hier in aanraking met de theorie van dr. A. Kuyper over de algemene genade, de gemene gratie. Het is hier niet de plaats om daar uitvoerig over te spreken.

Wat is dan die lankmoedigheid van de HEERE?
Het betekent een opschorting van het laatste oordeel. De HEERE doet dat om Zijn eer te vestigen. Immers, de HEERE had de zonden laten begaan onder Zijn verdraagzaamheid en de heidenen laten wandelen op hun wegen. Dat deed de HEERE om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen.
Uit het Oude testament hebben we het voorbeeld van de vierhonderd jaar uitstel van de vervulling van de belofte over het land Kanaän. De maat van de zonden van de Amorieten was nog niet vol. Het was toen uitstel om Gods rechtvaardigheid te betonen. En daarvoor moesten toen Gods kinderen wachten.
Daardoor zorgt de HEERE er voor dat er in de wereld een plaats is voor de kerk. Zo laat de HEERE door Zijn apostel Petrus schrijven aan de gelovigen die klagen dat het zo lang duurt voor de HEERE komt met Zijn oordeel: God is lankmoedig jegens ons omdat Hij niet wil dat enigen van de Zijnen verloren gaan, 2 Petr.3:9. Zij moeten allen worden binnengebracht in de feestzaal van de bruiloft.
De gelijkenis van de onrechtvaardige rechter, die een verongelijkte weduwe zo lang liet wachten op haar recht wordt door Christus afgesloten met de uitspraak: Luk.18:7
Zal God dan Zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij hen soms lang laat wachten? (Betere vertaling van de Herziene Statenvertaling -
Het woordje ‘soms’ staat dus niet in de oorspronkelijke tekst).
Zo werkt de HEERE. Hebben wij iets te klagen over wat men ons aandoet? Wat is dat vergeleken met de hoon en de smaad die de HEERE wil verdragen?
Daarom laten wij ons vermanen door Gods Woord: 2 Petr.3:15
houdt de lankmoedigheid van onze Heere voor zaligheid.

Maar dan de toepassing van dit alles op ons leven in de gemeente. We zagen dat de HEERE de liefde heeft aangewezen als de verkeersweg van de heiligen, als de gouden straat in het Nieuwe Jeruzalem, waarop wij met elkaar mogen wandelen.
De liefde wordt dus lankmoedig genoemd, maar dat betekent niet: geduld hebben, maar wat over zijn kant laten gaan, maar wat laten begaan. Maar ook hier betekent het: de toorn inhouden.
Er moet dus toorn over de zonde zijn, maar die moeten wij dan inhouden, dat betekent niet zonder laten uitbarsten.
Allereerst moeten we bedenken dat het moet zijn: toorn over de zonden. Dat is op zichzelf al een moeilijke opdracht. Dikwijls zijn we boos en verontwaardigd wanneer we denken dat wij beledigd zijn of ontrecht. Maar het moet zijn een heilige toorn vanwege het schenden van het recht van de HEERE.
In onze lankmoedigheid moet het gaan om de heerlijkheid van de HEERE: Kol.1:11 Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht Zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld.
Het moet een zaak van liefde zijn, om de broeder of zuster te behouden. Zo heeft Christus aangewezen hoe de tucht in de gemeente begint met het onderling vermaan opdat de ander behouden mag worden. Daarom moet de kerkelijke tucht altijd toegepast worden met veel geduld, behalve wanneer het gaat om ergerlijke openbare zonden of wanneer het gaat om het beschermen van de kudde. Dan moeten de wolven die de schapen verstrooien ontmaskerd worden. In de regelingen voor de kerkelijke tucht wordt dan ook gesproken over veel vermaningen.
De liefde die lankmoedig is spiegelt af de liefde van Hem Die in Zijn lankmoedigheid Zijn raad vervult.
Wij mogen leven in een wereld die door Gods lankmoedigheid nog altijd bestaat en waar plaats van leven is voor de gelovigen. Wij blijven roepen om de komst van de Heere Jezus Christus Die de levenden en de doden zal oordelen.
De HEERE heeft beloofd dat Hij diegenen, die met Hem lankmoedig zijn geweest om Zijnentwil, mee zal laten oordelen over degenen die de lankmoedigheid van God hebben gehoond en om de lankmoedigheid van de gelovigen hebben gelachen.