Jac. 1: 4-8:
4 Maar die volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volkomen en onberispelijk zijt en in niets te kort schiet.
5 Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden.
6 Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt.
7 Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen,
8 innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen.Wel twijfel aan eígen handelen
Uit de brief van Jacobus blijkt dat de gelovigen aan wie hij schrijft helemaal niet zo volmaakt waren. Dat er nu juist heel veel mankeerde aan hun denken, spreken en handelen. Er was noodzaak van twijfel aan hun eigen handelen!
Er is dus wel verschil in twijfel. De gelovigen mochten niet twijfelen aan de HERE. Aan Zijn verbondswoorden. Want dan konden ze ook niet bidden tot Hem. Daar voor was nodig dat ze in alles Hem als hun Vader erkenden en op Hem en Zijn beloften konden vertrouwen. En dat Hij het over hen te zeggen had. Anders was er sprake van schijngeloof. Dan hielden ze zich vroom, maar dan vertrouwden ze niet in alles op Hem. Dan waren ze dubbelhartig. Dan hadden ze een gespleten geest en dienden twee heren (vers 8). En dat leidde tot niets. Dan leken ze op een golf die doelloos wordt opgezweept door de wind, en dan heen en weer wordt geworpen (vers 6).
Zo vergaat het de mensen die door ja en nee tegelijk waarheid en leugen in hun leven toelaten. Dat werkt dan dóór in heel hun leven. Maar dan mogen ze ook niet verwachten dat de HERE hen wel zal geven wat ze Hem vragen. Want ze hebben het verbond met Hem verbroken, ondanks alle mooie woorden. Dat gevaar dreigt altijd, ook ons. Dat we de HERE aanvaarden en dienen voorzover ons dat uitkomt. Maar dan leven we als toneelspelers. Dan doen we alsof we kinderen van de HERE zijn, maar willen Hem toch niet van harte volgen. Jacobus houdt zijn lezers en ons voor dat het er in dit alles op aan komt, dat we een ongedeeld hart hebben voor de HERE. Dan zal Hij ons verhoren. Ja, dan zal Hij ons zelfs alles geven wat we nodig hebben (vers 5). Nodig om Hem te dienen.Bidden om wijsheid
Dat is de wijsheid die we nodig hebben. Om die wijsheid zullen we moeten bidden. Vooral als we de twijfel ontdekken - niet over de HERE en Zijn handelen. Maar twijfel over onszelf en ons eigen handelen. Of wij wel de goede keuze maken. Of wij wel onderscheiden waarop het aankomt. Daarvoor is wijsheid nodig. Helder inzicht. Hemelse wijsheid, die we alleen door de Heilige Geest en door middel van Gods Woord kunnen krijgen. Daarvoor wil de HERE gebeden worden.
Die aansporing tot bidden geldt maar niet voor een enkeling. In vers 5 staat: "indien iemand van u in wijsheid tekort schiet". Het is beter te vertalen: "een ieder van u die in wijsheid tekort schiet". Je moet de HERE bidden, wanneer je in wijsheid tekort schiet. En dat is dus niet maar incidenteel nodig, zo af en toe, wanneer je het echt niet meer ziet zitten. Nee, dat bidden is het bidden dat in Efeze 6 een plaats krijgt bij de geestelijke wapenrusting om stand te houden. Die wapenrusting is o.a. het zwaard van de Geest dat is het zekere en krachtige en ontwijfelbare Woord van God. Maar daarbij komt dan 6:18: “En bidt daarbij met een aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen.” Het gaat hier dus maar niet om een enkeling die minder wijs is. Nee, steeds hebben wij àllen die wijsheid nodig om de juiste keuzes te maken in de wereld. Om de hemelse wijsheid te laten regeren in onze onderlinge omgang, en in onze houding tegenover de HERE. Gods Woord zelf moet triomferen in onze daden.
Als we worden gewezen op verkeerde wegen, zondig handelen of spreken, laten we ons dan ernstig beproeven. Want we zullen ons er nooit van af kunnen maken door te zeggen: zo zijn we nu eenmaal; zo heeft de HERE ons gemaakt; met dat karakter van ons. Want die zonde is onze eigen schuld, ze komt voort uit de zuiging en de verlokking van onze eigen begeerte, zegt vers 14. De verzoeking en de zonde komt niet van de HERE. Zij zal hem gegeven worden
Wanneer we ons gelovig willen opstellen, voelen we ons juist klein en afhankelijk tegenover de HERE. Ons eigen handelen is feilbaar en zondig. Als we twijfelen over ons zelf, over ons eigen handelen is dàt niet verkeerd. Integendeel! Daarmee erkennen we onze zondige aard. Maar we moeten niet in die twijfel blijven steken. We mogen er niet in berusten. Het moet ons brengen tot onze Here Christus en onze hemelse Vader. We zullen ons handelen moeten toetsen aan Gods Woord. En we zullen bij een open bijbel in gebed moeten gaan om van Hem wijsheid af te smeken. Vragen om het juiste inzicht om naar zijn Woord te leven in concrete situaties. Vertrouwelijke omgang met de HERE is nodig, altijd.
Dan mogen we weten dat het gebed van een rechtvaardige veel vermag. Want God geeft zonder verwijt, zonder beperkingen, aan elk kind van Hem, dat Hem zoekt (vers 5). Laten we dat nooit vergeten en steeds vol vertrouwen tot de HERE gaan om inzicht en wijsheid te vragen. Om Hem alles voor te leggen. Ook de moeiten in gezin, op het werk, in de kerk.
Dan zullen we in die beproeving, de HERE bidden om in eigen handelen de hemelse wijsheid te tonen. En om weg te doen de wijsheid van deze aarde. Leest u hoofdstuk 3 en 4 van Jacobus daar maar eens op na. Hoe moeilijk dat ook moge zijn. Alle soorten beproeving van ons geloof vraagt een biddend leven bij Gods Woord. Dan leiden ze tot loutering den volharding.