In ons vorige hoofdartikel hebben we een begin gemaakt met de bespreking van het boek van dr. S. Paas, dat hij in 2001 publiceerde onder de titel Jezus als Heer in een plat land met de ondertitel Op zoek naar een Nederlands evangelie
We zagen daarin dat hij niet alleen pleit voor een verstaanbare evangelieprediking, maar vooral ook dat hij de nadruk legt op de zogenaamde inculturatie van die evangelieprediking. Dat deftige woord duidt aan dat de kerk, om aansluiting te vinden bij de ongelovigen van onze tijd, niet alleen hun cultuur moet kennen, maar zich er ook bij moet aansluiten. Dat kan alleen wanneer de kerk haar eigen cultuur drastisch verandert.
Daarover gaat het in dit artikel.
Cultuur
Cultuur is een beladen woord. Wat wordt er meestal onder verstaan? Vaak denkt men dan aan beschaving, geestelijke en zedelijke leven en vooral allerlei soorten kunst: muziek, schilderkunst, beeldende kunst, literatuur. Maar het woord cultuur wordt ook gebruikt om de sfeer of de gebruiken aan te duiden van een bepaalde groep of kerk, bij voorbeeld in de Christelijke Gereformeerde kerken of in de wereld van de media of in de Islam.
De westerse cultuur wordt steeds meer gestempeld door de cultuur van de ongelovigen. Dat is dus de moderne cultuur die vijandig is aan het Woord van God en zich verzet tegen de evangelieprediking.
De vraag die Paas en vele anderen met hem bezighoudt is dan ook hoe deze moderne mens benaderd kan worden.Benadering
Hoe moeten wij als kerkmensen volgens Paas de moderne mens in zijn cultuur benaderen? Welke methode moeten wij gebruiken om het evangelie zo aan hen te brengen, dat ze het niet alleen horen maar ook begrijpen, dat het tot hen doordringt waar het over gaat? En verder is uitermate belangrijk hoe de kerk zich opstelt tegenover deze moderne cultuur en hoe haar prediking en haar kerkelijke ordening en de tucht worden aangepast aan deze cultuur.
Om te beginnen moeten wij volgens Paas af van een kritische houding tegenover de moderne cultuur als zouden wij die alleen maar totaal moeten afwijzen. Maar, aldus Paas, die cultuur is niet totaal verdorven en er is nog zoveel goeds in.
Trouwens, wij maken toch ook gebruik van de moderne cultuur? Wij denken toch niet dat Noach samen met zijn zonen, zonder enige hulp van buitenaf, de ark heeft gebouwd? Dat grote gevaarte waar zoveel dieren in moesten. Hoe kwam hij aan het hout, aan de pek waarmee de ark bestreken moest worden en de ijzerwaren die hij nodig had voor de bouw? Zo maken wij toch ook nog dagelijks gebruik van de moderne cultuur in ons dagelijks leven.
Nee, er is nog zoveel goeds in de eigentijdse cultuur waarvan wij met een grote vanzelfsprekendheid gebruikmaken, pag. 50. Paas verwijst hier naar het meerjarenplan van de EO, 2000 – 2003.
En verder zijn er toch ook nog wel mensen die voor hun naasten willen zorgen en niet alleen maar uit zijn op eigen voordeel of genot. Die zelfs wel een voorbeeld geacht worden voor de kerkmensen.
Opmerkelijk dat woordje ‘nog’, dat uit de sfeer van de zogenaamde gemene gratie van Kuyper komt. Die leer houdt onder meer in: we leven samen met ongelovigen en bij hen is nog zoveel goeds dank zij Gods algemene genade. En verder is het heel opmerkelijk dit te horen verdedigen door iemand uit de Christelijke Gereformeerde Kerken, die toch hun oorsprong hebben juist in hun kritiek op Kuyper.
Wij hebben volgens Paas de neiging de moderne cultuur kritisch te doorlichten en moderne ontwikkelingen bij voorbaat te wantrouwen. Maar als wij de moderne mens willen benaderen zullen wij heel wat van onze ‘dierbaarheden’ moeten opgeven ter wille van het evangelie, om de kerk aantrekkelijker te maken voor buitenkerkelijken, 40. Dat wordt ook wel genoemd: de drempel verlagen voor buitenkerkelijken, waarvoor men zelfs vereenvoudigde en aangepaste kerkdiensten organiseert in plaats van de gewone kerkdienst.
Zo moeten wij volgens deze aanpassingspraktijk inzien en erkennen dat het christendom zijn vorm en inhoud heeft gekregen onder invloed van de westerse cultuur.Met andere woorden, ook onze westerse theologieën en ons westers christendom zijn inculturaties. Ze hebben een lange en rijke traditie, maar ze zijn niet noodzakelijk beter of slechter dan andere. Ze zijn eigentalige formuleringen van Christus........
Als we enigszins effectief zending willen bedrijven in de cultuur van niet-kerkelijke Nederlanders, zullen we deze mensen moeten leren kennen. Alleen zo kunnen we hun taal leren, hun gewoonten, hun tradities, gevoeligheden en dergelijke en alleen zo kunnen we het evangelie verwoorden en uitleven in hun ‘taal’, 53.
Daarom moeten wij bereid zijn veel van wat wij in ons leven van ouds geleerd hebben en wat ons geestelijk eigendom is geworden, op te geven ter wille van de buitenstaanders zodat zij op zijn minst het evangelie zullen verstaan.De christelijke taal en cultuur zijn vooral een taal en cultuur van het verleden, toen zij nog de taal en cultuur waren van grote delen van onze samenleving. Die tijd is definitief voorbij, 54.
En dat is méér dan een kwestie van taal. Het gaat dan bijvoorbeeld ook over ethische normen. Wij moeten niet aan de buitenstaanders vragen om hun cultuur te veranderen en zich aan te passen aan de cultuur van de kerken, 39.
Paas noemt dan het voorbeeld van een niet-kerkelijk samenwonend stel. Hij zegt daarvan wel eerst dat zij een levensstijl hebben die in het licht van Gods Woord niet hoort bij een christen.
Maar tegelijk vraagt hij of het zo moet blijven dat de kerk dat veroordeelt en afwijst en gedragsverandering als eerste voorwaarde stelt voor het kerklidmaatschap.
Daar hebben we er een voorbeeld van hoe wij volgens Paas ons moeten aanpassen aan de moderne cultuur:Christelijke kerken in Nederland staan voor de uitdaging om te begrijpen waarom een stel kiest voor samenwonen in plaats van trouwen. Samenwonen kan in de Nederlandse cultuur staan voor een keus tegen burgerlijkheid en voorspelbaarheid. Het kan financiële redenen hebben. Het kan ook te maken hebben met de angst voor binding. Gezien het hoogst individuele karakter van onze cultuur kan het duizend en een culturele motivaties hebben. Maar kerken die deze mensen willen ontvangen, zullen dus moeten uitleggen dat wij niet de God van burgerlijkheid en maatschappelijk fatsoen prediken en tegelijk dat Christus de genade verleent om mensen zich aan elkaar te laten vertrouwen en over te geven, 177.
Let wel: aan de ene kant zegt hij dat het ongehuwd samenwonen tegen Gods Woord ingaat, maar tegelijk neemt hij dat weer terug door die Schriftuurlijke overtuiging te bestempelen als de prediking van burgerlijkheid en maatschappelijk fatsoen in plaats van gewoon vast te houden aan de eis van de HEERE Zelf.
En die tweeslachtigheid om op die manier de drempel van de kerk te verlagen!Kerk in de 21e eeuw
Paas sluit zich aan bij de boodschap van drs. C.J. Haak, die hij op allerlei manieren telkens weer naar voren bracht en de kerken heeft ingedragen. Vooral door zijn boek Kerk in de 21e eeuw met de ondertitel weer kerk voor de wereld zijn, 1999. Dit boek, zo wordt het aangekondigd, rekent af met het idee van tevredenheid, dat de kerk-van-nu is zoals God haar bedoeld heeft.
Wat Haak daaronder verstaat? Hij heeft dat wel heel duidelijk in zijn boeken telkens weer uitvoerig uiteengezet.
We geven hier enkele voorbeelden van zijn idee van de kerk in de 21e eeuw.
Hij heeft kritiek op de belijdenis, de kerkorde en heel de structuur van de kerk die hij een domineeskerk noemt. Zo horen we van hem:Mijn hoofdbewering is dat de Here ons door een cultuuromslag in Nederland, en breder in West Europa, dwingt om weer echt kerk te zijn, 9.
De kerk moet radicaal veranderen, wil zij echt kerk voor de wereld zijn. Immers, volgens Haak moet de kerk van de afgelopen eeuwen gekenmerkt worden als leerstellig traditioneel, gesloten en onverzettelijk.
Daartoe is volgens hem nodig een reorganisatie en herstructurering van de totale kerkordelijke inrichting van de kerk. Datzelfde is nodig voor de zending en evangelisatie, omdat volgens hem de huidige structuur van de kerk daar niet op gericht is.
Hij doet in dat verband ook allerlei concrete vergaande voorstellen, die langzamerhand binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt beginnen door te werken.
Paas voegt er aan toe dat de kerken zoveel mogelijk moeten afzien van een formele en autoritaire manier van leidinggeven en beleid maken.
Opmerkelijk is wat hij schrijft over de kwestie van de vrouw in het ambt, 146. Het is hem namelijk opgevallen dat missionaire motieven in de discussie daarover nauwelijks een rol spelen. Hij ziet als missionair argument dat wij in een land en cultuur leven, waarin vrouwen geheel gelijkberechtigd zijn en waarin alle posities zowel voor mannen als vrouwen openstaan. Als de kerk de vrouw in het ambt niet toestaat stelt zij zelf zich daarmee tegenover de cultuur van de wereld. Hij voegt er wel aan toe dat hij zich niet wil mengen in de vraag of vrouwen wel of niet een ambt mogen bekleden in de kerk.
Ik heb in 2001 het boek van drs. Haak in REFORMANDA uitvoerig besproken en gewaarschuwd tegen deze ontwikkelingen. Die kritiek bleef geheel onbeantwoord, niemand scheen er zich iets van aan te trekken. De moderne ontwikkelingen bleken niet te stuiten. En Paas zal in Kampen het zijne doen om de kerken om te turnen, zoals Haak het al voorstelde. De kerk moet op die wijze missionair worden. Dat is momenteel en in de toekomst het klimaat van het onderwijs in Kampen.Een verouderde boodschap?
Wie zich door de Schrift laat leiden bij het nadenken over de inhoud van de evangelieprediking heeft geen moeite met de vraag over de boodschap. De Heere Jezus Christus heeft Zijn Geest gezonden tot bekering. De kern van de prediking van de apostelen en van de gelovigen was dan ook steeds de oproep tot bekering, omdat de Heere Jezus Christus komt om te oordelen de levenden en de doden.
Daarover hoop ik in een volgend artikel uitvoerig de Schrift aan het woord te laten komen.
Wat zegt Paas daarvan? Waar moet volgens hem de evangelieprediking op gericht zijn, niet alleen in de evangelisatie (door hem zending genoemd), maar ook in de kerkdiensten?
De kerk moet zoekend en opofferend ingaan in de cultuur van de wereld. Hij haalt voor die stelling het woord van de Heere Jezus Christus aan, dat Hij na Zijn opstanding tot Zijn discipelen sprak, Joh. 20:19-22, namelijk dat Hij hen uitzendt in de wereld zoals de Vader Hem gezonden heeft.
Dat is dan volgens Paas: om te zoeken en te redden wat verloren was. En dat zou dan allereerst moeten betekenen dat zij net als hun Meester solidair moeten zijn met de zieken, de armen en de onderdrukten. Daartoe is Hij immers uitgezonden, aldus beweert Paas zonder enig Schriftbewijs.
Hij spreekt er dan ook zijn afkeuring over uit dat de kerk zo vaak tot de wereld kwam met het vermanend opgeheven vingertje. De kerk moet eindelijk eens stoppen met haar volgens Paas (en Haak) ‘triomfalistische en manipulatieve evangelie’, 33. Hij meent dan ook te moeten waarschuwen tegen een superioriteitsgevoel bij kerkmensen. Daarbij zijn wij als Nederlanders bot en direct, Nederland is het geheven vingertje, 149. Maar dat aanwijzen van de slechtheid van de mensen is in feite niet méér dan een theologische constructie, een bepaald model van het evangelie dat nauwelijks nog aansluit bij enig levensgevoel van de ontvanger. Hij noemt het typisch westers- intellectueel, maar tegelijk ook verouderd. Wij moeten dan ook volgens hem in onze benadering van onze medemens niet inzetten bij de schuldvraag, maar bij het relationele aspect:Hiermee wordt aangehaakt bij de enorme crisis in relaties die plaatsvindt in onze cultuur: er is een sterke behoefte aan betrouwbare en blijvende relaties, die je tegelijk niet misbruiken of manipuleren 154.
Hij verzet zich dan ook tegen wat hij het methodisme noemt, namelijk dat mensen eerst moeten gaan inzien dat zij zondig zijn en zich moeten bekeren:Het is een menselijke leer die zich vermomt als christendom. Het centrum van het christelijk geloof is niet de zonde, maar Jezus Christus. In Hem zijn al overige schatten van wijsheid en kennis verborgen..... Tegen een methodisme dat zondekennis als voorwaarde stelt voor het ontvangen van genade, kunnen wij ons in de theologie en de praktijk van evangelisatie niet genoeg verzetten, 155.
De overtuiging dat de mens altijd dezelfde is gebleven, namelijk van nature geneigd God en zijn naaste te haten en dat het evangelie nu eenmaal niet ‘naar de mens’ is wordt door hem weggezet als een stereotiep mensbeeld. Alsof er geen echte veranderingen mogelijk zijn in het mensbeeld. Alsof de mens van de eenentwintigste eeuw dezelfde is als die van de eerste, de twaalfde of de zeventiende eeuw, 95.
In plaats daarvan moet de prediking aansluiten bij de hedendaagse noden, thema’s, vragen en angsten, 96.
Kortom, alleen zo is er de mogelijkheid de moderne mens te bereiken met het evangelie.
Tot zover de boodschap van Paas en Haak. Die wil dus niet alleen de evangelisatie veranderen, maar ook de prediking in de wekelijkse erediensten. Dit zal dan ook steeds meer de ‘cultuur’ van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt worden. En dan durft men in Kampen vol te houden dat het bij alle modernisering voluit gereformeerd is gebleven.
Tegenover dit evangelie van Paas, dit zogenaamde Nederlandse evangelie, willen we luisteren naar het enige evangelie dat in de hele Schrift ons door de HEERE zo duidelijk is geopenbaard. Ik hoop in het volgende artikel in te gaan op de beweringen van Paas en die te weerleggen door de Schrift te laten spreken over de inhoud van de evangelieprediking. En als er plaats is ook te schrijven over Christus en cultuur.