Prediking - in de ruimte


Als kerkleden mogen wij leven in dankbare verwondering over het werk van de HEERE in de reformatie van zijn kerken. Hij heeft ons in de ruimte gezet van zijn verzorging van de kudde! Elke zondag opnieuw ervaren wij de vrede van de zuivere bediening van Gods Woord. Verder kunnen wij onze kinderen toevertrouwen aan de catechetische zorgen voor hen. Onze gezinnen worden pastoraal verzorgd. Als kerkleden mogen wij ons samen verdiepen in Schrift en belijdenis.
Wat een weldaden en zegeningen!

De deformatie van de prediking


Onze dankbaarheid wordt onder meer verdiept wanneer wij terugdenken aan de benauwdheid van de deformatie van de kerken, die ons leven verduisterde.
Het was met name in de prediking dat de deformatie van de kerken de laatste tien tot vijftien jaar met een ontstellende snelheid om zich heen heeft gegrepen.
Dat begon in Kampen, waar een nieuwe koers werd ingeslagen met betrekking tot de homiletiek – het onderdeel van de theologie dat zich bezighoudt met de prediking. Daarin werd er steeds meer nadruk gelegd op de positie van de hoorder. De hoorder moet in beeld komen, heette het. Vandaar de zogenaamde preekvoorbereidingsgroepen – daar moest de prediker het van hebben om zijn preek te doen ‘landen’ in de gemeente, was het devies.
Deze moderne aanpak kwam voort uit het verlangen de gemeente te leren als christenen in de moderne wereld te leven. Maar daarmee werd afgestapt van de door de HEERE gewerkte antithese en de deur geopend voor de aanpassing aan de moderne afvallige wereld.
Daardoor kreeg het religieus consumentisme in de kerken ruim baan.
Religieus consumentisme betekent dat de kerkganger op zijn wenken bediend moet worden en dat zijn eigen religieus verlangen bevredigd moet worden.
De preekvoorbereidingsgroepen werkten dat in de hand. Wat mensen zèlf denken nodig te hebben gaat dan de prediking bepalen en niet wat de HEERE zegt. Terwijl het juist de verkondiging van het Woord van God is die ons leert wat wij nodig hebben en daarvan geldt wel heel bijzonder wat de HEERE Zelf aan zijn volk zegt:
    Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des HEREN.
    Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten, Jes. 55:8-9.

In het verleden hebben wij in REFORMANDA meermalen geschreven over de prediking en opgeroepen tot terugkeer naar het Schriftuurlijk gereformeerde begrip van de prediking.
Wij wezen daarbij steeds weer op de unieke plaats van de prediking. We kunnen daarbij leren van Calvijn, de man die méér dan iemand anders de kracht van de prediking heeft ontdekt en in de praktijk van zijn eigen prediking ook altijd aan de gemeente heeft toegediend.
Hij noemt de prediking de schat die aan de kerk in bewaring is gegeven. Immers, in de prediking is het zo: “Een menselijke stem laat de lucht resoneren. Toch heeft deze stem zo’n kracht, dat onze zielen aan de dood worden ontrukt”. Mensen leren de Here daardoor kennen en worden tot de zaligheid geleid. Ze worden erdoor bevrijd van de banden van de duivel. Dat nu is Gods eer.
Hij rekent Schriftuurlijke prediking dan ook als een kenmerk van de ware kerk.
We blijven dan ook bij de vanouds gereformeerde opvatting, die ook in de inrichting van een gereformeerd kerkgebouw tot uiting komt, namelijk dat de preek het centrum is van de eredienst.
Preken is dus niet: een vroom verhaal vertellen of eigen ervaringen opdissen of met allerlei voorbeelden komen uit de praktijk van het dagelijkse leven. Het hoogheilig ambt van de bediening van het Woord moet van 's Heren wege zeggen: zo spreekt de Here!
Wat valt er dan niet een hoop banaals weg, dat in het verleden in de preken in de Gereformeerde kerken vrijgemaakt is binnengeslopen! Een conferencier móet wel bijzondere grappen en sterke uitspraken uitkramen om zijn publiek te boeien - hij moet daar immers van leven! Maar dat hoeft een prediker niet te doen. Wanneer hij de hoorders hun plaats laat zien in het grote geheel van Gods heilswerk dat bezig is werkelijkheid te worden van alpha naar omega, zullen ze getroost en dankbaar en blij de kerk uitgaan. Want ze hebben de stem van de Goede Herder gehoord!
Wij blijven ook nu nog altijd aandacht vragen voor de unieke plaats van de prediking.
En wij houden daarbij vast aan de vanouds gereformeerde opvatting, die ook in de inrichting van een gereformeerd kerkgebouw tot uiting komt, dat de preek het centrum is van de eredienst.

Narratieve prediking


Eenmaal overgeleverd aan de valse mening als zou de predikant de verlangens van de gemeente moeten bevredigen
ontspoorden veel preken.
Wij kregen de zogenaamde narratieve prediking. Een variant daarvan is de preek te doen opgaan in het vertellen van een zelf verzonnen gelijkenis.
In dit soort prediking leefde de prediker, in zijn verlangen om gehoor te vinden, zich uit in fantasieën. Wij noemen enkele van de voorbeelden: een gefantaseerd gesprek dat de apostel Johannes, oud geworden, voerde met een herder die in het veld van Efratha erbij geweest was, jaren geleden – zo kwam volgens de prediker de proloog van het evangelie van Johannes tot stand.
Of het eveneens gefantaseerde verhaal van de kapitein van het schip, waarmee Jona dacht zich aan Gods opdracht te kunnen onttrekken. Of een gefingeerd verhaal over wat er zich zo al afgespeeld moet hebben in het gezin van Maria, waar de broers van de Here Jezus immers eerst niet in Hem geloofden.
Kortom – van de majesteit van het Woord van God, van de ernst van de bediening van de sleutel van het Koninkrijk van God bleef in feite weinig meer over. Steeds meer verwerden preken tot causerieën, waarin van de predikant verwacht werd dat hij de aandacht van de gemeente kon trekken en vasthouden door verhaaltjes en anekdotes.
Het werd steeds meer mensenwoord. Zelfs de tekst van de tien geboden was niet meer veilig voor de egocentrische experimenteerzucht van voorgangers die populistisch preekten.
Heel deze verwording van de preek valt onder het oordeel van de HEERE over degenen die aan zijn Woord iets toevoegen. Hij Zelf heeft immers Zich geopenbaard in zijn heilig en goddelijk Woord, namelijk voor zover dat voor ons in dit leven nodig is tot zijn eer en het behoud van de zijnen, artikel 5 Nederlandse Geloofsbelijdenis.

De stem van de gemeente?


Het is te begrijpen dat, toen eenmaal de devaluatie onweersproken bleef, er meningen werden uitgedragen die nog veel verder gingen.
Niet langer was de prediking het centrum van de eredienst. Het zingen van de gemeente had evenveel waarde in zichzelf als de preek, zo werd in een rapport van deputaten liturgie aan een synode voorgelegd en die synode liet dat onweersproken.
Dat betekende een herleving van de oude dwaling van de Duitse theoloog Friedrich Schleiermacher (1768-1834) die uitsprak: “de gemeente drukt uit in eredienst en prediking wat zij ondervonden heeft in contact met God”. De preek is in die opvatting niet méér dan de stem van de gemeente, van haar belevenissen, en niet de boodschap van de HEERE aan zijn volk.
De liturgische ontwikkelingen in de Gereformeerde kerken vrijgemaakt staan niet los van deze opvattingen over de preek. Het subjectivisme, zoals dat in de evangelische beweging domineert, heeft daar steeds meer invloed gekregen. De betekenis van de preek werd steeds meer gedevalueerd en dat betekent tegelijk dat de eredienst een ander karakter krijgt.
Preken werd steeds meer: een vroom verhaal vertellen of eigen ervaringen opdissen of met allerlei voorbeelden komen uit de praktijk van het dagelijkse leven.
Het blad BIJ DE TIJD was daarin wel het meest uitgesproken. Het heeft verkondigd dat een preek in feite niet méér gezag heeft dan bijvoorbeeld een inleiding. In plaats van het met gezag afkondigen van het woord van de Zender werd de preek een bijdrage aan de discussie.
Het Grieks gebruikt voor preken echter een woord dat aangeeft dat een gezant, uitgezonden door en sprekend met gezag namens zijn Zender, een boodschap uitroept.

Meningen


Deze devaluatie van de prediking heeft wel heel duidelijk doorgewerkt in de besluiten van de laatste synode van de Gereformeerde kerken vrijgemaakt met betrekking tot het gebod van de HEERE om te rusten zoals dat in het vierde gebod tot ons komt.
Het is, aldus de officiële leer van de Gereformeerde kerken vrijgemaakt, niet méér dan een opinie, een particuliere mening, om vast te houden aan het paradijsgebod tot rust en ervan uit te gaan dat dat nog steeds Gods gebod is.
En tegelijk, aldus nog steeds de bindende kerkelijke uitspraken in de Gereformeerde kerken vrijgemaakt, is het een particuliere mening, een eigen opvatting, om te stellen dat dat gebod om te rusten voorbij is.
Beide particuliere meningen hebben dezelfde rechten en mogen dus in de prediking naar voren worden gebracht.
Dat is heel duidelijk devaluatie van de prediking. Geen verkondigen van het Woord van God, maar een mededeling aan de gemeente dat deze dominee zo denkt over het vierde gebod, een andere dominee weer anders.
We halen dit alles op om onze dankbaarheid te verwoorden dat wij van deze ellende verlost zijn, omdat wij in de kerk de HEERE weer horen spreken. Ook in de leespreken. Met blijdschap en dankbaarheid en vrede kunnen we weer naar de kerk gaan onder de bediening van Gods Woord.

Troost


Wat mag, wat moet de gemeente van een preek verwachten? Ik denk dat velen op die vraag zullen antwoorden dat zij troost verwacht.
Dat antwoord kan voortkomen uit een verkeerde instelling, alsof wijzelf, met ons tobben en ons verdriet, in het middelpunt zouden staan.
Dan is het rechte zicht op de enige troost verdwenen.
In verband met de voorbereiding op een preek over Zondag 3 heb ik mij beziggehouden met het Schriftuurlijke begrip van troost. Want ook deze zondagsafdeling staat onder het opschrift van de enige troost, ook al handelt zij uitvoerig over onze zonden en ellende.
Het waren met name de profeten, die steeds weer lieten zien dat troost er alleen is in de weg van bekering, in de weg van het kennen en erkennen van de zonde. Troost is er voor Sion, namelijk voor de treurenden. En de Knecht des HEEREN zegt dan ook aan Sion troost toe:
    Ik, Ik ben het, die u troost. Wie zijt gij, dat gij bevreesd zijt voor een sterfelijk mens, voor een mensenkind, dat als gras wordt weggeworpen? Jes. 51:12

De HEERE profeteert over zijn Knecht, dat Deze de opdracht krijgt
    om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking, Jes. 61:3.

Later heeft Hij, na zijn komst in het vlees, zalig gesproken hen die treuren:
    Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden, Matt. 5:4.
    Dat treuren is het treuren over de zonden, zoals de HEERE dat door zijn profeet Jeremia heeft aangewezen,

    Wat klaagt dan een mens in het leven! Ieder klage over zijn zonde.
    Laten wij onze wegen doorzoeken en doorvorsen en ons bekeren tot de HERE, Klaagl. 3:39-40.
    Die zonden leren wij kennen uit Gods Woord. Psalm 119 verbindt troost met het kennen en liefhebben en gehoorzamen van Gods geboden: vss. 50,52,76,82. Die geboden van de HEERE samen zijn dus toch de stok en de staf van de herder die troosten, Ps. 23:4.
    Die troost brengt ons tot de dankbaarheid dat de HEERE ons wil gebruiken in zijn dienst. De preek zal dan ook Gods volk verkondigen dat de HEERE ons ontdekt aan onze zonden, maar ook bevrijdt van de schuld en sterkt tot zijn dienst.
    Calvijn gaf als inhoud van zijn preken deze karakteristiek: God roept ons tot zijn dienst. Daarover later nog eens in een vervolgartikel.
    Wat een weelde, dat wij zo weer genieten mogen van het werk van de Heilige Geest door middel van de ambtsdragers!
    Wij zijn weer in de ruimte gesteld.